Rb. Amsterdam, 22-09-2010, nr. 13-525982-09 (Promis)
ECLI:NL:RBAMS:2010:BN7989, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
22-09-2010
- Zaaknummer
13-525982-09 (Promis)
- LJN
BN7989
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2010:BN7989, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 22‑09‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2012:BV0917, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 22‑09‑2010
Inhoudsindicatie
poging tot doodslag en bedreiging, begaan tegen politieambtenaren gedurende de uitoefening van hun bediening; afpersing; poging tot diefstal; handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/525982-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 22 september 2010
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, gedetineerd in het Huis van Bewaring "De Weg" te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 maart, 12 mei, 16 juni en 8 september 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. U.E.A. Weitzel, en van wat door verdachte en zijn raadsman, mr. W.H. Boomstra, naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 8 september 2010 - tenlastegelegd dat
1.
1.
hij op of omstreeks 02 december 2009 te Amsterdam met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een of meer medewerker(s) van makelaarskantoor A1 Apartment Services (Waalstraat 58), te weten [naam 1] en/of [naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (tussen de 4300 euro en 4800 euro) en/of een horloge (merk IWC), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan dat makelaarskantoor en/of die [naam 1] en/of die [naam 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte (nadat hij zich naar dat makelaarskantoor had begeven)
- een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die medewerker(s) heeft getoond en/of voorgehouden en/of op die [naam 1] en/of die [naam 2] heeft gericht en/of (voortdurend) gericht heeft gehouden en/of (voortdurend) onder schot heeft gehouden en/of
- tegen die [naam 1] en/of die [naam 2] een of meermalen heeft gezegd: "En nu naar die kluis, schiet op" en/of geschreeuwd dat hij de handen van die [naam 1] en/of die [naam 2] wilde zien, in elk geval woorden van dergelijke aard en/of strekking en/of
- op korte afstand met dat vuurwapen, in elk geval met dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp is blijven zwaaien in de richting van die [naam 1] en/of die [naam 2] en/of
- (vervolgens) met dat vuurwapen, in elk geval met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp (vlak) achter die [naam 1] en/of die [naam 2] is aangelopen (richting de kluis) en/of
- tegen die [naam 1] heeft gezegd: "Je krijgt één kans, anders schiet ik je door je kop", in elk geval woorden van dergelijke - dreigende - aard en/of strekking en/of
- tegen die [naam 1] en/of die [naam 2] heeft gezegd: "Blijven liggen jullie, mijn negervriend staat buiten en die houdt jullie in de gaten", in elk geval woorden (telkens) van dergelijke
dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 02 december 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [naam 3] (brigadier van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland) van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met een vuurwapen een of meerdere kogel(s) op en/of in de richting van die [naam 3] heeft afgevuurd/afgeschoten (waardoor die [naam 3] in/op de heup/buikstreek, in elk geval op het lichaam werd geraakt en/of geschampt);
Subsidiair:
hij op of omstreeks 02 december 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 3] opzettelijk (en met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg) met een vuurwapen een of meerdere kogel(s) op en/of in de richting van die [naam 3] heeft afgevuurd/afgeschoten (waardoor die [naam 3] in/op de heup/buikstreek, in elk geval op het lichaam werd geraakt en/of geschampt);
- 3.
hij op of omstreeks 02 december 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [naam 4] (agent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (op korte afstand) een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [naam 4] getoond en/of voorgehouden;
- 4.
hij op of omstreeks 02 december 2009 te Amsterdam een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool en/of een revolver (merk Amadeo Rossi, Model 274, kaliber .38 Special), en/of munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;
- 5.
hij op of omstreeks 04 augustus 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een medewerkster van makelaarskantoor A1 Apartment Services (Waalstraat 58), te weten [naam 5] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meer geldbedrag(en) (ongeveer 20.000 euro) en/of een horloge (merk Cartier), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemd makelaarskantoor en/of die [naam 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte (nadat hij zich naar dat makelaarskantoor had begeven)
- -
een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [naam 5] heeft getoond en/of voorgehouden en/of op die [naam 5] heeft gericht en/of (voortdurend) gericht heeft gehouden en/of (voortdurend) onder schot heeft gehouden en/of
- -
tegen voornoemde [naam 5] één of meermalen heeft gezegd: "Kluis openmaken, anders schiet ik je dood" en/of "Dit soort geintjes ken ik, nog één keer anders schiet ik je dood", in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 04 augustus 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meer geldbedrag(en) (circa 20.000 euro) en/of één of meer horloge(s) (merk Cartier), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan makelaarskantoor A1 Apartment Services (Waalstraat 58) en/of [naam 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte (nadat hij zich naar dat makelaarskantoor had begeven)
- -
een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [naam 5] heeft getoond en/of voorgehouden en/of op die [naam 5] heeft gericht en/of (voortdurend) gericht heeft gehouden en/of (voortdurend) onder schot heeft gehouden en/of
- -
tegen voornoemde [naam 5] één of meermalen heeft gezegd: "Kluis openmaken, anders schiet ik je dood" en/of "Dit soort geintjes ken ik, nog één keer anders schiet ik je dood", in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aarden/of strekking;
- 6.
hij op of omstreeks 22 april 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een medewerkster van kledingwinkel [kledingwinkel], te weten [naam 6] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meer geldbedrag(en) (circa 700 euro) en/of één of meer bankpas(sen) (ABN Amro privépas met rekeningnummer [rekeningnummer] en/of ABN Amro zakelijke pas met
rekeningnummer [rekeningnummer]), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde kledingwinkel [kledingwinkel] en/of [naam 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of tot het ter beschikking stellen van de pincode, in elk geval het ter beschikking stellen van gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [naam 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte, (nadat hij zich naar voornoemde
kledingwinkel had begeven)
- -
een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [kledingwinkel] heeft getoond en/of voorgehouden en/of op die [kledingwinkel] heeft gericht en/of (voortdurend) gericht heeft gehouden en/of (voortdurend) onder schot heeft gehouden en/of
- -
tegen voornoemde [naam 6] één of meermalen heeft gezegd: "Geef mij geld" en/of "Dan wil ik je pinpas hebben en schrijf je pincode op" en/of "Als de pincode verkeerd is weet ik jou te vinden", in elk geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
- 7.
hij op of omstreeks 22 april 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeeïgening in/uit één of meer geldautoma(a)t(en) weg te nemen één of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [naam 6] en/of ABN Amro, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten één of meer ontvreemde bankpas(sen) (ABN Amro privépas met rekeningnummer [rekeningnummer] en/of zakelijke pas met rekeningnummer [rekeningnummer]) (op naam van [naam 6]).
