Hof Den Haag, 30-07-2019, nr. 200.239.006/01
ECLI:NL:GHDHA:2019:3227
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
30-07-2019
- Zaaknummer
200.239.006/01
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2019:3227, Uitspraak, Hof Den Haag, 30‑07‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1734, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 30‑07‑2019
Inhoudsindicatie
Redelijk loon voor opdrachtgever die werkzaamheden heeft uitgevoerd t.b.v. de verbouwing van de woning van een particuliere opdrachtnemer.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.239.006/01
Zaaknummer rechtbank : 6112779 CV EXPL 17-4615
Arrest van 30 juli 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. H.T. Kernkamp te Rotterdam,
tegen
[naam] Architekten B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: [naam] Architekten,
advocaat: mr. M.P.G.M. Gorgels te Waalwijk.
Het geding
Voor het procesverloop tot 12 juni 2018 verwijst het hof naar zijn tussenarrest van die datum waarbij een comparitie van partijen is gelast. Van deze comparitie is proces-verbaal opgemaakt. [appellant] heeft vervolgens een memorie van grieven genomen en daarin één grief gericht tegen het vonnis van 11 januari 2018 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Dordrecht (hierna: het bestreden vonnis). [naam] Architekten heeft de grief bij memorie van antwoord (met producties) bestreden en tevens incidenteel appel ingesteld. [appellant] heeft vervolgens een memorie van antwoord in het incidenteel appel genomen. Daarna is arrest gevraagd en een datum voor arrest bepaald.
De beoordeling van het hoger beroep
De feiten
1.1
De door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet in geschil. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.2
In 2010 zijn [naam] Architekten en [appellant] met elkaar in contact getreden in
verband met plannen van [appellant] om zijn woning te verbouwen en uit te breiden, waarbij onder meer het gehele dak zou worden verhoogd. Op 28 maart 2012 heeft [naam] Architekten een offerte aan [appellant] gezonden. Daarin zijn de werkzaamheden in drie te onderscheiden fasen tegen de volgende prijzen (exclusief BTW) aangeboden:
Fase 1 (schetsplan) € 3.820,-
Fase 2 (aanvraag omgevingsvergunning) € 7.861,-
Fase 3 (aanbesteding en uitvoering) € 8.630,-.
1.3
Op 14 mei 2012 heeft [naam] Architekten een factuur (hierna: factuur 1) gestuurd naar [appellant] voor de werkzaamheden van fase 1. Deze factuur heeft [appellant] betaald.
1.4
Op 6 juli 2012 heeft [naam] Architekten de aanvraag voor de omgevingsvergunning ingediend bij de gemeente. Het project is vervolgens aanbesteed bij meerdere aannemers, waarna drie offertes van aannemers zijn ontvangen. Op 1 oktober 2012 heeft [naam] Architekten een door haar opgestelde vergelijking van deze ontvangen offertes naar [appellant] gezonden. Naar aanleiding daarvan heeft [appellant] besloten dat het voorgenomen project financieel niet haalbaar was en heeft hij besloten de omvang daarvan te beperken door alleen de kap aan de achterzijde van de woning te laten verhogen. Vervolgens is het project nog een keer aangepast, waarbij is besloten om alleen een serre aan te bouwen met daaronder een kelder. Het aangepaste project is ter goedkeuring ingediend bij de
gemeente voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning.
1.5
Op 14 december 2012 heeft [naam] Architekten een factuur aan [appellant] gestuurd voor de werkzaamheden van fase 2 (hierna: factuur 2). Ook deze factuur is betaald.
1.6
In maart 2014 is de aannemer met zijn werkzaamheden gestart.
1.7
Op 24 juni 2014 heeft [naam] Architekten een factuur aan [appellant] verstuurd voor de eerste termijn van fase 3 (hierna: factuur 3), met het verzoek deze binnen veertien dagen te voldoen. In factuur 3 staat onder meer:
“Betreft: De verbouw en uitbreiding (…).
Offerte d.d. 28-mrt-12 groot € 20.311,00
50% fase 3 € 4.315,00
Wijziging aanbouw 2e aanvraag € 7.135,50
Minderwerk uitvoering kapverhoging € 3.874,50-
S&W consultancy € 130,00
Kostenraming TotaalBouw € 350,00
Aanpassing constructeur € 967,50
Asbestinventarisatie € 375,00
Ijb groep, sonderen € 455,00
Ijb groep, funderingsadvies € 290.00
TOTAAL excl. BTW €10.143,50
6 % BTW € 608,61
TOTAAL incl. BTW €10.752,11 (…)”
1.8
Bij e-mailbericht van 9 juni 2015 heeft [naam] Architekten aan [appellant]
voorgesteld om voor de laatste termijn € 2.315,- in rekening te brengen in plaats van € 4.315,-. Op 30 juni 2015 heeft [naam] Architekten de factuur voor de tweede termijn van fase 3 (hierna: factuur 4) verzonden naar [appellant], met het verzoek deze binnen veertien dagen te voldoen. In factuur 4 staat onder meer:
“Betreft: De verbouw en uitbreiding (…).
