Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/28
28 Subsidiariteitsbezwaren ten aanzien van de proceskostenbepaling
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS576622:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
COM(2003)46 def., art. 18: ‘Aan de procedure verbonden kosten.’
Opvallend is dat de term ‘volledig’ niet in de Nederlandstalige toelichting bij art. 18 is opgenomen: COM(2003)46 def. (NL), p. 26.
COM(2003)46 final (EN), p. 24.
COM(2003)46 def., p. 33.
Raad van Europa, doc. 13027/03, 2 oktober 2003, p. 5; Raad van Europa, doc. 16289/03, 19 december 2003 p. 16.
Brief van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 23 april 2003,Kamerstukken II 2002/03, 22112, 268, p. 3.
Raad van Europa, doc. 13027/03, 2 oktober 2003, p. 5.
Raad van Europa, doc. 16289/03, 19 december 2003, p. 16.
Zie hierna hoofdstuk 7; Amschewitz 2008, p. 211.
Europees Parlement, doc. A5_0468/2003, 5 december 2003, p. 29.
Dat is althans de Nederlandse interpretatie;Kamerstukken II 2005/06, 30392, 3, p. 26 (MvT); Kamerstukken I 2006/07, 30392, C, p. 1. Zie hierna hoofdstuk 5.
De op art. 45 lid 2 TRIPs-overeenkomst gebaseerde proceskostenregel in het richtlijnvoorstel (art. 18) luidde nog als volgt:
‘De lidstaten bepalen dat de gerechtskosten, de advocatenhonoraria, alsmede de andere kosten die de partij die in het gelijk is gesteld eventueel heeft gemaakt, door de wederpartij worden gedragen, tenzij de billijkheid of de economische situatie van de wederpartij dit niet toelaat. De bevoegde rechterlijke instanties stellen het te betalen bedrag vast.’1
Uit de Engelstalige toelichting bij deze richtlijnbepaling2 kan worden afgeleid dat met de bepaling een volledige proceskostenvergoeding is bedoeld:
‘Article 18 provides for the legal costs, lawyer’s fees and any other expenses incurred by the successful party (for example, investigation costs, costs for expert opinions) to be borne in full by the other party, unless equity or the economic situation of the other party does not allow this. This possibility is partly provided for by Article 45(2) of the TRIPS Agreement.’ (onderstreping toegevoegd)3
Ook uit ov. 16 van de considerans bij het richtlijnvoorstel kan worden opgemaakt dat volledige schadeloosstelling van de rechthebbende is beoogd met de bepaling:
‘De maatregelen en procedures tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten moeten doeltreffend zijn en de rechthebbende ervan weer in de situatie brengen waarin hij zich zonder de desbetreffende inbreuk bevond.’4
Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, wilden het artikel over de proceskosten verwijderd hebben.5 In het algemeen stelde Nederland zich in reactie op het richtlijnvoorstel op het standpunt dat harmonisatie van civielrechtelijke handhaving weliswaar nuttig kan zijn, maar dat de keuze van het handhavingsinstrumentarium en de wijze waarop een lidstaat handhaaft (civiel-, bestuurs- of strafrechtelijk) aan de lidstaten dienen te worden gelaten.6 In dat kader achtte Nederland de voorgestelde proceskostenregel in strijd met het subsidiariteitsbeginsel en verweet Nederland de Commissie gebrek aan competentie op dit punt.7 Nederland werd in deze opvatting gesteund door diverse lidstaten, waaronder het Verenigd Koninkrijk en Italië. Voornoemde lidstaten maar ook bijvoorbeeld Duitsland, België, Denemarken en Finland maakten een algemeen voorbehoud bij art. 18 van het richtlijnvoorstel.8
Niettemin is de bepaling gehandhaafd en vastgelegd in art. 14 van de richtlijn. Wel heeft de bepaling op enkele belangrijke, nader te bespreken punten wijzigingen ondergaan. Voor de overzichtelijkheid volgt hierna nogmaals het artikel (art. 14) zoals uiteindelijk opgenomen in de richtlijn:
‘De lidstaten dragen er zorg voor dat, als algemene regel, redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, door de verliezende partij zullen worden gedragen, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.’
De eerste wijziging die in het oog springt is de verwijdering van de term ‘advocatenhonoraria’. Hoewel dit niet woordelijk uit de Raadsdocumenten volgt (waarin de standpunten en voorbehouden van lidstaten slechts summier uiteen zijn gezet), is het zeer waarschijnlijk dat juist dit element in de richtlijnbepaling in de weg stond aan de aanvaarding daarvan door de lidstaten en daarom is geschrapt. Immers is het beginsel dat de proceskosten van de in het gelijk gestelde partij worden gedragen door de verliezende partij (loser pays) een algemeen erkend processueel uitgangspunt in Europa.9 In zoverre bracht de richtlijnbepaling dus niets nieuws. Een vergelijkbare regel was bovendien reeds dwingend opgelegd aan de lidstaten door art. 45 lid 2 TRIPs-overeenkomst, waarvan de vergoeding van ‘passende advocatenhonoraria’ niet meer dan een facultatief onderdeel uitmaakt. Het Europees Parlement, dat eveneens bezwaar had tegen de expliciete verwijzing naar ‘advocatenhonoraria’ in het voorgestelde artikel, stelde voor het artikel in overeenstemming te brengen met art. 45 lid 2 TRIPs-overeenkomst. Het artikel zou dan als volgt komen te luiden: ‘…legal costs, and, where appropriate , lawyer’s fees…’. Met deze zinsnede zou volgens het EP recht worden gedaan aan de procedurele bijzonderheden in de verschillende lidstaten.10 In het definitieve art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn is alsnog afstand gedaan van enige verwijzing naar advocatenhonoraria. Conform het voorstel van de Raad van 9 februari 2004 rept het artikel slechts nog over ‘legal costs and other expenses’, ofwel ‘gerechtskosten en andere kosten’.
De gerechtskosten en andere kosten dienen bovendien ‘redelijk en evenredig’ te zijn, willen zij voor vergoeding in aanmerking komen. Deze toevoeging door het EP is de tweede, belangrijke wijziging van het artikel en houdt ten opzichte van het voorgestelde artikel aanvullende voorwaarden in waaraan de kosten die de verliezende partij dient te vergoeden aan haar wederpartij dienen te voldoen. Voorts is de laatste zinsnede (‘[d]e bevoegde rechterlijke instanties stellen het te betalen bedrag vast’) verwijderd en vinden we het zinsdeel ‘of de economische situatie van de wederpartij’ niet terug in art. 14 richtlijn. Mogelijk is de economische situatie van de wederpartij een omstandigheid die reeds is verdisconteerd in de toe te passen billijkheidstoets.11 Een laatste wijziging van art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn ten opzichte van het richtlijnvoorstel is het eerste zinsdeel: ‘De lidstaten dragen er zorg voor dat, als algemene regel…’ Dit komt in plaats van ‘De lidstaten bepalen dat…’ Tegen de achtergrond van de algemene bezwaren van proportionaliteit en subsidiariteit zou verondersteld kunnen worden dat de Europese wetgever hiermee slechts de verplichting heeft willen opleggen aan de lidstaten om de algemeen geldende proceskostenregel(s) in overeenstemming te brengen met art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn, althans voor zover daarin in het nationale procesrecht niet reeds is voorzien. Zeker is dit evenwel niet.
Nadere aanknopingspunten voor de uitleg van de open normen van art. 14 IE- Handhavingsrichtlijn zijn niet te vinden in de (totstandkomings)documentatie van de Europese wetgever.