De HR pleegt niet bereid te zijn ontbrekende gegevens in de bewijsmiddelen in te lezen, HR 15 januari 2008, LJN BB7678, HR 26 januari 2010, LJN BK5583 en HR 4 januari 2011, LJN BO1636. Zie in dit verband tevens de conclusie van mijn ambtgenoot Knigge voor HR 15 mei 2012, LJN BV9233.
HR, 11-09-2012, nr. 10/02743
ECLI:NL:HR:2012:BX4448, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11-09-2012
- Zaaknummer
10/02743
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BX4448
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BX4448, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑09‑2012
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2010:BQ4782
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2010:BQ4782
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BX4448
ECLI:NL:HR:2012:BX4448, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑09‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BX4448
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2010:BQ4782, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2010:BQ4782, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Vindplaatsen
Conclusie 11‑09‑2012
Mr. Vegter
Partij(en)
Nr. 10/02743
Mr. Vegter
Zitting: 5 juni 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft bij arrest van 11 juni 2010 verdachte wegens een tweetal gekwalificeerde diefstallen, alsmede het handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen als nader in het arrest omschreven.
2.
Namens verdachte heeft mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam, beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur vijf middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Het eerste middel klaagt over de motivering van het onder 1 bewezenverklaarde.
4.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 7 april 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sloffen sigaretten, toebehorende aan [A], welke diefstal werd vooraf gegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond uit het meermalen,
- -
tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes aan [betrokkene 1] en
- -
op de grond duwen van [betrokkene 1] en vervolgens
- -
plaatsen van een knie op de rug van [betrokkene 1] en
- -
op [betrokkene 1] blijven zitten en (het gezicht van) [betrokkene 1] tegen de grond drukken en gedrukt houden en
- -
op dreigende toon aan [betrokkene 1] toevoegen van de woorden: "Geef het geld" en "Geef de kluissleutel" en "Geef de kluissleutel, anders maak ik je dood" en "Geef de sleutel, anders steek ik je neer" en/of "Als we toch een sleutel van de kluis vinden, maak ik je alsnog dood" en "Je moet de sleutel geven", en
- -
op dreigende toon aan [betrokkene 2] toevoegen van de woorden: "Geef me je portemonnee" en "Schieten, pak je pistool, schieten", en
- -
tonen van een op een vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan [betrokkene 2] en het maken van een slaande beweging in de richting van [betrokkene 2]."
5.
Het bestreden arrest is geredigeerd in de zogenaamde Promis-vorm. Met betrekking tot de bewijsvoering ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde houdt het arrest, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Op 7 april werd "[A]" aan de [a-straat 1] te Rotterdam overvallen door vier personen. Aangeefster [betrokkene 1] werd daarbij door één van de daders bedreigd met een vuurwapen en een mes. [voetnoot 2] De daders hebben tevens [betrokkene 2], een klant, met een vuurwapen bedreigd en een aantal sloffen sigaretten weggenomen. [voetnoot 3/4]
Voetnoot 2: Een geschrift, zijnde een proces-verbaal van aangifte, zaak Tabak, pag. 1 t/m 5.
Voetnoot 3: Een geschrift, zijnde een proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2], zaak Tabak, pag. 16 t/m 18.
Voetnoot 4: Een geschrift, zijnde een proces-verbaal van verhoor [...], zaak Tabak, pag. 25 t/m 27."
6.
Uit 's Hofs hiervoor onder 5 weergegeven bewijsvoering kan in ieder geval niet worden afgeleid dat de verdachte en diens medeverdachten [betrokkene 1] op de grond hebben geduwd, een knie op zijn rug hebben geplaatst, op hem zijn blijven zitten, hem tegen de grond hebben gedrukt en gedrukt gehouden en op dreigende toon diverse woorden tegen hem hebben toegevoegd. Voorts kan daaruit niet worden afgeleid dat de verdachte en diens medeverdachten op dreigende toon diverse woorden aan [betrokkene 2] hebben toegevoegd en een slaande beweging hebben gemaakt in zijn richting. Aldus is de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
7.
Het eerste middel slaagt.
8.
Het tweede middel klaagt dat het Hof niet heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting, althans dat het Hof de bewezenverklaring van het onder 1 en 3 tenlastegelegde onvoldoende met redenen heeft omkleed.
9.