2.
Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3.
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde dat het enige voorhanden zijnde bewijs bestaat uit de aangifte van [naam 5] en haar herkenning van verdachte. Nu deze bewijsmiddelen uit één en dezelfde bron voortkomen, acht de rechtbank het onder 5 tenlastegelegde feit niet bewezen en dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
4.
Redengevende feiten en omstandigheden
Ten aanzien van het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde
Op het moment dat [naam 2] en [naam 1] op 2 december 2009 omstreeks 17.00 uur een grote doos voor het grofvuil buiten willen zetten, zien zij een man hun makelaarskantoor A1 Apartment Services BV aan de Waalstraat 58 te Amsterdam binnenkomen. De man toont [naam 2] en [naam 1] een vuurwapen. Hij houdt het vuurwapen op [naam 2] en [naam 1] gericht en zegt een of meermalen: "Schiet op naar binnen en nu naar de kluis". De man schreeuwt dat hij de handen van [naam 2] en [naam 1] wil zien en zwaait op korte afstand met het vuurwapen richting [naam 2] en [naam 1]. De man loopt vervolgens met het vuurwapen vlak achter [naam 2] en [naam 1] aan richting de kluis en zegt tegen [naam 1]: "Je krijgt één kans, anders schiet ik je door je kop".i [naam 1] geeft hem het geldbedrag dat zich in de kluis bevindt. De man vraagt [naam 2] en [naam 1] om hun horloges. [naam 2] geeft daarop zijn IWC horloge aan de man.ii [naam 2] en [naam 1] moeten op de grond gaan liggen. De man zegt: "Blijven liggen jullie, mijn negervriend staat buiten en houdt jullie in de gaten." Daarop verlaat hij het pand.iii [naam 1] belt direct de politie en geeft het signalement van de man door.
[naam 3], brigadier van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, zit op het moment van de melding van [naam 1] in burger gekleed op de fiets. [naam 3] ziet een man, naar aanleiding van het hem bij via melding gegeven signalement, op de Tweede van der Helststraat opvallend hard fietsend zijn kant op komen en volgt hem. De man fietst de kade bij de Boerenwetering op en stopt. [naam 3] probeert met zijn fiets om te keren en komt daarbij, dichterbij de man dan hij aanvankelijk van plan was, tot stilstand. [naam 3] ziet dat de man zijn richting op kijkt. Dan besluit [naam 3] tot aanhouding van de man over te gaan.iv De man en [naam 3] pakken beiden hun wapen en richten dat op elkaar. Er wordt door beiden verschillende keren geschoten.v Na een aantal schoten voelt [naam 3] dat hij wordt geraakt of geschampt ter hoogte van zijn rechterheupvi en hij zoekt dan dekking achter een boom. Terwijl [naam 3] achter de boom schuilt, blijft de man in zijn richting schieten.
De man pakt daarop weer de fiets en fietst weg. [naam 3] besluit achter hem aan te gaan. Even verderop bij het bruggetje naar het Beatrixpark hoort [naam 3] zijn collega [naam 4] roepen. Vervolgens hoort hij verschillende schoten. Hij ziet dat de man onderuit gaat, weer overeind krabbelt, op de fiets springt en over het bruggetje wegrijdt in de richting van het Beatrixpark. Wanneer de man vervolgens, de in uniform geklede, [naam 4] op een afstand van zes à zeven meter ziet naderen, maakt de man een slippende beweging met de fiets en toont [naam 4] zijn wapen.vii [naam 4] reageert hierop door zijn dienstwapen te trekken en op hem te schieten. Hij valt, staat weer op, pakt wederom de fiets en fietst over de brug het Beatrixpark in. [naam 3] en [naam 4] verliezen de man beiden uit het oog.
