Rb. Utrecht, 08-07-2009, nr. 628715 AC EXPL 09-2882
ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ7393
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
08-07-2009
- Zaaknummer
628715 AC EXPL 09-2882
- LJN
BJ7393
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ7393, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 08‑07‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JBPr 2010/63 met annotatie van mr. K. Teuben
Uitspraak 08‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Verzetprocedure door één van de gedaagden tegen de oorspronkelijk eiser. De andere gedaagde is niet in de procedure opgeroepen. Aandacht wordt besteed aan de werking van art. 140 Rv en de problemen die ontstaan als slechts één gedaagde verzet instelt. Karakter van het verzet zoals bedoeld in art. 147 Rv. In beginsel had medegedaagde ex art. 118 Rv in het geding moeten worden opgeroepen. Ppn dienen zich uit te laten over dit punt en over de vraag hoever de eventuele executie tegen de medegedaagde is gevorderd.
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie [woonplaats]
zaaknummer: 628715 AC EXPL 09-2882
vonnis d.d. 8 juli 2009
inzake
[opposant],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [opposant],
opposerende partij,
gemachtigde: mr. S.E.W.C.M. Kneepkens,
tegen:
[geopposeerde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [geopposeerde],
geopposeerde partij,
gemachtigde: QR-Incasso.
1. Verloop van de procedure
[opposant] heeft verzet gedaan tegen het op vordering van [geopposeerde] gewezen verstekvonnis van 18 februari 2009 met kenmerk 614669 AC EXPL 09-874 en heeft alsnog verweer gevoerd.
[geopposeerde] heeft voor antwoord in oppositie en [opposant] heeft voor repliek in oppositie geconcludeerd. Hierna is uitspraak bepaald.
2. Het geschil
2.1
Bij inleidende dagvaarding heeft [geopposeerde], uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd:
- -
ontbinding van de tussen haar enerzijds en [naam] en [opposant] anderzijds bestaande huurovereenkomst betreffende de onroerende zaak [adres] te [woonplaats];
- -
veroordeling van [naam] en [opposant] tot ontruiming van het gehuurde;
- -
hoofdelijke veroordeling van [naam] en [opposant] tot betaling van € 3.572,24, bestaande uit € 3.150,-- ter zake van huurachterstanden, vermeerderd met de contractuele rente van 0,05 % per maand over € 3.150,-- (tot 1 januari 2009 berekend op € 65,24) en met € 357,-- ter zake van buitengerechtelijke kosten, alsmede tot betaling van € 1.050,-- per maand gelegen tussen - naar de kantonrechter begrijpt - 31 januari 2009 en de ontruiming;
- -
met veroordeling van [naam] en [opposant] in de kosten van de procedure.
Aan deze vordering heeft [geopposeerde] ten grondslag gelegd dat [naam] en [opposant] hun betalingsverplichtingen uit hoofde van de met [geopposeerde] gesloten huurovereenkomst van 8 februari 2008 niet zijn nagekomen. Ondanks sommaties daartoe, zijn de huurtermijnen voor de maanden november 2008, december 2008 en januari 2009 onbetaald gelaten.
Bij verstekvonnis van 18 februari 2009 is de vordering toegewezen.
2.2
[opposant] heeft bij verzetdagvaarding gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad, ontheffing van de tegen haar uitgesproken veroordeling bij genoemd vonnis van 18 februari 2009 en afwijzing van de oorspronkelijke vordering van [geopposeerde] in al haar onderdelen, met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van zowel de verzet- als de oorspronkelijke procedure.
[opposant] heeft gesteld dat zij geen partij was bij de op 8 februari 2008 tussen [geopposeerde] en [naam] gesloten overeenkomst, nu [naam] deze overeenkomst zonder haar medeweten mede in haar naam heeft gesloten en daarbij haar handtekening heeft vervalst. Na ontdekking hiervan heeft [opposant] op 21 maart 2009 bij de politie aangifte gedaan wegens valsheid in geschrifte.