Blijkens de toelichting klaagt het middel over de navolgende door het Hof in het bestreden arrest opgenomen bewijsoverweging:
"Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft als getuige ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij betrokken was bij de gewapende overval op [A] d.d. 17 april 2009 en dat hierbij door hem een nepwapen - het op het balkon van de woning aan de [b-straat] nummer [1] aangetroffen balletjespistool - is gebruikt. [voetnoot 22] De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep voorts verklaard dat hij medeverdachte [verdachte] en medeverdachte een persoon zich noemende [medeverdachte 2] kent. [voetnoot 23]
Voetnoot 22: Verklaring van getuige [medeverdachte 1], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, van 28 mei 2010.
Voetnoot 23: Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, van 28 mei 2010."
10.
Volgens de steller van het middel heeft het Hof aldus kennelijk een verklaring van een medeverdachte zoals hij die heeft afgelegd in zijn eigen strafzaak voor het bewijs in de onderhavige strafzaak gebezigd. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 28 mei 2010, alwaar de medeverdachte [medeverdachte 1] in de onderhavige strafzaak als getuige is gehoord, blijkt immers niet dat hij aldaar heeft verklaard de verdachte en een persoon zich noemende [medeverdachte 2] te kennen.
11.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 28 mei 2010 blijkt inderdaad niet dat de aldaar in de onderhavige strafzaak als getuige gehoorde medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard heeft dat hij de verdachte en een persoon zich noemende [medeverdachte 2] kent. Voornoemd proces-verbaal houdt echter als verklaring van de verdachte, ten aanzien van de zaak Tabak, het volgende in:
"Ik zeg u dat het klopt dat ik de medeverdachten in de zaak [betrokkene 7], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ken."
12.
Gelet daarop en mede gelet op de hiervoor onder 9 weergegeven voetnoot 23 waarin naar de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 28 mei 2010 wordt verwezen, berust de in het middel aangevallen overweging van het Hof onmiskenbaar op een kennelijke verschrijving en had daar waar is opgenomen 'medeverdachte [verdachte]' moeten staan 'medeverdachte [medeverdachte 1]'. Aldus verbeterd gelezen mist het middel feitelijke grondslag.
13.
Het tweede middel faalt.
14.
Het derde middel klaagt over de motivering van het onder 3 bewezenverklaarde.
15.
Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij op 7 april 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 7° van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een nabootsing van een pistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een Smith & Wesson, model 5904, kaliber 9x19 mm, voorhanden heeft gehad."
16.
Met betrekking tot de bewijsvoering ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde houdt het arrest, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Bij de doorzoeking van de woning aan de [b-straat] nummer [1] werd op het balkon(...) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een zogenaamd balletjespistool, aangetroffen en inbeslaggenomen. [voetnoot 12] Het balletjespistool is gebruikt bij de overval. [voetnoot 13]
Voetnoot 12: ter terechtzitting in hoger beroep door de advocaat-generaal aan het hof overgelegde kleurenfoto's met de nummers: DSC_3522.JPG, DSC_3523.JPG, DSC_3525.JPG, DSC_3526.JPG, DSC_3527.JPG, DSC_3528.JPG. DSC_3530.JPG, DSC_3531.JPG, DSC_3532.JPG, DSC_3533.JPG.
Voetnoot 13: Verklaring van getuige [medeverdachte 1], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, van 28 mei 2010."
17.
Uit 's Hofs hiervoor onder 16 weergegeven bewijsvoering kan slechts worden afgeleid dat er bij de doorzoeking van de woning aan de [b-straat] nummer [1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een zogenaamd balletjespistool is aangetroffen, dat bij de overval op de [A] is gebruikt. Uit 's Hofs bewijsvoering kan evenwel niet worden afgeleid dat dit balletjespistool een wapen is als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 7° van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie en evenmin dat dit balletjespistool door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een Smith & Wesson, model 5904, kaliber 9x19 mm. Aldus is de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
18.
Het derde middel slaagt.
19.
Het vierde middel klaagt over de motivering van het onder 4 bewezenverklaarde, nu uit 's Hofs bewijsvoering niet kan worden afgeleid het onder 4 tenlastegelegde te Rotterdam is gepleegd.
20.
Het Hof heeft bewezenverklaard dat de onder 4 tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal is gepleegd op 23 maart 2009 te Rotterdam.
21.
Het bestreden arrest houdt noch onder het kopje 'Door het hof op basis van de wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden' noch onder de nadere bewijsoverweging in dat het onder 4 tenlastegelegde, zoals is bewezenverklaard, te Rotterdam is gepleegd.1.
22.
Het vierde middel is terecht voorgesteld.
23.
Het vijfde middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
24.
Namens de verdachte is op 17 juni 2010 beroep in cassatie ingesteld. Volgens een op de begeleidende brief van 30 december 2010 geplaatst stempel zijn de stukken bij de Hoge Raad ingekomen op 31 december 2010. De inzendtermijn van zes maanden2. is derhalve overschreden.
