Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 25-01-2005
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2017, L 226).
- Bronpublicatie:
22-12-2004, PbEU 2005, L 3 (uitgifte: 05-01-2005, regelingnummer: 1/2005)
- Inwerkingtreding
25-01-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2004, PbEU 2005, L 3 (uitgifte: 05-01-2005, regelingnummer: 1/2005)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
Verordening van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren verlangt dat de Gemeenschap en de lidstaten bij het formuleren en uitvoeren van het landbouw- en vervoerbeleid ten volle rekening houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren.
- (2)
Bij Richtlijn 91/628/EEG van de Raad van 19 november 1991 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer (3) heeft de Raad voorschriften op het gebied van het vervoer van dieren vastgesteld om de technische belemmeringen voor het handelsverkeer in levende dieren uit de weg te ruimen, ervoor te zorgen dat de betrokken marktordeningen goed kunnen functioneren, en tevens een afdoende bescherming van de dieren te garanderen.
- (3)
In haar op grond van Richtlijn 91/628/EEG opgestelde verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de ervaringen van de lidstaten sinds de uitvoering van Richtlijn 95/29/EG van de Raad van 29 juni 1995 tot wijziging van Richtlijn 91/628/EEG inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer (4), heeft de Commissie aanbevolen de huidige communautaire wetgeving op dit gebied te wijzigen.
- (4)
De meeste lidstaten hebben de Europese Overeenkomst inzake de bescherming van dieren tijdens internationaal vervoer geratificeerd, en de Raad heeft de Commissie een mandaat verleend om namens de Gemeenschap onderhandelingen te voeren over de herziene versie hiervan.
- (5)
Met het oog op het dierenwelzijn moet het langdurig vervoeren van dieren, met inbegrip van slachtdieren, zoveel mogelijk beperkt worden.
- (6)
De Raad heeft de Commissie op 19 juni 2001 (5) verzocht voorstellen in te dienen om te zorgen voor een effectieve uitvoering en een strenge controle van de bestaande wetgeving, om de dieren beter te beschermen en hun welzijn te vergroten, de uitbraak en verspreiding van besmettelijke dierziekten te voorkomen, en strengere voorwaarden vast te stellen teneinde de dieren pijn en leed te besparen en het welzijn en de gezondheid van de dieren tijdens en na het vervoer te beschermen.
- (7)
Het Europees Parlement heeft de Commissie op 13 november 2001 opgeroepen om wijzigingsvoorstellen te presenteren op de bestaande communautaire regelgeving voor het vervoer van levende dieren, teneinde met name:
- —
het bevoegde wetenschappelijk comité te raadplegen over de tijdsduur van diertransporten;
- —
te komen tot een geharmoniseerd Europees certificaatmodel voor geregistreerde vervoerders, en de reisschema's voor het langeafstandsvervoer te harmoniseren;
- —
ervoor te zorgen dat ieder personeelslid dat tijdens het vervoer met levende dieren omgaat, een door de bevoegde autoriteiten erkende cursus heeft gevolgd; en
- —
ervoor te zorgen dat bij de veterinaire controles aan de grensinspectieposten van de Gemeenschap ook de omstandigheden voor het welzijn van de vervoerde dieren grondig worden gecontroleerd.
- (8)
Op 11 maart 2002 heeft het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren advies uitgebracht over het welzijn van dieren tijdens het vervoer. De communautaire wetgeving dient naar aanleiding hiervan te worden gewijzigd om rekening te houden met nieuwe wetenschappelijke bevindingen en er tevens bij voorrang voor te zorgen dat de handhaving ervan in de naaste toekomst goed kan worden gewaarborgd.
- (9)
Zodra de adviezen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) beschikbaar zijn, zullen er voorstellen met specifieke bepalingen voor pluimvee, katten en honden worden ingediend.
- (10)
In het licht van de ervaring die in het kader van Richtlijn 91/628/EEG met de harmonisatie van de communautaire wetgeving inzake het vervoer van dieren is opgedaan, en van de daarbij ondervonden problemen als gevolg van de uiteenlopende manieren waarop die richtlijn in de lidstaten in nationaal recht is omgezet, verdient het de voorkeur dat de communautaire voorschriften op dit gebied bij een verordening worden vastgesteld. In afwachting van nadere voorschriften voor bepaalde diersoorten met specifieke behoeften die een zeer klein gedeelte van de communautaire veestapel vormen, is het dienstig de lidstaten toe te staan bijkomende nationale regels vast te stellen of te handhaven voor het vervoer van dergelijke dieren.