Het Beatrixpark wordt door de politie afgezet. Tegen 19.00 uur diezelfde dag zien politieagenten een man mank komen aanlopen. De man zegt dan: "Oké, jullie hebben gewonnen, ik geef mij over". Vervolgens gooit de man een vuurwapen van zich af.viii Naast dit wapen, een revolver, wordt een plastic tas met daarin onder andere een geldbedrag en een horloge van het merk IWC aangetroffen.ix De man verklaart desgevraagd te zijn genaamd [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.x
Ten aanzien van het onder 6 en 7 ten laste gelegde
Op 22 april 2009 omstreeks 17.15 uur hoort [naam 6] de bel gaan van de deur van haar kledingwinkel '[kledingwinkel]'s' te Amsterdam. Zij ziet een man (hierna NN) met een capuchon op en een sjaal voor zijn gezicht de winkel in komen lopen. NN richt een zwartkleurig pistool op [naam 6] en zegt: "Geef mij geld". Daarop loopt [naam 6] naar de kassa en pakt het kasboekje. Het geld in het kasboekje bestaat uit drie biljetten van honderd euro, zes biljetten van vijftig euro en drie biljetten van twintig euro. Ze pakt het geld en geeft dat aan NN, die het geld aanpakt en in zijn broekzak stopt. NN blijft het vuurwapen op [naam 6] gericht houden. Als er niet meer geld aanwezig blijkt, zegt NN: "Dan wil ik je pinpas hebben en schrijf je pincode op". [naam 6] schrijft haar pincode op en geeft dat aan NN. NN zegt: "Als de pincode verkeerd is, weet ik jou te vinden". NN wil pinpassen van [naam 6] en loopt achter haar aan naar haar handtas. [naam 6] pakt haar portemonnee uit haar handtas en geeft haar ABN Amro privépas en ABN Amro zakelijke pas aan NN. Het rekeningnummer van de privépas is [rekeningnummer] en van de zakelijke pas is [rekeningnummer]. NN zegt tegen [naam 6] dat hij ook de rest van het geld uit haar portemonnee wil hebben. Zij geeft hem één biljet van twintig euro, één biljet van tien euro en één of twee biljetten van vijf euro. Vervolgens wil NN met [naam 6] de trap af lopen. Hij vraagt haar: "Waar kan ik je het beste vastmaken?". [naam 6] zegt dat dat dan maar aan de wastafelpoot moet, omdat zij daarvan weet dat deze niet stevig is en ze zich snel zou kunnen bevrijden en er bovendien een telefoon in de buurt is. [naam 6] wordt aan de wastafelpoot vastgemaakt met handboeien. NN verlaat dan de winkel. [naam 6] maakt zich los en belt direct, binnen één minuut nadat NN is vertrokken, de politie. [naam 6] geeft het signalement van NN aan de politie door. Het door haar opgegeven signalement van NN luidt: blanke man, accentloos Nederlands, dertig tot vijfendertig jaar, 1.75 meter, slank, een donkerblauwe capuchontrui met capuchon over zijn hoofd, bruine sjaal voor zijn gezicht, een zonnebril op zijn neus en blauwe spijkerbroek. Als de politie, na ongeveer vijf à tien minuten, arriveert, worden de pinpassen direct geblokkeerd.xi
Op 22 april 2009 om 17.39.52 uur is getrachtxii, bij een ABN Amro geldautomaat in de Rijstraat te Amsterdam geldbedragen te pinnen. Er is getracht met twee pinpassen, te weten een ABN Amro privépas met rekeningnummer [rekeningnummer] en zakelijke pas met rekeningnummer [rekeningnummer] te pinnen. xiii
5.
Waardering van het bewijs ten aanzien van het onder 1, 2 primair, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde
5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de onder 1, 2 primair, 3, 4 en 7 ten laste gelegde feiten bewezen geacht. Zij heeft vrijspraak gevorderd van het onder 6 ten laste gelegde, omdat het dossier onvolledig is en niet kan worden bewezen dat verdachte NN is.
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde bewezen op grond van de aangifte van [naam 1], de aangifte van [naam 2], de camerabeelden van de overval en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 september 2010.
Het onder 2 ten laste gelegde kan bewezen worden op grond van de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 september 2010, de verklaringen van verbalisant [naam 3] afgelegd bij de rechter-commissaris en bij de Rijksrecherche, de letselverklaring omtrent [naam 3] en het munitieonderzoek naar de (in de riem van die [naam 3] aangetroffen) kogelpunt.
De verklaring van [naam 3] duidt erop dat het schietincident in twee fasen kan worden onderscheiden. De eerste fase bestaat uit het over en weer schieten tussen verdachte en [naam 3]. [naam 3] wordt dan getroffen. Op dat moment volgt er volgens [naam 3] een soort impasse en stopt hij met schieten om zich achter een boom te verschuilen. Vervolgens begint verdachte, na een aantal seconden, opnieuw op [naam 3] te schieten. Binnen deze seconden is er sprake geweest van kalm beraad door verdachte. De Hoge Raad heeft overwogen dat een dergelijk kort ogenblik voldoende kan zijn om voorbedachten rade aan te nemen. De rechtbank kan in de wijze van tenlasteleggen een cumulatieve tenlastelegging van een poging tot doodslag en een poging tot moord op [naam 3] lezen. Het betreft een meerdaadse samenloop.
De officier van justitie acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de verklaringen van verbalisant [naam 4] afgelegd bij de rechter-commissaris en bij de Rijksrecherche, de verklaring van [naam 3] waaruit volgt dat hij verdachte het wapen niet heeft zien wegstoppen op het moment dat hij van hem wegfietst richting [naam 4] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 september 2010.
Het voorhanden hebben van een wapen met munitie, ten laste gelegd onder 4, kan bewezen worden geacht aan de hand van het proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding een vuurwapen van zich afgooide, welk vuurwapen in beslag is genomen. Daarnaast is er een proces-verbaal van het technisch onderzoek naar het vuurwapen aanwezig. Hieruit blijkt dat het wapen een revolver met munitie betreft in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie. Verdachte heeft het voorhanden hebben van het wapen en de munitie voorts bekend.
De officier van justitie acht de poging tot diefstal met een valse sleutel, zoals deze onder 7 is ten laste gelegd, bewezen. Er is een aangifte van [naam 6] voorhanden, welke verklaring tevens bij de rechter-commissaris is afgelegd, er zijn afdrukken van beveiligingsbeelden van de poging tot diefstal bij de pinautomaat en verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht, met de officier van justitie, het onder 1 ten laste gelegde bewezen. Verdachte heeft ter terechtzitting een grotendeels bekennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft, ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, ontkend dat hij op het hoofd van de aangever(s) heeft gericht, dat hij om hun portemonnees zou hebben gevraagd en dat hij zou hebben gezegd dat een code moest worden ingetoetst op de kluis.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar de overval heeft gepleegd, maar dat dient te worden meegewogen dat verdachte de overval niet pleegde ten bevoordeling van zichzelf, maar ten behoeve van een incasso voor derden.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde, heeft verdachte verklaard dat hij op een persoon heeft geschoten in het Beatrixpark. Het was voor verdachte niet duidelijk dat hij op een politieagent schoot die hem op dat moment aan wilde houden. Verbalisant [naam 3] heeft verklaard dat hij verdachte iets hoorde zeggen. [naam 3] verstond niet wat verdachte zei. Verdachte heeft op zijn beurt niet gehoord dat [naam 3] zei: "Politie, je bent aangehouden". Dit is, gezien de situatie, niet ondenkbaar. Daarnaast behoefde verdachte er, met name gelet op het tijdsverloop tussen de overval en de confrontatie met [naam 3], niet vanuit te gaan dat de man, [naam 3], een politieagent was.