Offerte d.d. 28-mrt-12 groot € 20.311,00 excl. BTW
Slottermijn € 4.315,00
Korting volgens e-mail d.d. 09-06-2015 € 2.000.00-
TOTAAL excl. BTW € 2.315,00
6 % BTW € 138,90
TOTAAL incl. BTW € 2.453,90 (…)”
1.9
[appellant] heeft de facturen 3 en 4 niet betaald. [naam] Architekten heeft [appellant] op 12 juni 2017 als gevolg van het niet aanvaarden van het voorstel van 9 juni 2015 een creditnota voor factuur 4 gestuurd. Op diezelfde datum heeft [naam] Architekten [appellant] een nieuwe factuur gezonden voor de slottermijn van € 4.315,00,- (€ 5.221,15 inclusief 21% BTW) (hierna: factuur 5). Deze factuur is evenmin betaald.
De procedure in eerste aanleg
2.1
[naam] Architekten heeft gevorderd, samengevat weergegeven, veroordeling van [appellant] tot betaling van:
- € 14.458,50, te vermeerderen met BTW en te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen;
- € 934,73 aan buitengerechtelijke incassokosten
- de proceskosten, inclusief nakosten.
2.2
[naam] Architekten heeft daartoe aangevoerd, samengevat weergegeven, dat hij in opdracht van [appellant] werkzaamheden heeft verricht en daarvoor facturen heeft verzonden die [appellant] onbetaald heeft gelaten.
2.3
De kantonrechter heeft de vordering van € 14.458,50 exclusief BTW (€ 15.326,01 inclusief 6% BTW) toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2014 over het bedrag van € 10.752,11 en vanaf 27 juni 2017 over het bedrag van € 4.573,90, en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
De gevorderde BTW is afgewezen voor zover in factuur 5 een hoger BTW-tarief dan 6% in rekening is gebracht. De buitengerechtelijke incassokosten zijn geheel afgewezen. De kantonrechter heeft onder meer overwogen:
“5.6 Nu hiervoor is vastgesteld dat er in opdracht van [appellant] meerwerk is verricht door [naam] Architekten rijst de vraag of [naam] Architekten ook terecht een bedrag van € 7.135,50 exclusief BTW in rekening heeft gebracht bij [appellant] voor de aanpassing van het project. [naam] Architekten heeft een overzicht opgesteld van het door haar verrichte meerwerk (productie 4 bij dagvaarding). Op dit overzicht is te zien dat [naam] Architekten vanaf 10 oktober 2012 meerwerk in rekening is gaan brengen tegen een uurtarief van € 82,50 (uurloon architekt) respectievelijk € 67,50 (uurloon tekenaar). Ter zitting heeft [naam]
Architekten desgevraagd verklaard zich niet te kunnen herinneren expliciet overleg te hebben gevoerd met [appellant] over de berekeningsmethodiek, meer in het bijzonder van een vast tarief naar een flexibel tarief ten gevolge van de aanpassing van het project. Voorts heeft [naam] Architekten verklaard dat er geen sprake is van een zogenoemde dubbeltelling in verband met werkzaamheden die behoren tot fase 3, maar dat het louter de extra werkzaamheden betreft ten gevolge van de aanpassing van het project.
5.7
Hoewel [naam] Architekten geen overleg heeft gevoerd met [appellant] over het in rekening brengen van meerwerk, kan dit er niet toe leiden dat het geven van de opdracht tot uitvoering van het aangepaste project en regievoering daarover, geen financiële gevolgen voor [appellant] zou hebben. Temeer nu de aanpassingen op zijn, [appellant], verzoek zijn gedaan nadat [naam] Architekten alle werkzaamheden voor de vergunningaanvraag voor het oorspronkelijke plan al had verricht en deze aanvraag reeds bij de gemeente was ingediend.
