Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014–2020
3.5.2 Aangemelde individuele investeringssteun
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
23-07-2013, PbEU 2013, C 209 (uitgifte: 23-07-2013, regelingnummer: 2013/C209/01)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-07-2013, PbEU 2013, C 209 (uitgifte: 23-07-2013, regelingnummer: 2013/C209/01)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
69
De lidstaat moet niet alleen de voorwaarden van de punten 64 tot en met 67 in acht nemen, maar moet voor aangemelde individuele steun (1) ook duidelijk bewijsmateriaal overleggen dat de steun daadwerkelijk de keuze voor de investering of de locatie beïnvloedt (2). Hij moet aangeven welke van de in punt 61 beschreven scenario's van toepassing is. Om een omvattende beoordeling mogelijk te maken, moet de lidstaat niet alleen informatie over het gesteunde project verstrekken, maar ook een uitgebreide beschrijving van het nulscenario waarin de begunstigde geen steun toegekend krijgt van een overheidsinstantie binnen de EER.
70
In scenario 1 zou de lidstaat het bestaan van het stimulerende effect van de steun kunnen aantonen door bedrijfsdocumenten over te leggen waaruit blijkt dat de investering zonder de steun onvoldoende winstgevend zou zijn.
71
In scenario 2 zou de lidstaat het stimulerende effect van de steun kunnen aantonen door bedrijfsdocumenten over te leggen waaruit blijkt dat er een vergelijking is gemaakt tussen de kosten en baten van vestiging in het betrokken gebied en die van vestiging in een ander gebied of in andere gebieden. De Commissie gaat na of deze vergelijkingen een realistische basis hebben.
72
De lidstaten wordt met name gevraagd om zich te baseren op officiële documenten van de raad van bestuur, risicobeoordelingen (onder meer een beoordeling van de locatiegebonden risico's), financiële rapporten, interne businessplannen, adviezen van deskundigen en andere studies met betrekking tot het investeringsproject dat ter beoordeling voorligt. Documenten die informatie bevatten over vraagprognoses, kostenprognoses en financiële prognoses, documenten die aan een investeringscomité worden overgelegd en waarin verschillende investeringsscenario's zijn uitgewerkt, of documenten die aan de financiële instellingen worden verstrekt, kunnen de lidstaten helpen om het stimulerende effect aan te tonen.
73
In dat verband, en met name in scenario 1, kan de rentabiliteit worden beoordeeld aan de hand van methoden die in de betrokken sector gebruikelijk zijn, zoals bijvoorbeeld methoden om de netto contante waarde (NPV) van het project (3), de interne opbrengstvoet (IRR) (4) of de gemiddelde Return on Capital Employed (ROCE) vast te stellen. De winstgevendheid van het project moet worden vergeleken met normale rendementspercentages die de onderneming hanteert bij andere vergelijkbare investeringsprojecten. Wanneer die percentages niet beschikbaar zijn, moet de winstgevendheid van het project worden vergeleken met de kapitaalkosten van de onderneming als geheel of met de rendementspercentages die doorgaans in de betrokken sector zijn waar te nemen.
74
Indien de steun het gedrag van de begunstigde niet verandert door aan te zetten tot (aanvullende) investeringen in het betrokken gebied, is er geen sprake van een positief effect voor de betrokken regio. Bijgevolg zal steun niet als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd in gevallen waarin blijkt dat dezelfde investering, zelfs zonder dat de steun was verleend, in de regio had plaatsgevonden.
Voetnoten
Ad-hocsteun moet ook de voorwaarden van de punten 64 tot en met 67 van deze richtsnoeren in acht nemen, naast de voorwaarden van onderdeel 3.5.2.
De nulscenario's worden beschreven in punt 61.
De netto contante waarde van een project is het verschil tussen de positieve en negatieve kasstromen gedurende de levensduur van de investering, contant gemaakt (doorgaans op basis van de kapitaalkosten).
De interne opbrengstvoet is niet gebaseerd op het boekhoudkundige rendement in een bepaald jaar, maar houdt rekening met de toekomstige kasstromen die de investeerder verwacht te ontvangen over de hele levensduur van de investering. Deze wordt omschreven als de disconteringsvoet waarbij de netto contante waarde van de kasstromen nul is.