- (11)
Om te zorgen voor een consequente en doeltreffende toepassing van deze verordening in de gehele Gemeenschap in het licht van het fundamentele beginsel dat dieren niet op zodanige wijze moeten worden vervoerd dat hun waarschijnlijk letsel of onnodig lijden wordt berokkend, moeten gedetailleerde bepalingen worden opgesteld die een oplossing bieden voor de specifieke problemen die zich in verband met de verschillende vormen van vervoer voordoen. Deze gedetailleerde bepalingen moeten worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met het bovengenoemde beginsel en moeten tijdig worden bijgewerkt wanneer zij, met name in het licht van nieuw wetenschappelijk advies, niet langer de naleving van bovengenoemd beginsel voor bepaalde diersoorten of typen vervoer garanderen.
- (12)
Vervoer voor commerciële doeleinden is niet beperkt tot vervoer waarbij een onmiddellijke uitwisseling van geld, goederen of diensten plaatsvindt. Vervoer voor commerciële doeleinden omvat met name vervoer dat rechtstreeks of onrechtstreeks leidt dan wel of strekt tot het maken van winst.
- (13)
Het lossen en daarna opnieuw laden van dieren kan bij hen ook stress veroorzaken, en contact op controleposten, vroeger ‘halteplaatsen’ genaamd, kan in bepaalde gevallen tot verspreiding van besmettelijke ziekten leiden. Daarom moeten specifieke maatregelen worden getroffen voor de gezondheid en het welzijn van dieren wanneer deze rusten bij een controlepost. Daarom moeten de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad van 25 juni 1997 betreffende de communautaire criteria voor halteplaatsen en tot aanpassing van het in de bijlage bij Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema (6) worden gewijzigd.
- (14)
Wanneer het welzijn van dieren te wensen overlaat, is dat dikwijls te wijten aan een gebrek aan kennis. Een adequate opleiding is daarom een eerste vereiste voor iedereen die tijdens het vervoer met dieren omgaat; deze opleiding mag alleen worden verstrekt door instanties die door de bevoegde autoriteiten zijn erkend.
- (15)
De omstandigheden voor het welzijn van dieren tijdens het vervoer zijn voornamelijk afhankelijk van de wijze waarop de vervoerders te werk gaan. Controles door de bevoegde autoriteiten kunnen worden bemoeilijkt doordat de vervoerders vrij in de verschillende lidstaten kunnen opereren. Daarom moeten vervoersondernemingen in sterkere mate ter verantwoording worden geroepen en op transparantere wijze opereren ten aanzien van hun status en hun verrichtingen. Zij moeten met name kunnen aantonen dat zij in het bezit zijn van een vergunning, stelselmatig melding maken van eventuele problemen, en zorgvuldig aantekening houden van hun verrichtingen en van de gevolgen daarvan.
- (16)
Bij het vervoer van dieren zijn niet alleen vervoerders betrokken, maar ook veehouders, handelaars, verzamelcentra, slachthuizen e.d. Bijgevolg moeten sommige verplichtingen met betrekking tot het welzijn van dieren gelden voor iedereen die bij het vervoer van dieren betrokken is.
- (17)
Verzamelcentra spelen een belangrijke rol in het vervoer van sommige diersoorten. Daarom moeten de verzamelcentra ervoor zorgen dat de communautaire wetgeving inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer bekend is bij hun medewerkers en bezoekers en door hen wordt nageleefd.
- (18)
Langdurige transporten zijn waarschijnlijk schadelijker voor het welzijn van de dieren dan korte transporten. Er moeten dan ook speciale procedures worden ontworpen om een betere handhaving van de normen te garanderen, met name door de traceerbaarheid van de transporten te verbeteren.
- (19)
Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (7) voorziet in maximumrijtijden en minimumrusttijden voor beroepschauffeurs. Het transport van dieren zou op soortgelijke wijze moeten worden gereglementeerd. Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (8) bepaalt dat het controleapparaat geïnstalleerd moet zijn en gebruikt moet worden om daadwerkelijk te kunnen controleren of de hand wordt gehouden aan de sociale wetgeving inzake het wegvervoer. De door deze apparaten geregistreerde gegevens moeten beschikbaar worden gesteld en worden gecontroleerd opdat de maximale transporttijden uit hoofde van de wetgeving inzake dierenwelzijn in acht worden genomen.
- (20)
Onvoldoende uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten leidt tot een ontoereikende handhaving van de communautaire wetgeving inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer. Er moeten derhalve flexibele procedures komen om de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten in de verschillende lidstaten te verbeteren.