In tegenstelling tot de officier van justitie heeft de raadsman bepleit dat het onder 2 ten laste gelegde als één feitenrelaas dient te worden beschouwd. Er is sprake geweest van een schotenwisseling. Deze schoten hebben elkaar direct opgevolgd. Hierdoor heeft voor verdachte geen mogelijkheid bestaan voor kalm beraad en rustig overleg om de situatie te overdenken. De raadsman heeft daarom om vrijspraak van de onder 2 ten laste gelegde poging tot moord verzocht.
De raadsman heeft, met betrekking tot de ten laste gelegde poging tot doodslag op [naam 3] door verdachte, geen opzet (ook niet in voorwaardelijke zin) aanwezig geacht bij verdachte op de levensberoving van [naam 3]. Verdachte zag in het donker een persoon staan die een wapen trok en direct op hem schoot. Verdachte heeft daarop teruggeschoten en richtte daarbij op de grond. Verdachte is een geoefend schutter. Als hij [naam 3] had willen raken, dan had hij gericht op [naam 3] geschoten. Het schietbanenonderzoek heeft niet tot de conclusie geleid dat de kogel die in de broeksriem van [naam 3] is aangetroffen direct op [naam 3] is afgevuurd. De kogel kan via de grond zijn gegaan. Dat komt overeen met de verklaring van verdachte dat hij laag richtte. Dit wordt bevestigd door de verklaring van verdachte afgelegd in het ziekenhuis. Uit deze verklaring blijkt dat verdachte de beveiliging heeft gevraagd of hij de agent heeft geraakt. Hij wilde de aanmerkelijke kans op de dood van [naam 3] uitsluiten. De raadsman heeft vrijspraak van de onder 2 ten laste gelegde poging tot doodslag verzocht en heeft zich met betrekking tot de ten laste gelegde mishandeling aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Nu verdachte het voorhanden hebben van de revolver met munitie heeft bekend, refereert de raadsman zich met betrekking tot dit onder 4 ten laste gelegde feit aan het oordeel van de rechtbank.
Er is onvoldoende wettig bewijs aanwezig om tot bewezenverklaring van de onder 5 ten laste gelegde overval te komen. Verdachte heeft dit feit ontkend. Er is geen zelfde modus operandi aan te wijzen tussen de twee, verdachte ten laste gelegde, overvallen. Aangeefster [naam 5] heeft bij de rechter-commissaris, pas naar aanleiding van de tweede overval, de conclusie getrokken dat het om dezelfde dader zou gaan. Een uur na het incident op 4 augustus 2009 heeft [naam 5] niet over een opvallend signalement, te weten de opvallende ogen van verdachte, gesproken. De raadsman heeft vrijspraak verzocht met betrekking tot dit feit.
Het dossier bevat onvoldoende wettig bewijs om tot bewezenverklaring van het onder 6 ten laste gelegde feit te komen en de raadsman heeft om vrijspraak van dit feit verzocht. Daarnaast heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gelet op het onder 7 ten laste gelegde, nu verdachte omtrent dat feit een bekennende verklaring heeft afgelegd.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De beoordeling van de bewijsmiddelen.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
5.3.1.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Ontkenning van bestanddelen van de tenlastelegging door verdachte
De rechtbank is op grond van de onder rubriek 4 uiteengezette bewijsmiddelen tot het oordeel gekomen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde afpersing heeft begaan.
Verdachte heeft dat feit, in grote lijnen, ter terechtzitting van 8 september 2010 bekend. Verdachte heeft ontkend dat hij om de portemonnees van de aangevers zou hebben gevraagd. Voorts heeft hij ontkend dat hij zijn wapen op het hoofd van de aangever(s) zou hebben gericht en dat hij tegen de aangever(s) zou hebben gezegd dat de code van de kluis diende te worden ingetoetst.
De rechtbank stelt vast dat verdachte is tenlastegelegd dat hij een vuurwapen gericht zou hebben en gericht zou hebben gehouden op [naam 2] en [naam 1]. In de tenlastelegging staat niet met zoveel woorden beschreven dat verdachte op het hoofd van de aangevers zou hebben gericht. Het verweer van verdachte sluit een bewezenverklaring van dat deel van de tenlastelegging dus niet uit.
Met betrekking tot het verweer van verdachte dat hij geen portemonnees zou hebben gevraagd en niet zou hebben gezegd dat de code van de kluis diende te worden ingetoetst, acht de rechtbank de verklaringen van de aangevers op deze punten van doorslaggevende betekenis en gaat er derhalve vanuit dat verdachte ook die onderdelen van de tenlastelegging heeft begaan.
5.3.2.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Opzet
Vaststaat dat verdachte met zijn wapen verschillende keren heeft geschoten. [naam 3] heeft op 3 december 2009 bij de Rijksrecherche verklaard dat hij zag dat verdachte iets van zijn linker zijde pakte en dat onmiddellijk op hem richtte. Eén van de, door verdachte afgeschoten, kogels is terechtgekomen in de broekriem van [naam 3] en een andere kogel heeft het lichaam van [naam 3] geraakt of geschampt. Voorts is er een kogel op een hoogte van ca. 1.60 meter hoogte in de boom, waarachter [naam 3] zich daarna verschuilde, terechtgekomen. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte, tenminste één keer, van korte afstand gericht op [naam 3] heeft geschoten. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard: "Het was de dood of de gladiolen. U vraagt mij of ik gericht op [naam 3] heb geschoten. Ik heb in zijn richting geschoten. Kijk, ik zit hier ook een beetje om mijn eigen hachje te redden. Ik wil de galg wat minder hoog maken dan hij misschien is. Ik heb in ieder geval niet naar de eenden gericht."
