Handhaving van privaatrecht door toezichthouders
Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/4.3.4:4.3.4 Richtlijn en wet oneerlijke handelspraktijken
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/4.3.4
4.3.4 Richtlijn en wet oneerlijke handelspraktijken
Documentgegevens:
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS446992:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Richtlijn 2005/29/EG, Pb L 149.
Artikel 3 lid 1 van de Richtlijn.
Kamerstukken II 2007/08, 30928, nr. 2. Wet van 14 oktober 2008, Stb 2008/397
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De Richtlijn oneerlijke handelspraktijken is geïmplementeerd in de artikelen 6:193a tot en met j BW. De Richtlijn oneerlijke handelspraktijken1 heeft twee doelen: de harmonisering van de verschillende nationale wetgeving inzake oneerlijke handelspraktijken van de lidstaten en daarnaast het creëren van een hoog niveau van bescherming van consumenten.2 Oneerlijke handelspraktijken hebben een negatieve impact op het vertrouwen van de consument omdat consumenten als gevolg van oneerlijke handelspraktijken geen juiste keuzes maken, waardoor de markt ontregeld wordt.3 De richtlijn heeft dan ook slechts betrekking op oneerlijke handelspraktijken tussen ondernemingen en consumenten, niet op oneerlijke handelspraktijken tussen ondernemingen onderling.4
In artikel 3, tweede lid, van de Richtlijn is opgenomen dat de bepalingen uit de Richtlijn het verbintenissenrecht onverlet laten. Meer in het bijzonder wordt gedoeld op de regels omtrent de geldigheid, de opstelling en de rechtsgevolgen van contracten.
De Richtlijn oneerlijke handelspraktijken kent een verdeling in een tweetal typen oneerlijke handelspraktijken. Het gaat om misleidende en agressieve handelspraktijken. In de artikelen 5 tot en met 9, het materiële gedeelte van de richtlijn, is de uiteenzetting hiervan te vinden. In artikel 5 wordt de algemene norm gegeven, aan de hand waarvan wordt beoordeeld of een handelspraktijk oneerlijk is of niet. Artikel 5, tweede lid, van de Richtlijn bepaalt dat een handelspraktijk oneerlijk is wanneer deze in strijd is met de professioneletoewijding (sub a) en het economische gedrag van de gemiddelde consument met betrekking tot het product wezenlijk verstoort of kan verstoren (sub b). In de artikelen 6 en 7 wordt aangegeven welke praktijken misleidend zijn en in de artikelen 8 en 9 welke handelspraktijken agressief zijn. Bijlage 1 van de Richtlijn geeft vervolgens een lijst met concrete gedragingen die onder alle omstandigheden misleidend of agressief zijn.
De Richtlijn oneerlijke handelspraktijken is in het BW geïmplementeerd in artikel 6:193a BW e.v. en is ook bekend als de Wet oneerlijke handelspraktijken.5 De regeling maakt het zo voor de individuele consument mogelijk om bij schade een actie uit onrechtmatige daad te starten. Ook kan hij rectificatie eisen van onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicatie van gegevens van feitelijke aard.6