- (21)
Geregistreerde eenhoevigen, als gedefinieerd in artikel 2, onder c), van Richtlijn 90/426/EEG (9), worden vaak voor niet-commerciële doeleinden vervoerd, en dat vervoer moet plaatsvinden overeenkomstig de algemene doelstellingen van deze verordening. Gelet op de aard van dat vervoer, is het dienstig om van bepaalde voorschriften af te wijken wanneer geregistreerde eenhoevigen worden vervoerd voor wedstrijden, races, culturele manifestaties of fokdoeleinden. Die uitzonderingen mogen evenwel niet gelden voor eenhoevigen die rechtstreeks, of via een markt of een verzamelcentrum naar een slachthuis worden vervoerd om te worden geslacht, en die overeenkomst artikel 2, onder d), en artikel 8, lid 1, tweede streepje van Richtlijn 90/426/EEG moeten worden beschouwd als ‘als slachtdieren gehouden paardachtigen’.
- (22)
Het feit dat overtredingen van de wetgeving inzake dierenwelzijn onvoldoende worden bestraft, nodigt uit tot niet-naleving van die wetgeving en leidt tot concurrentievervalsing. Daarom moeten er in de gehele Gemeenschap uniforme procedures komen om de controles uit te breiden en de straffen op overtredingen van de dierenwelzijnswetgeving aan te scherpen. De lidstaten moeten voorschriften inzake sancties vaststellen die van toepassing zijn op overtredingen van de bepalingen van deze verordening, en ervoor zorgen dat die worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
- (23)
Een groot aantal dieren wordt tijdens zeer langdurige transporten vanuit en binnen de Gemeenschap door veeschepen vervoerd, en het vervoer over zee kan op de plaats van vertrek worden gecontroleerd. Daarom is het belangrijk voor deze wijze van vervoer speciale maatregelen en normen vast te stellen.
- (24)
In het belang van een consistente communautaire wetgeving moet Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (10) aan deze verordening worden aangepast voor wat de erkenning van verzamelcentra en de eisen ten aanzien van de vervoerders betreft.
- (25)
Richtlijn 93/119/EG van de Raad van 22 december 1993 inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden (11) moet eveneens aan deze verordening worden aangepast voor wat het gebruik van elektrische prikstokken betreft.
- (26)
De voorschriften en informatieprocedures van Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zoötechnische wetgeving (12), moeten ook gelden ten aanzien van het welzijn van dieren tijdens het vervoer, teneinde overeenstemming met deze verordening te waarborgen.
- (27)
Beschikking 98/139/EG van de Commissie (13) bevat bepalingen inzake de door deskundigen van de Commissie in de lidstaten op veterinair gebied verrichte controles ter plaatse die ertoe kunnen bijdragen dat op uniforme wijze aan deze verordening wordt voldaan.
- (28)
Deze verordening bevat voorschriften voor de ventilatie van wegvoertuigen voor het vervoer van levende dieren tijdens lange transporten. Daarom dient Verordening (EG) nr. 411/98 van de Raad van 16 februari 1998 tot vaststelling van aanvullende normen betreffende de bescherming van dieren voor wegvoertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van dieren bij reizen van meer dan acht uur (14), te worden ingetrokken.
- (29)
Er moet een eenvoudige procedure worden ingevoerd waarmee de Raad enkele belangrijke technische aspecten van deze verordening kan aanpassen, met name in het licht van een beoordeling van de gevolgen van de verordening voor het vervoer van levende dieren in een uitgebreide Gemeenschap, en tevens kan bepalen welke specifieke kenmerken van het navigatiesysteem gebruikt moeten worden voor wegvervoermiddelen, rekening houdend met de toekomstige technologische ontwikkelingen op dit gebied, zoals de ingebruikneming van het Galileosysteem.
- (30)
Er moet worden voorzien in een mogelijkheid om afwijkingen toe te staan teneinde rekening te houden met de afgelegen ligging van bepaalde regio's ten opzichte van het vasteland van de Gemeenschap, met name de in artikel 299 van het Verdrag bedoelde ultraperifere regio's.
- (31)
De maatregelen ter uitvoering van deze verordening moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (15),
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies uitgebracht op 30 maart 2004 (PB C 103 E van 29.4.2004, blz. 412).
PB C 110 van 30.4.2004, blz. 135.
PB L 340 van 11.12.1991, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).
PB L 148 van 30.6.1995, blz. 52.
PB C 273 van 28.9.2001, blz. 1.
PB L 174 van 2.7.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1040/2003 van 11 juni 2003 (PB L 151 van 19.6.2003, blz. 21).
PB L 370 van 31.12.1985, blz. 1.
PB L 370 van 31.12.1985, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Commissieverordening (EG) nr. 432/2004 (PB L 71 van 10.3.2004, blz. 3).
PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/68/EG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 320).
PB P 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 21/2004 (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).
PB L 340 van 31.12.1993, blz. 21. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).
PB L 351 van 2.12.1989, blz. 34.
PB L 38 van 12.2.1998, blz. 10.
PB L 52 van 21.2.1998, blz. 8.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.