5.8
[appellant] heeft niet, althans niet gemotiveerd betwist, dat [naam] Architekten de uren die zien op het meerwerk heeft verricht en hij heeft ook niet gemotiveerd gesteld dat het aantal in rekening gebrachte uren te hoog is voor de opgevoerde werkzaamheden of dat er sprake zou zijn van een dubbeltelling met werkzaamheden benoemd onder fase 3. Evenmin heeft [appellant] aangevoerd dat het uurtarief van € 82,50 respectievelijk € 67,50 te hoog of anderszins onredelijk zou zijn. Nu deze tarieven ook de kantonrechter niet onredelijk voorkomen, komt het bedrag van € 7.135,50 exclusief BTW terzake van meerwerk voor toewijzing in aanmerking. Dit bedrag is, net als het hierboven besproken bedrag van € 3.874,50 ter zake van minderwerk, opgenomen in de factuur van 24 juni 2014.”
De procedure in hoger beroep
In het principaal appel
3.1
[appellant] heeft geen genummerde grieven naar voren gebracht. Het hof begrijpt uit (de toelichting op) de grieven dat sprake is van één grief, die zich richt zich tegen r.o. 5.4 tot en met 5.8 van het bestreden vonnis, waarin kort gezegd is overwogen dat het bedrag dat [naam] Architekten ter zake van meerwerk heeft gevorderd, voor toewijzing in aanmerking komt.
[appellant] vordert in hoger beroep dat het bestreden vonnis wordt vernietigd, dat de vorderingen van [naam] Architekten alsnog worden afgewezen en dat [naam] Architekten wordt veroordeeld tot terugbetaling van al hetgeen door [appellant] is betaald is ter uitvoering van het bestreden vonnis.
In het incidenteel appel
3.2
Het incidenteel appel bevat twee (niet genummerde) grieven, gericht tegen 1) de afwijzing van de buitengerechtelijke kosten en 2) de gedeeltelijke afwijzing van de wettelijke rente (over het bedrag van € 4.573,90, toegewezen vanaf 27 juni 2017 terwijl dat volgens [naam] Architekten 14 juli 2015 moet zijn, de vervaldatum van factuur 2).
De beoordeling in het principaal appel
3.3
In hoger beroep staat (inmiddels) vast dat [appellant] opdracht heeft gegeven aan [naam] Architekten om als architect werkzaamheden uit te voeren betreffende de verbouwing van de woning van [appellant]. Vast staat ook dat de offerte die [naam] Architekten in dat kader heeft uitgebracht niet op alle onderdelen aansluit bij de werkzaamheden die [naam] Architekten heeft verricht, omdat [appellant] uiteindelijk heeft besloten een andere (namelijk minder omvangrijke) verbouwing te laten uitvoeren.
3.4
Facturen 1 en 2 zijn betaald en staan niet ter discussie. Het geschil gaat over facturen 3, 4 en 5, en meer in het bijzonder over de vraag of [appellant] aan [naam] Architekten enige prijs, en zo ja welke prijs verschuldigd is voor de gewijzigde (en dus niet in de offerte begrepen) werkzaamheden.
3.5
De standpunten van partijen ten aanzien van de in het geding zijnde facturen komen samenvattend op het volgende neer.
[appellant] bestrijdt dat [naam] Architekten een redelijke prijs in rekening heeft gebracht. Hij wijst er in de toelichting op zijn grief op dat [naam] Architekten de facturen heeft gebaseerd op een uurtarief, terwijl partijen geen uurtarief zijn overeengekomen. [appellant] betwist ook de overgelegde urenstaat en de redelijkheid van het door [naam] Architekten gehanteerde uurtarief. [appellant] voert verder aan dat hij nooit van [naam] Architekten heeft vernomen dat de aanpassingen aan het ontwerp, die inhielden dat slechts een klein deel van het project zou worden gerealiseerd, zouden leiden tot een hoger bedrag aan kosten van de architect. Hij behoefde dat als particulier ook niet te verwachten. Hij betwist dat hij voor de extra werkzaamheden opdracht heeft gegeven.
[naam] Architekten stelt daarentegen dat de door haar gefactureerde bedragen redelijk zijn. Zij wijst er op dat rekening is gehouden met een bedrag aan “minderwerk” van € 3.874,50 doordat een minder ingrijpende verbouwing is uitgevoerd. De gewijzigde werkzaamheden hebben volgens [naam] Architekten echter ook tot “meerwerk” geleid, ten bedrage van per saldo ruim € 9.500,- zoals blijkt uit het door haar overgelegde overzicht d.d. 9 mei 2015 (productie 27 in eerste aanleg). De bouwwerkzaamheden zijn stapsgewijs op veel punten aangepast om tot een beduidend lagere aanneemsom te komen en deze aanpassingen brachten kosten met zich; een deel van de werkzaamheden moest opnieuw worden uitgevoerd, zoals het opnieuw aanvragen van een bouwvergunning. Verder is een deel van de werkzaamheden als “genoegdoening” beschouwd en niet in rekening gebracht. [naam] Architekten heeft ook een overzicht van de door haar geregistreerde uren met bijbehorend uurtarief overgelegd.