Op grond van de hiervoor aangehaalde verklaringen van [naam 3] en die van verdachte ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust gericht op [naam 3] heeft geschoten. Dit gericht schieten levert naar het oordeel van de rechtbank de opzetvariant van het noodzakelijkheidbewustzijn op. Nu dit een zwaardere opzetvariant betreft dan het voorwaardelijk opzet, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of er een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat verdachte door zijn handelen [naam 3] fataal zou hebben kunnen raken. De rechtbank acht opzet op de levensberoving door verdachte van [naam 3] derhalve bewezen.
Voorbedachten rade
Verdachte waande zich op 2 december 2009 onbespied aan de, inmiddels donker geworden, kade te Amsterdam. Hij werd verrast door de aanwezigheid van [naam 3]. Verdachte heeft gericht op [naam 3] geschoten. [naam 3] schoot ook naar verdachte en heeft, toen hij werd geraakt, dekking gezocht achter een boom.
De rechtbank acht aannemelijk dat de schotenwisseling tussen verdachte en [naam 3] zich binnen luttele seconden heeft afgespeeld. De officier van justitie heeft dit incident opgesplitst in twee momenten, waartussen volgens haar een tijdsbestek zou hebben gezeten waarin verdachte over zijn handelingen en gevolgen daarvan zou kunnen hebben nadenken. De rechtbank is echter van oordeel dat het over en weer schieten tussen [naam 3] en verdachte zo kort opeenvolgend plaats heeft gevonden, dat niet kan worden gesproken van twee fasen binnen het incident. Het schieten door verdachte op [naam 3], terwijl [naam 3] achter een boom stond, moet als één geheel worden gezien in samenhang met de eerdere schotenwisseling. Daarmee is niet komen vast te staan dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.xiv
De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat er in de onderhavige zaak geen sprake is geweest van voorbedachten rade bij verdachte.
Kwalificatie slachtoffer
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte hoorde dat [naam 3] met luide stem zei: "Politie, je bent aangehouden". Hierbij heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat [naam 3] verdachte na deze woorden zag verstrakken in zijn gezicht. Een waarneming die meebrengt dat de afstand tussen verdachte en [naam 3] beperkt is geweest. In dit verband heeft verdachte verklaard dat het ter plaatse pikkedonker was en dat er niemand in de buurt was. De rechtbank ziet zich ook door deze verklaring gesterkt in haar oordeel dat het hierdoor aannemelijk is dat [naam 3], zoals hij verklaart, op een afstand van ongeveer tien meter van verdachte heeft gestaan en niet op een afstand van vijfendertig à veertig meter waarover verdachte heeft verklaard. Er waren daarnaast geen obstakels of (straat)geluiden in de omgeving aanwezig, die tot een ander oordeel leiden. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte heeft gehoord dat [naam 3] riep: "Politie, je bent aangehouden" en derhalve wist dat [naam 3] politieagent was die hem wilde aanhouden
Opsplitsing tenlastelegging door de officier van justitie
Nu de rechtbank de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [naam 3] bewezen acht, komt zij niet meer toe aan de subsidiair ten laste gelegde variant van het feit. Zoals hierboven is beschreven, zal de rechtbank de wijze van lezing van de tenlastelegging zoals voorgesteld door de officier van justitie niet volgen.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden zoals die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
Op 22 april 2009 omstreeks 17.15 uur heeft een man, NN, [naam 6] in haar kledingwinkel '[kledingwinkel]'s' te Amsterdam afgeperst, zoals in rubriek 4 is uiteengezet. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend deze overval te hebben gepleegd.
De rechtbank stelt vast dat er ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn. Er is een aangifte van [naam 6]. In deze aangifte verklaart zij onder meer dat NN twee pinpassen met de door haar opgeschreven pincodes van haar meenam. Voorts heeft zij een signalement gegeven dat verdachte niet uitsluit. De overval in de winkel van [naam 6] aan de [straat] is om omstreeks 17.15 uur begonnen. De rechtbank gaat ervan uit dat de overval enkele minuten heeft geduurd. Vaststaat dat verdachte om 17.39.52 uur, in totaal nog geen vijfentwintig minuten na de overval, heeft getracht met de pinpassen van [naam 6] te pinnen bij een bankautomaat in de Rijnstraat. Dit blijkt ook uit de beveilingsbeelden van de ABN Amro Bank en de bekennende verklaring van verdachte hieromtrent.
Verdachte heeft desgevraagd ter terechtzitting verklaard dat hij 's middags op 22 april 2009 in zijn appartement was. Hij zou een telefoontje van ene '[voornaam]' hebben gehad met de vraag of hij een zakelijke pinpas voor honderdvijftig euro van hem wilde kopen. Daarop is verdachte, naar eigen zeggen, met zijn scooter naar de Rijnstraat gegaan waar hij de pas van '[voornaam]' heeft gekocht. Verdachte heeft verklaard dat hij '[voornaam]' van de Nieuwmarktbuurt kent en beschrijft hem als een blanke, Nederlandse man, leeftijd rond de zesendertig tot achtendertig jaar en met blond haar. Verdachte heeft geen nadere gegevens van '[voornaam]', zoals een woonadres of zijn telefoonnummer kunnen geven, hoewel '[voornaam]' wel over het telefoonnummer van verdachte beschikte. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij dacht dat de passen 'gewoon' gerold waren. De rechtbank acht de door verdachte gegeven verklaring hoe hij in het bezit is gekomen van de bankpassen niet geloofwaardig nu hij naast een algemeen signalement van '[voornaam]' geen nadere, verifieerbare gegevens van die persoon heeft gegeven. Mede gelet op het korte tijdsbestek tussen de overval en de poging om met de, bij de overval buit gemaakte, pinpassen te pinnen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de overval op de kledingwinkel heeft gepleegd. Hierbij heeft de rechtbank nog acht geslagen op het door de aangever [naam 6] gegeven signalement, een signalement dat verdachte niet uitsluit. Dit alles leidt tot de conclusie dat, in tegenstelling tot wat de officier van justitie en de raadsman hebben bepleit, wettig en overtuigend bewezen wordt geacht dat verdachte de persoon was die op 22 april 2009 [naam 6] heeft afgeperst.