2.3
[geopposeerde] heeft bij conclusie van antwoord in oppositie erkend dat de op de genoemde huurovereenkomst geplaatste handtekening niet van [opposant] is en heeft de kantonrechter verzocht [opposant] te schrappen uit het verstekvonnis van 18 februari 2009.
3. De beoordeling
3.1
Voordat de kantonrechter aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak kan toekomen, ziet hij zich gesteld voor een probleem van processuele aard.
3.2
In deze zaak doet zich de omstandigheid voor dat meerdere gedaagden - te weten [opposant] en [naam] - gezamenlijk bij verstek zijn veroordeeld, terwijl uitsluitend [opposant] verzet heeft ingesteld. Zij heeft haar oorspronkelijk medegedaagde [naam] niet opgeroepen om in het geding te verschijnen. De vraag is of de kantonrechter dan wel een oordeel kan geven op het verzet van [opposant].
3.3
Voor de beantwoording van die vraag is allereerst van belang dat in art. 140 Rv is bepaald dat een procedure waarin één gedaagde is verschenen en de andere(n) niet, het vonnis tegen allen als op tegenspraak gewezen geldt. Van een dergelijk vonnis staat (mits de zaak appellabel is) hoger beroep open en niet ook verzet door de niet verschenen gedaagde(n). Daarnaast is in art. 147 Rv bepaald dat door het verzet de instantie wordt heropend en de behandeling van de zaak wordt voortgezet. Hieruit lijkt te zijn af te leiden dat het verzet moet worden beschouwd als een voortzetting van de oorspronkelijke procedure en niet als een (zuiver) rechtsmiddel. Immers de verzetdagvaarding wordt beschouwd als de conclusie van antwoord en een eventuele eis in reconventie moet ook daarin zijn opgenomen.
3.4
Indien de rechter het verzet vervolgens gegrond acht en het verstekvonnis (geheel of gedeeltelijk) vernietigt, dan volgt een nieuw vonnis in het geschil tussen alle partijen. Op grond van art. 140 Rv ligt het niet voor de hand dat na verzet door één der gedaagden het geschil tussen de partijen in meerdere vonnissen wordt beslecht: ten aanzien van de gedaagde die verzet heeft ingesteld een vonnis op tegenspraak, en ten aanzien van de andere gedaagde het eerder gewezen verstekvonnis - met als consequentie dat die in een later stadium zelf ook verzet zou kunnen instellen.
3.5
De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat de oorspronkelijke medegedaagde in beginsel op grond van art. 118 Rv zou moeten worden opgeroepen om in de verzetprocedure te verschijnen. Hierbij maakt het volgens de kantonrechter niet uit of sprake is van een processueel deelbaar of ondeelbaar belang nu onder het oude recht de Hoge Raad ook ten aanzien van een deelbare rechtsverhouding heeft geoordeeld dat ook dan het nieuwe vonnis ten opzichte van alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd (HR 18 juni 1943, NJ 1943, 511). In de lijn met de uitspraak van HR 19 december 1946, NJ 1947, 61 ligt het niet voor de hand dat een verzuim om een medegedaagde in een verzetprocedure op te roepen, leidt tot niet-ontvankelijkheid.
3.6
Dit alles leidt er voorshands toe dat het vonnis in de verzetprocedure ook ten aanzien van de niet verschenen medegedaagde zal hebben te gelden - maar daarvoor zou dan noodzakelijk zijn dat die in de onderhavige procedure wordt opgeroepen. Nu partijen zich niet over dit punt hebben uitgelaten, zal de kantonrechter de zaak verwijzen naar de rol voor akte uitlating aan de zijde van [opposant]. Aansluitend zal [geopposeerde] in de gelegenheid worden gesteld een antwoordakte te nemen. Partijen dienen in hun reactie tevens aandacht te besteden aan de vraag of het verstekvonnis inmiddels aan [naam] is betekend en zo ja, op welke wijze en of de (eventuele) executie inmiddels is voltooid.
3.7
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. De beslissing
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 5 augustus 2009 om 09.30 uur voor akte uitlating aan de zijde van [opposant];
stelt [geopposeerde] aansluitend in de gelegenheid bij antwoordakte te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2009.