Einde inhoudsopgave
Beleidsregels Toetsingskader Wet Bpf 2000
Zienswijzen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
15-12-2020, Stcrt. 2020, 67396 (uitgifte: 23-12-2020, regelingnummer: 2020-0000019662)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2020, Stcrt. 2020, 67396 (uitgifte: 23-12-2020, regelingnummer: 2020-0000019662)
- Vakgebied(en)
Pensioenen / Bijzondere onderwerpen pensioenen
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
Na vaststelling van de volledigheid van de aanvraag en het voldoen aan de vereisten, waaronder die van de representativiteit zal de aanvraag om verplichtstelling in behandelingworden genomen. Dit blijkt door publicatie van de aanvraagin de Staatscourant (artikel 16, eerste lid, Wet Bpf 2000).
Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn derden/belanghebbenden zienswijzen kunnen indienen tegen de aanvraag (artikel 16, tweede lid, van de Wet Bpf 2000). De termijn van tervisielegging bedraagt in beginsel vier weken. Gedurende de termijn van vier weken liggen de op de aanvraag van verplichtstelling betrekking hebbende stukken ter visie.
Overschrijding van de vierwekentermijn voor het indienen van zienswijzen is niet mogelijk, tenzij de Directie UAW daartoe (elektronisch) toestemming heeft gegeven. Dit uitstel kan bovendien alleen worden verleend wanneer tenminste de hoofdpunten van de zienswijzen tijdens de periode van tervisielegging (elektronisch) zijn ingebracht en deugdelijk gemotiveerd is waarom om uitstel wordt verzocht.
Zienswijzen die zijn ingediend vóór de datum van bekendmaking in de Staatscourant worden niet in behandeling genomen.
Na het verstrijken van de termijn van tervisielegging worden de ingediende zienswijzen voor commentaar voorgelegd aan de bij de aanvraag om verplichtstelling betrokken partijen. Partijen moeten binnen 6 weken reageren.
Na de ontvangst van de reactie van betrokken partijen kan de zienswijzenprocedure worden voortgezet. De zienswijzen, de reactie van de bij de aanvraag om verplichtstelling betrokken partijen en het voorgenomen besluit van de Minister van SZW of eventueel specifieke vragen van de Minister van SZW wordenaan de Stichting van de Arbeid voorgelegd met het verzoek om een reactie. Hiervan wordt afgezien als de zienswijzen een herhaling zijn van eerder ingebrachte zienswijzen waarover al besloten is of als de zienswijzen kunnen worden aangemerkt als evident kansloos. Voorbeelden van zienswijzen die als evident kansloos zullen worden aangemerkt zijn zienswijzen:
- —
die in het geheel niet zijn beargumenteerd;
- —
betrekking hebbend op kosten voortvloeiend uit de verplichtstelling; -betrekking hebbend op vrijstelling van verplichte deelname op grond van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000.
Over herhaalde en evident kansloze zienswijzen zal de Stichting van de Arbeid na besluitvorming worden geïnformeerd.
De Stichting van de Arbeid wordt in ieder geval om een reactie gevraagd als bij zienswijzensprake is van(vermeende) overlap van werkingssferen van bedrijfstakpensioenfondsen, zodat zij kan bezien of haar tussenkomst wenselijk is.Indien sprake is van (vermeende) overlap van de werkingssfeer van een bpf met de werkingssfeer van een beroepspensioenregeling worden de Stichting van de Arbeid en de SER om een reactie gevraagd. In dat geval zullen zij bezien of hun tussenkomst wenselijk is.