6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
- 1.
op 2 december 2009 te Amsterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld medewerkers van makelaarskantoor A1 Apartment Services (Waalstraat 58), te weten [naam 1] en [naam 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en een horloge (merk IWC), toebehorende aan dat makelaarskantoor en/of die [naam 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, nadat hij zich naar dat makelaarskantoor had begeven,
- -
een vuurwapen, aan die medewerkers heeft getoond en voorgehouden en op die [naam 1] en die [naam 2] heeft gericht en gericht heeft gehouden en
- -
tegen die [naam 1] en die [naam 2] een of meermalen heeft gezegd: "En nu naar die kluis, schiet op" en geschreeuwd dat hij de handen van die [naam 1] en die [naam 2] wilde zien, en
- -
op korte afstand met dat vuurwapen, is blijven zwaaien in de richting van die [naam 1] en die [naam 2] en
- -
vervolgens met dat vuurwapen, vlak achter die [naam 1] en die [naam 2] is aangelopen richting de kluis en
- -
tegen die [naam 1] heeft gezegd: "Je krijgt één kans, anders schiet ik je door je kop", en
- -
tegen die [naam 1] en die [naam 2] heeft gezegd: "Blijven liggen jullie, mijn negervriend staat buiten en die houdt jullie in de gaten";
- 2.
op 2 december 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam 3], brigadier van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, van het leven te beroven, met dat opzet, met een vuurwapen meerdere kogels op of in de richting van die [naam 3] heeft afgevuurd, waardoor die [naam 3] in het lichaam werd geraakt of geschampt;
- 3.
op 2 december 2009 te Amsterdam, [naam 4], agent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op korte afstand een vuurwapen, aan voornoemde [naam 4] getoond;
- 4.
op 2 december 2009 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een revolver merk Amadeo Rossi, Model 274, kaliber .38 Special, en munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;
6.
6.
op 22 april 2009 te Amsterdam, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een medewerkster van kledingwinkel [kledingwinkel], te weten [naam 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en bankpassen, ABN Amro privépas met rekeningnummer [rekeningnummer] en ABN Amro zakelijke pas met
rekeningnummer [rekeningnummer], toebehorende aan voornoemde kledingwinkel [kledingwinkel] en/of [naam 6], en tot het ter beschikking stellen van de pincode, toebehorende aan voornoemde [naam 6], welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte, nadat hij zich naar voornoemde kledingwinkel had begeven
- -
een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [kledingwinkel] heeft getoond en voorgehouden en op die [kledingwinkel] heeft gericht en gericht heeft gehouden en
- -
tegen voornoemde [naam 6] heeft gezegd: "Geef mij geld" en "Dan wil ik je pinpas hebben en schrijf je pincode op" en "Als de pincode verkeerd is weet ik jou te vinden";
- 7.
op 22 april 2009 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeeïgening uit één geldautomaat weg te nemen geldbedragen, toebehorende aan [naam 6] en/of ABN Amro, en dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten ontvreemde bankpassen ABN Amro privépas met rekeningnummer [rekeningnummer] en zakelijke pas met rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam 6].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
- 7.
De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
- 8.
De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
- 9.
Motivering van de straf en maatregelen
- 9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van benadeelde partij [naam 1] voor een bedrag van € 1.650,- (zestienhonderdvijftig euro) toe te wijzen, de vordering van benadeelde partij [naam 4] voor een bedrag van € 3.000,- (drieduizend euro) toe te wijzen en de vordering van [naam 3] voor een bedrag van € 5.000,- (vijfduizend euro) toe te wijzen. Zij heeft verzocht deze vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht de twee vorderingen, respectievelijk € 3.600,- (drieduizendzeshonderd euro) en € 30.000,- (dertigduizend euro) van benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk te verklaren.
- 9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de forse eis van de officier van justitie, bij bewezenverklaring van de door haar gevorderde feiten, te matigen. De officier van justitie is er, ten onrechte, vanuit gegaan dat verdachte wist dat hij op een politieagent schoot. Voorts verzoekt de verdediging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat hij een moeilijke jeugd heeft gehad. Daarnaast heeft verdachte kort na de incidenten zijn begrip getoond naar de politieagenten toe.
De verdediging heeft zich met betrekking tot de vorderingen van benadeelde partijen [naam 1], [naam 3] en [naam 4] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarnaast is verzocht de vordering van benadeelde partij [naam 2] met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde, ten bedrage € 3.600,- (drieduizendzeshonderd euro), af te wijzen en de vordering met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde, ten bedrage € 30.000,- (dertig duizend euro) niet-ontvankelijk te verklaren.
- 9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is op 22 april 2009 rond 17.00 uur met een pistool de winkel van [naam 6] binnengegaan en heeft haar onder bedreiging van geweld gedwongen een geldbedrag en twee pinpassen met een pincode af te geven. Om herkenning te voorkomen had verdachte een capuchon op zijn hoofd, een sjaal voor zijn gezicht en droeg hij een zonnebril. Nadat hij het geld en de bankpassen in zijn bezit had gekregen heeft hij het slachtoffer met handboeien vastgezet met het kennelijke doel te voorkomen dat het slachtoffer direct alarm zou kunnen slaan. Binnen ca 20 minuten na de overval heeft verdachte getracht met deze pinpassen geld op te nemen.