Voorts merk ik ambtshalve op dat de Hoge Raad in deze zaak uitspraak zal doen nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep.
Het bovenstaande brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM is overschreden.
25.
Het vijfde middel is terecht voorgesteld, maar kan onbesproken blijven indien de Hoge Raad met mij van oordeel is dat het betreden arrest om andere redenen niet in stand kan blijven en dient te worden teruggewezen.3.
26.
Het eerste, derde, vierde en vijfde middel zijn terecht voorgesteld. Het tweede middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering. Andere gronden dan de hiervoor onder 23 genoemde grond waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
27.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑09‑2012
De verdachte bevindt zich m.b.t. de onderhavige zaak in voorlopige hechtenis.
HR 17 juni 2008, NJ 2008/358, r.o. 3.5.3.
Uitspraak 11‑09‑2012
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklachten.
Partij(en)
11 september 2012
Strafkamer
nr. S 10/02743
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 juni 2010, nummer 22/005889-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1, 3 en 4 bewezenverklaard dat:
"1.
hij op 7 april 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sloffen sigaretten, toebehorende aan [A], welke diefstal werd vooraf gegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond uit het meermalen,
- -
tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes aan [betrokkene 1] en
- -
op de grond duwen van [betrokkene 1] en vervolgens
- -
plaatsen van een knie op de rug van [betrokkene 1] en
- -
op [betrokkene 1] blijven zitten en (het gezicht van) [betrokkene 1] tegen de grond drukken en gedrukt houden en
- -
op dreigende toon aan [betrokkene 1] toevoegen van de woorden: "Geef het geld" en "Geef de kluissleutel" en "Geef de kluissleutel, anders maak ik je dood" en "Geef de sleutel, anders steek ik je neer" en/of "Als we toch een sleutel van de kluis vinden, maak ik je alsnog dood" en "Je moet de sleutel geven", en
- -
op dreigende toon aan [betrokkene 2] toevoegen van de woorden: "Geef me je portemonnee" en "Schieten, pak je pistool, schieten", en
- -
tonen van een op een vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan [betrokkene 2] en het maken van een slaande beweging in de richting van [betrokkene 2].
- 3.
hij op 7 april 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 7° van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een nabootsing van een pistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een Smith & Wesson, model 5904, kaliber 9x19 mm, voorhanden heeft gehad.
- 4.
hij op 23 maart 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sloffen sigaretten, toebehorende aan [B], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond uit het
- -
tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [betrokkene 3] en/of
- -
op de grond drukken en gedrukt houden van [betrokkene 3] en
- -
(met kracht) plaatsen van de loop van het (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op de wang van [betrokkene 3] en
- -
op dreigende toon aan [betrokkene 3] toevoegen van de woorden: "Kluis, kluis, waar is de kluissleutel"."
2.2.
Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsvoering:
"Door het hof op basis van de wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden
- A.
Ten aanzien van feit 1 en 3
Op 7 april 2009 werd "[A]" aan de [a-straat 1] te Rotterdam overvallen door vier personen. Aangeefster [betrokkene 1] werd daarbij door één van de daders bedreigd met een vuurwapen en een mes. De daders hebben tevens [betrokkene 2], een klant, met een vuurwapen bedreigd en een aantal sloffen sigaretten weggenomen.
[Betrokkene 2] is nadat de overvallers de winkel hadden verlaten in zijn auto gestapt en is de daders gevolgd. Hij zag de daders de Rusthofstraat in rennen en is daarna direct de [b-straat] ingereden. Daar is hij de daders uit het oog verloren. Getuige [getuige 1] ziet vier jongens de Rusthofstraat in rennen, volgt ze en ziet ze de [b-straat] in gaan. Getuige [getuige 2] verklaart dat zij heeft gezien dat vier jongens met een Marokkaans uiterlijk de [b-straat] in renden en binnen gingen op nummer [1]. Haar man, getuige [getuige 3], heeft de verbalisanten die inmiddels ter plaatse waren gezegd dat zijn vrouw hem had gezegd gezien te hebben dat vier jongens de woning aan de [b-straat] nummer [1] binnen gingen.