3.6
Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter op de daarvoor gegeven gronden dat [appellant] opdracht heeft gegeven tot “meerwerk”. Het hof stelt voorop dat [naam] Architekten als opdrachtnemer recht heeft op een beloning voor de verrichte werkzaamheden. Nu daarover - wat betreft de gewijzigde werkzaamheden - geen afspraken zijn gemaakt, heeft [naam] Architekten recht op het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, op een redelijk loon (artikel 7:405 BW). Het declareren op basis van het uurtarief kan naar het oordeel van het hof in dit geval niet worden aangemerkt als de voor partijen gebruikelijke wijze van prijsbepaling. Partijen zijn voor de oorspronkelijk beoogde verbouwing immers een vaste prijs overeengekomen, onafhankelijk van het aantal door [naam] Architekten te besteden uren, hetgeen [appellant] vooraf zekerheid gaf over de door hem te maken kosten. Het enkele feit dat opdrachtgever [appellant] zijn verbouwingsplannen heeft gewijzigd rechtvaardigt geen andere wijze van prijsberekening aan de zijde van [naam] Architekten als opdrachtnemer, althans niet zonder voorafgaand overleg. Zoals [appellant] heeft gesteld en [naam] Architekten onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, heeft dat overleg niet plaatsgehad. Overigens heeft [appellant] de juistheid van de urenstaat betwist; ook daarom kan deze niet zonder meer tot uitgangspunt dienen. Het hof zal daarom schattenderwijs bepalen wat in dit geval als redelijk loon heeft te gelden.
3.7
Naar het oordeel van het hof wordt een redelijk loon bereikt indien de in factuur 3 begrepen vergoeding voor de werkzaamheden van [naam] Architekten met € 2.250,- wordt verminderd, gelet op het navolgende.
[naam] Architekten heeft in totaal € 26.139,50 in rekening gebracht (fase 1 ad € 3.820,- + fase 2 ad € 7.861,- + factuur 3 ad € 10.143,50 + factuur 5 ad € 4.315,00,-, e.e.a. exclusief BTW). Dat is bijna 30% meer dan de € 20.311,- die zij had geoffreerd voor de oorspronkelijk beoogde verbouwing terwijl die verbouwing veel omvangrijker was dan de verbouwing die uiteindelijk is uitgevoerd. [appellant] behoefde als particulier niet zonder meer te begrijpen dat de kosten van de architect door de wijzigingen in de bouwplannen zoveel hoger zouden uitvallen. Het lag, zeker voor een particulier, niet voor de hand dat de kosten van de aanvraag van de vergunning voor de (veel) beperktere verbouwing ongeveer even hoog zouden zijn als de kosten voor eerder ingediende vergunning voor de omvangrijker verbouwing, waarvan de beperktere verbouwing bovendien onderdeel uitmaakte (op enkele wijzigingen na). Verder is van belang dat [appellant] zijn bouwplannen nu juist had gewijzigd teneinde een kostenreductie te bereiken. Het lag aldus op de weg van [naam] Architekten, als de ter zake kundige en professionele partij, om [appellant] als particuliere partij vooraf te wijzen op de financiële consequenties van het (alsmaar) wijzigen van zijn plannen, te weten dat de wijzigingen voor wat betreft zijn werkzaamheden als architect juist aanmerkelijk duurder zouden uitvallen, hetgeen niet is gebeurd. Ook in artikel 9 van De Nieuwe Regeling, waarop [naam] Architekten zich heeft beroepen, wordt voorafgaand overleg voorgeschreven. Dat neemt niet weg dat [appellant] per saldo met enige stijging van de kosten van de architect rekening diende te houden, omdat de aanvraag van de bouwvergunning opnieuw moest plaatsvinden en [appellant] onder meer uit de offerte duidelijk moet zijn geweest dat daarmee de nodige kosten waren gemoeid.
3.8
Gelet op het voorgaande is factuur 3 verschuldigd tot het bedrag van € 7.893,50 (exclusief BTW) (€ 10.143,50 -/- € 2.250,-) oftewel € 8.367,11 inclusief BTW. Bij deze stand van zaken kan factuur 5 (factuur 4 is gecrediteerd) ongewijzigd blijven. In totaal is dus verschuldigd: € 7.893,50 + factuur 5 ad € 4.315,00,- = 12.208,50
(inclusief 6% BTW: € 8.367,11 + € 4.573,90 = € 12.941,01).