Voorts is verdachte op 2 december 2009 om ongeveer 17.15 uur op slinkse wijze, namelijk toen twee medewerkers van makelaarskantoor A1 Apartment Services een doos bij het grofvuil wilden zetten, het pand aan de Waalstraat in Amsterdam binnengedrongen. Verdachte had, om herkenning te voorkomen, een capuchon over zijn hoofd getrokken en een sjaal voor zijn gezicht gedaan. Daarnaast was hij bewapend met een revolver. In het pand heeft hij de aangevers gedwongen tot afgifte van een geldbedrag en persoonlijke eigendommen.
Na de afpersing van de medewerkers van het makelaarskantoor is verdachte op een fiets vandoor gegaan. Politieagent [naam 3] heeft verdachte bij de achtervolging evenwel in het vizier gekregen en is hem per fiets gevolgd. Verdachte heeft toen hij [naam 3] zag en verdachte had gehoord dat hij met een politieagent te maken had die hem had aangehouden, niets onziend, bewust met een wapen meermalen op [naam 3] geschoten, waarbij [naam 3] ook daadwerkelijk is geraakt. Gelet op de hoogte waarop een op [naam 3] afgevuurde kogel in een boom is ingeslagen, kan van geluk worden gesproken, dat [naam 3] niet dodelijk is getroffen. Het fysieke gevolg, de schotverwonding, is relatief beperkt gebleven.
Ook na de confrontatie tussen [naam 3] heeft verdachte de strijd niet opgegeven en wist verdachte te ontkomen per fiets. Echter werd hij vrijwel direct daarna geconfronteerd met een in uniform geklede en herkenbare politieagent; dit was agent [naam 4], die hij vervolgens bedreigde met zijn vuurwapen. Verdachte heeft zich hierbij opnieuw uit de voeten weten te maken, ondanks dat [naam 4] meermalen op hem heeft geschoten. Verdachte is, nadat hij door een kogel in zijn bil was geraakt, vervolgens het Beatrixpark ingevlucht. Toen hij ongeveer enkele uren later nabij een uitgang van het Beatrixpark opnieuw werd geconfronteerd met politie, heeft hij zich overgegeven, waarbij hij zijn wapen op de grond heeft gegooid.
Uit de toelichting op de vordering van [naam 1] benadeelde partij komt naar voren dat het incident voor aangeefster traumatisch is geweest. Deze traumatische ervaring heeft in diverse verschijningsvormen invloed op haar dagelijks leven gehad. Zij noemt onder andere als gevolg van het incident, dat zij angstig, achterdochtig en extra oplettend is geworden. Het incident heeft voorts een enorme afbreuk gedaan aan haar vertrouwen en gevoel van veiligheid
Uit de toelichting op de vordering als benadeelde partij [naam 3] komt naar voren dat het incident voor [naam 3] grote psychische gevolgen heeft gehad. [naam 3] noemt onder andere als gevolgen van het incident moeheid, prikkelbaarheid, rusteloosheid en boosheid dat dit feit hem door verdachte is aangedaan. Daarenboven is bij [naam 3] in juni 2010 een partiële posttraumatische stressstoornis is gediagnosticeerd. [naam 3] is hiervoor onder behandeling bij een psycholoog.
Het incident heeft bij [naam 4], zoals blijkt uit zijn toelichting bij zijn vordering als benadeelde partij, tot maandenlange vermoeidheid als gevolg van stress geleid. Daarnaast heeft het besef, dat het ook anders had kunnen aflopen, ervoor gezorgd dat [naam 4] lusteloos is geworden en diep emotioneel is geraakt.
Uit de de processtukken komt het beeld van verdachte naar voren van een man zonder vaste woon- of verblijfplaats die niet over een legale inkomsten beschikt en de afgelopen jaren bij vrienden onderdak heeft weten te vinden. Hij is in 2004 vrijgekomen na een veroordeling tot een gevangenisstraf van 6 jaar wegens afpersing en vuurwapenbezit. Verdachte heeft weinig medewerking verleend aan het onderzoek door de psycholoog. De rechtbank kan niet anders concluderen dan dat verdachte zich enkel laat leiden door zijn behoefte aan geld en indien hij over een vuurwapen wenst te beschikken, hij die eenvoudig kan verkrijgen. Onder deze omstandigheden heeft verdachte op zeer brutale wijze twee gewapende overvallen gepleegd. Hij heeft hiermee bijgedragen aan de verruwing en verharding van de samenleving en daarmee aan de algemene gevoelens van onbehagen en onveiligheid. Wat hij hiermee de slachtoffers heeft aangedaan deert hem kennelijk niet of nauwelijks.
Verder heeft verdachte blijk gegeven geen enkel respect of ontzag te tonen voor de politie. Toen hij, na een overval met de politie werd geconfronteerd, deinsde hij er niet voor terug om op een politieambtenaar te schieten en een andere politieambtenaar met een vuurwapen te bedreigen, zulks met alle gevolgen van dien. Verdachte heeft zich hiermee boven de wet geplaatst. Strafbare feiten als deze dienen zwaar bestraft te worden uit oogpunt van algemene- en specifieke preventie. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur is op zijn plaats.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 3 december 2009 omtrent verdachte, waaruit blijkt dat hij verschillende keren onherroepelijk ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld.
Hetgeen hiervoor is overwogen kan tot geen ander oordeel leiden dan dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, die hoger is dan door de officier van justitie is gevorderd.