Kort na de overval werd door de meldkamer van de politie een melding uitgegeven van een gewapende overval op de [a-straat 1] te Rotterdam, waarop twee verbalisanten kort na deze melding ter plaatse kwamen en via de Rusthoflaan de [b-straat] in reden. Twee andere verbalisanten ontvingen dezelfde melding en begaven zich daarop naar de [b-straat]. Deze verbalisanten hoorden via de portofoon dat bij deze overval vier Marokkaans uitziende mannen waren weggelopen en dat zij een woning aan de [b-straat] nummer [1] waren binnengegaan. De verbalisanten hebben vervolgens vanuit een andere woning in de [b-straat] constant zicht gehad op het tuinencomplex aan de achterzijde van de woning op nummer [1]. Later op de dag werden vier Marokkaanse jongens, waaronder de verdachte, aangehouden in de woning aan de [b-straat] nummer [1].
Bij de doorzoeking van de woning aan de [b-straat] nummer [1] werd op het balkon twee vuilniszakken en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een zogenaamd balletjespistool, aangetroffen en inbeslaggenomen. Het balletjes pistool is gebruikt bij de overval. In de twee vuilniszakken werden kledingstukken aangetroffen en inbeslaggenomen. In de woning zijn ook enkele kledingstukken aangetroffen en inbeslaggenomen.
Enkele inbeslaggenomen kledingstukken vertoonden sterke gelijkenis met de kledingstukken die tijdens de overval gedragen werden door de overvallers. Op het dak grenzend aan het balkon werden in een postzak plastic vuilniszakken met daarin een aantal sloffen sigaretten aangetroffen en inbeslaggenomen.
De aangetroffen vuilniszakken en het wapen zijn bemonsterd en onderzocht. Er is een dactyloscopisch spoor (vingerafdruk) van de verdachte aangetroffen op één van de vuilniszakken met daarin sloffen sigaretten. Voorts is er een dactyloscopisch spoor (vingerafdruk) van de verdachte aangetroffen op één van de vuilniszakken waarin kledingstukken zijn aangetroffen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft als getuige ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij betrokken was bij de gewapende overval op [A] d.d. 7 april 2009 en dat hierbij door hem een nepwapen - het op het balkon van de woning aan de [b-straat] nummer [1] aangetroffen balletjespistool - is gebruikt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep voorts verklaard dat hij medeverdachte [verdachte] en medeverdachte een persoon zich noemende [medeverdachte 2] kent.
- B.
Ten aanzien van feit 4
Op 23 maart 2009 is [B] overvallen door drie personen.
Eigenaar [betrokkene 3] werd tijdens deze overval met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd. De loop van dat wapen werd op zijn wang geplaatst, hij werd op de grond gedrukt en gedrukt gehouden en er werd tegen hem geroepen: "Kluis, kluis, waar is de kluissleutel". De daders hebben een rol duct-tape, twee vuilniszakken en een plastic tas achtergelaten.
De rol duct-tape, de twee vuilniszakken en de plastic tas zijn bemonsterd en onderzocht. Op de duct-tape werd één dactyloscopisch spoor aangetroffen. Dit spoor was van de verdachte. Op de vuilniszakken werden meerdere dactyloscopische sporen aangetroffen. Op beide vuilniszakken werd een spoor van de verdachte aangetroffen. Tevens werden sporen aangetroffen van medeverdachten [medeverdachte 1] en van de persoon zich noemende [medeverdachte 2]. Ook is een dactyloscopisch spoor aangetroffen (AAAJ7122) dat na onderzoek van geen van deze drie verdachten bleek te zijn.
(...)
Oordeel van het hof
Ten aanzien van feit 1
Een aantal inbeslaggenomen kledingstukken vertoont sterke gelijkenis met de kledingstukken die gedragen is door de overvallers tijdens de overval. Onder de inbeslaggenomen kledingstukken bevonden zich voorts bivakmutsen; twee van de overvallers droegen een bivakmuts. Tenslotte bevonden zich onder de inbeslaggenomen kledingstukken ook twee paar handschoenen en drie losse handschoenen. Alle vier de overvallers droegen tijdens de overval handschoenen. Gelet hierop en gezien het feit dat de kleding is aangetroffen in een vuilniszak op dezelfde plek als waar de buit is gevonden - eveneens in vuilniszakken verpakt - én het bij de overval gebruikte nepvuurwapen, is het hof van oordeel dat een deel van de kleding die is aangetroffen in een vuilniszak op het balkon, gedragen is door de overvallers.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - als verklaring voor het aantreffen van zijn vingerafdrukken op de inbeslaggenomen vuilniszakken - aangevoerd dat hij met grote regelmaat in de woning aan de [b-straat] nummer [1] verblijft en dat de aangetroffen sporen op deze vuilniszakken terecht kunnen zijn gekomen, doordat hij in een eerder stadium mogelijk een vuilniszak van dezelfde rol heeft afgescheurd.