3.9
Het hof merkt nog op dat het beroep van [appellant] op Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten niet opgaat. Het gaat in dit geschil niet om de beoordeling van een beding, laat staan een standaardbeding, in een overeenkomst. Het gaat er om wat een redelijke prijs van de gewijzigde werkzaamheden is bij gebrek aan een beding daaromtrent.
3.10
De grief in het principaal appel slaagt gelet op het voorgaande ten dele. In verband daarmee dient het bestreden vonnis gedeeltelijk te worden vernietigd. Ten behoeve van de leesbaarheid zal een nieuw dictum worden geformuleerd en om die reden wordt in het dictum vermeld dat het vonnis geheel wordt vernietigd.
[appellant] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het principaal appel worden veroordeeld. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de door [naam] Architekten verzonden facturen grotendeels zijn verschuldigd en voorts dat [naam] Architekten ruim voor de aanvang van de procedure een prijsvoorstel aan [appellant] heeft gedaan dat nagenoeg overeenkomt met de thans door het hof bepaalde redelijke prijs, terwijl [appellant] dat voorstel niet heeft geaccepteerd. Wat betreft de kosten van de comparitie is voorts nog van belang dat [appellant] zonder voorafgaand bericht niet ter comparitie is verschenen ondanks de oproep in persoon te verschijnen. Die comparitie was daarom weinig zinvol terwijl daaraan voor [naam] Architekten - die wel is verschenen - kosten waren verbonden.
Beoordeling in het incidenteel appel
3.11
[naam] Architekten heeft in hoger beroep de zogenoemde 14-dagen brief overgelegd van 12 januari 2016 en wil daarmee bewerkstelligen dat haar vordering ter zake van de buitengerechtelijke kosten alsnog wordt toegewezen. De 14-dagen brief voldoet echter niet aan de eisen die daaraan dienen te worden gesteld (zie daarover ECLI:NL:HR:2016:2704). Er zijn immers geen 14 dagen gelegen tussen de dag van de ontvangst van die brief (14 januari 2016 zo blijkt uit de door [naam] Architekten overlegde stukken) en de mededeling in de brief dat de facturen moeten worden voldaan “binnen een termijn van 14 werkdagen gerekend vanaf 13 januari 2016”.
3.12
De door [naam] Architekten gerichte grief tegen de gedeeltelijke afwijzing van de wettelijke rente faalt eveneens. [naam] Architekten vordert rente vanaf de vervaldatum van factuur 4, maar die factuur is gecrediteerd (zie onder 1.9). Factuur 5 is daarvoor in de plaats gekomen en daarin is geen rente in rekening gebracht over de periode dat factuur 4 heeft opengestaan. In het bestreden vonnis is dan ook terecht beslist dat de wettelijke rente gaat lopen vanaf de vervaldatum van factuur 5.
3.13
Gelet op het voorgaande falen de grieven in het incidenteel appel. [naam] Architekten zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incidenteel appel worden veroordeeld.
Beslissing in het principaal en het incidenteel appel:
Het hof:
a - vernietigt het vonnis van 11 januari 2018 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Dordrecht, en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] om aan [naam] Architekten tegen kwijting te betalen een bedrag van € 12.208,50 exclusief BTW (€ 12.941,01 inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over een bedrag van € 7.893,50 vanaf 9 juli 2014 en over een bedrag van € 4.573,90 vanaf 27 juni 2017 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in eerste aanleg, tot 11 januari 2018 aan de zijde van [naam] Architekten vastgesteld op € 1.620,99 en indien [appellant] niet binnen 14 dagen na het vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 131,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, een en ander voor zover van toepassing inclusief BTW;
b - veroordeelt [naam] Architekten tot terugbetaling van hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan haar meer heeft betaald dan waartoe hij gelet op dit dictum onder a was gehouden;
c - veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep in het principaal appel, aan de zijde van [naam] Architekten tot op heden begroot op € 1.978,- aan verschotten en € 2.148,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van dit arrest tot de dag der algehele voldoening, indien deze kosten niet tijdig zijn betaald;
d - veroordeelt [naam] Architekten in de kosten van het geding in hoger beroep in het incidenteel appel, aan de zijde van [naam] Architekten tot op heden begroot op € 537,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van dit arrest tot de dag der algehele voldoening, indien deze kosten niet tijdig zijn betaald;
e - verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
f - wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E. Honée, A.D. Kiers-Becking en B.R. ter Haar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.