- 9.3.1.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [naam 1], van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.650,- (zestienhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 2]
Benadeelde partij [naam 2] heeft namens makelaarskantoor A1 Apartment Services ter terechtzitting mondeling twee vorderingen ingediend tot vergoeding van materieel geleden schade. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft voornoemde [naam 2] een geldbedrag van € 3.600,- (drieduizendzeshonderd euro) gevorderd. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft [naam 2] € 30.000,- (dertigduizend euro) gevorderd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder verdachte aangetroffen buit van
€ 3.100,- teruggegeven zal worden aan de rechthebbende, te weten A1 Apartment Services. Dit deel van de vordering zal derhalve worden afgewezen. Het overige deel van de vordering van de namens A1 Apartment Services ingediende vordering, is niet eenvoudig van aard en leent zich niet voor de behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank overweegt dat, nu verdachte van het onder 5 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [naam 3], van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze immateriële schade op een bedrag van € 5.000,- (vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam 4]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [naam 4], van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze immateriële schade op een bedrag van € 3.000,- (drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 4] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
- 9.3.2.
Beslag
Teruggave aan verdachte
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de goederen zoals deze op de, door de officier van justitie overgelegde, beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 5, 7, 12, 13 en 14 zijn opgenomen.
Teruggave aan makelaarskantoor A1 Apartment Services
De rechtbank gelast de teruggave aan makelaarskantoor A1 Apartment Services van wat onder 11 op voornoemde beslaglijst is vermeld.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van wat onder 6, 8, 9 en 10 op voornoemde beslaglijst is vermeld.
- 10.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 285, 287, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
11. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 en 6 ten laste gelegde
afpersing, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde
poging tot doodslag, begaan tegen een politieambtenaar gedurende de uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
bedreiging, begaan tegen een politieambtenaar gedurende de uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 (elf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering tot vergoeding van de immateriële schade van de benadeelde partij [naam 1], domicilie kiezende aan de [adres] toe tot een bedrag van € 1.650,- (zestienhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 1], te betalen de som van € 1.650,- (zestienhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst af de vordering van € 3.100,- van de benadeelde partij [naam 2].
Verklaart de benadeelde partij [naam 2] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vorderingen.
Wijst de vordering tot vergoeding van de immateriële schade van de benadeelde partij [naam 3], domicilie kiezende bij de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, DPA/Preventie en Zorg/IPS, Postbus 2287, 1000 CG Amsterdam toe tot een bedrag van € 5.000,- (vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 3], te betalen de som van € 5.000,- (vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering tot vergoeding van de immateriële schade van de benadeelde partij [naam 4], domicilie kiezende bij de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, DPA/Preventie en Zorg/IPS, Postbus 2287, 1000 CG Amsterdam toe tot een bedrag van € 3.000,- (drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [naam 4] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 4], te betalen de som van € 3.000,- (drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.
2.00 STK Schoenen
[naam]
- (3792238)
- 2.
1.00 STK Shirt
T-shirt
- (3792240)
- 3.
2.00 STK Handschoen
- -
- (3792241)
- 4.
1.00 STK Ondergoed
[naam]
- (3792243)
- 5.
1.00 STK Broek
[naam]
- (3792244)
- 6.
1.00 STK Pil
OXAZEPAM
- (3736481)
meerdere pillen aangetroffen in br
- 7.
1.00 STK Horloge
SWATCH
3806460; witte wijzerplaat
- 8.
1.00 STK Kleding Kl: bruin
- -
3806465; bruine sjaal
- 9.
1.00 STK Telefoonkaart
- -
3806470; waarde 10 euro
Gelast de teruggave aan makelaarskantoor A1 Apartment Services van:
- 10.
Geld Nederlands
- -
(onbekend)zie inhoud tas (3792246) 130x20, 10x5
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- 11.
1.00 STK USB-stick (memorykaart)
- -
- (3736429)
- 12.
2.00 STK Cd-rom
IMATION
- (3739077)
camera 27 en 33
- 13.
1.00 STK DVD
MEMOREX
- (3739081)
beeldmateriaal RAI camera 25 02.12
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- 14.
1.00 STK Tas
Plastic
- (3792246)
inh. sleutel, kent. papieren
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. J.O. Rutten en J.N.A. Jolink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Stam, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 september 2010.
De griffier verklaart de jongste rechter buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
- i.
Een proces-verbaal van aangifte door [naam 1] met nummer 2009325003-1 van 2 december 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7] (doorgenummerde pagina's 31-38).
ii Een proces-verbaal van aangifte door [naam 2] met nummer 2009325003-15 van 3 december 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8] (doorgenummerde pagina's 41-44).
iii Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 september 2010, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
iv Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009325003-33 van 29 december 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3] (doorgenummerde pagina's 95-97).
- v.
Zie de verwijzing in voetnoot 4 en het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 september 2010, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
vi Een geschrift, te weten een letselverklaring van het VU medisch centrum omtrent [naam 3], van 2 december 2009, opgesteld door [naam 9], arts-assistent.
vii Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] van 17 maart 2010 opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
viii Een proces-verbaal van aanhouding [verdachte] met nummer 2009325003-2 van 2 december 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 10] en [naam 11] (doorgenummerde pagina's 8-9) en een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009325003-29 van 12 december 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 12] en [naam 13] (doorgenummerde pagina's 105-106).
ix Een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut met nummer 2010.01.11.013 van 24 februari 2010, opgemaakt door [naam 14].
- x.
Een proces-verbaal van verhoor bij inverzekeringstelling met nummer 2009325003 van 2 december 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 15] (doorgenummerde pagina 10).
xi Een proces-verbaal van aangifte door [naam 6] met nummer 2009109825-1 van 24 april 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 16] en een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] van 28 april 2010 door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
xii Een proces-verbaal van relaas met nummer 2009109825 van 3 december 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 17].
xiii Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 september 2010, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
xiv Zie: Hoge Raad NJ 2000/605.
Parketnummer: 13/525982-09 (PROMIS)
Inzake: [verdachte]