Het hof acht deze verklaring niet aannemelijk allereerst omdat de verdachte dit pas in hoger beroep voor het eerst heeft verklaard en bovendien omdat zijn verklaring - wat betreft zijn regelmatig verblijf in de genoemde woning - geen steun lijkt te vinden in de verklaringen van zijn broer, [betrokkene 4], en zijn zus, [betrokkene 5], beiden hoofdbewoners van de woning aan de [b-straat] nummer [1]. Op de vragen wie er allemaal op de [b-straat] komen en wie er buiten hem en [betrokkene 5] wel eens op de [b-straat 1] komen, heeft [betrokkene 4] als antwoord gegeven: "Geen commentaar". Op de vraag wie er allemaal bij haar in de woning komen, heeft [betrokkene 5] als antwoord gegeven: [verdachte] kwam er ook wel eens. Het feit dat iemand wel eens in de woning van zijn broer of zus komt, verklaart nog niet de aanwezigheid van zijn vingerafdrukken op eerdergenoemde meerdere vuilniszakken die zich buiten de woning op het balkon of op het daaraangrenzende dak bevonden, en waarin zich de buitgemaakte sloffen sigaretten en kledingstukken met sterke gelijkenis met de kledingstukken die tijdens de overval gedragen werden door de overvallers, bevonden.
Gelet op de bovenstaande feiten en omstandigheden, alsmede op hetgeen hiervoor onder A als vastgestelde feiten en omstandigheden is vermeld, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte één van de daders is van de gewapende overval op "[A]" te Rotterdam d.d. 7 april 2009.
Ten aanzien van feit 3
Nu medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend dat het aangetroffen balletjespistool het pistool is dat is gebruikt tijdens de overval en het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, kan naar het oordeel van het hof tevens wettig en overtuigend bewezen worden hetgeen aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 4
De verklaring van de getuige [getuige 4] sluit de betrokkenheid van de verdachte bij de overval niet uit, nu deze al voor 08:00 uur heeft plaatsgevonden.
Op drie zaken, achtergelaten bij de overval, zijn sporen (vingerafdrukken) van de verdachte aangetroffen. Op de in de sigarenwinkel aangetroffen door de overvallers achtergelaten duct-tape is geen ander dactyloscopisch spoor dan het spoor van de verdachte aangetroffen; ook op de eveneens daar aangetroffen en door de overvallers achtergelaten vuilniszakken zijn zijn dactyloscopische sporen aangetroffen. De verdachte heeft voor de aanwezigheid van al deze sporen geen aannemelijke verklaring gegeven. Dat al deze sporen op een eerder tijdstip dan in verband met de overval op de inbeslaggenomen duct-tape en vuilniszakken zijn terechtgekomen - als door de verdediging gesteld - acht het hof niet aannemelijk, gezien het feit dat zijn sporen op drie afzonderlijke bij de overval achtergelaten spullen zijn aangetroffen, hetgeen moeilijpk anders is te verklaren dan dat dit ten tijde van de overval moet zijn gebeurd. Gelet hierop en op hetgeen hierboven onder B als vastgestelde feiten en omstandigheden is vermeld, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om de verdachte ten aanzien van het hem onder 4 tenlastegelegde te veroordelen."
3. Beoordeling van het eerste, het derde en het vierde middel
3.1.
De middelen klagen dat de bewezenverklaringen van de feiten 1, 3 en 4 op onderdelen niet kunnen volgen uit hetgeen het Hof heeft vastgesteld blijkens de bewijsvoering, zodat de bewezenverklaringen telkens ontoereikend zijn gemotiveerd.
3.2.
Aangezien de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde, voor zover behelzende dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangeefster [betrokkene 1] op de grond hebben geduwd, een knie op de rug van [betrokkene 1] hebben geplaatst, op [betrokkene 1] zijn blijven zitten, [betrokkene 1] tegen de grond hebben gedrukt en gedrukt gehouden en haar op dreigende toon de in de bewezenverklaring genoemde woorden hebben toegevoegd, niet zonder meer uit de bewijsvoering kan worden afgeleid, is de bestreden uitspraak in dit opzicht niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Ditzelfde geldt voor de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde, voor zover behelzende dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen een wapen voorhanden heeft gehad "als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder 7° van de Wet wapens en munitie jo. art. 3 onder a van de Regeling wapens en munitie, welk wapen door diens vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een Smith en Wesson, model 5904, kaliber 9 x 19 mm", alsmede voor de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde, voor zover behelzende dat dit feit in Rotterdam is gepleegd. Ook in zoverre is de bewezenverklaring derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.3.
De middelen slagen.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 11 september 2012.