Conclusie plv. PG van 13 maart 2018, ECLI:NL:PHR:2018:300, onder 4.12.
HR, 13-07-2018, nr. 18/01408
ECLI:NL:HR:2018:1204
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-07-2018
- Zaaknummer
18/01408
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1204, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑07‑2018; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:780, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2018:780, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑05‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1204, Gevolgd
- Vindplaatsen
RvdW2018/916
JGz 2018/37 met annotatie van Redactie
Uitspraak 13‑07‑2018
Inhoudsindicatie
Bopz. Machtiging voortgezet verblijf. Klacht over oordeel rechtbank dat het gevaar bestaat dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen.
Partij(en)
13 juli 2018
Eerste Kamer
18/01408
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE BIJ HET ARRONDISSEMENTSPARKET OOST-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in art. 30p Rv in de zaak C/05/330738/FA RK 17/4078 van de rechtbank Gelderland van 4 januari 2018.
Het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging van de mondelinge uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 januari 2018 en tot terugwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht op de voet van art. 15 Wet Bopz een machtiging te verlenen tot voortzetting van het verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Bij het verzoekschrift waren een geneeskundige verklaring en een behandelplan gevoegd.
(ii) De rechtbank heeft het verzoek mondeling behandeld. Daarbij waren aanwezig betrokkene, zijn advocaat en de waarnemend behandelaar.
3.2
De rechtbank heeft de verzochte machtiging verleend en heeft daartoe, samengevat, het volgende overwogen.Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat bij betrokkene sprake is van een verstandelijke beperking en van middelenmisbruik.De behandelaar heeft verklaard dat betrokkene kwetsbaar is voor psychosen en dat sprake is van persoonlijkheidsproblematiek.
De rechtbank heeft geoordeeld dat ten gevolge van deze stoornis(sen) het gevaar bestaat dat “betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen” en dat, “gelet op de incidentenlijst van betrokkene (…) het gevaar voldoende is onderbouwd.”
3.3.1
Onderdeel I van het middel klaagt dat het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het gevaar (hiervoor in 3.2 geciteerd) onbegrijpelijk is.
3.3.2
In de geneeskundige verklaring is onder het kopje “Gevaar” vermeld dat betrokkene een gevaar is voor zichzelf, dat hij sturing nodig heeft omdat hij kwetsbaar blijft in zijn sociale contacten, en dat zijn sociaal netwerk klein is. Voorts is vermeld dat het gevaar bestaat dat betrokkene terugvalt in oud gedrag (drugsmisbruik, criminele activiteiten, aanraking met justitie) en dat het gevaar bestaat dat het contact met zijn familie verslechtert. Het gevaar is vervolgens ingedeeld in de categorie “gevaar dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen”.
3.3.3
Uit de hiervoor in 3.3.2 weergegeven passages uit de geneeskundige verklaring volgt – behoudens de indeling van het gevaar in de zojuist vermelde categorie – niet dat het gevaar bestaat dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen.Ook uit de door de rechtbank genoemde incidentenlijst blijkt niet van het door de rechtbank omschreven gevaar (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.4).Voor zover de rechtbank haar oordeel heeft gebaseerd op de in het behandelplan vermelde automutilatie en mogelijke zelfmoordpoging, heeft zij eraan voorbijgezien dat het daarbij gaat om gebeurtenissen uit 2007 die samenhingen met epileptische aanvallen en dat dergelijke aanvallen zich bij betrokkene niet meer hebben voorgedaan nadat hij in 2014 was geopereerd aan een hersentumor (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.4). Het oordeel van de rechtbank is derhalve onbegrijpelijk. De klacht is gegrond.
3.4
Onderdeel II behoeft geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de mondelinge uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 januari 2018;
wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op 13 juli 2018.
Conclusie 03‑05‑2018
Inhoudsindicatie
Bopz. Machtiging voortgezet verblijf. Klacht over oordeel rechtbank dat het gevaar bestaat dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen.
Partij(en)
Zaaknr: 18/01408
mr. M.L.C.C. Lückers
Zitting: 3 mei 2018
Conclusie inzake:
[betrokkene]
Verzoeker tot cassatie,
Advocaat: mr. G.E.M. Later
tegen
De Officier van Justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
In deze Bopz-zaak heeft de rechtbank een machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis verleend. In cassatie wordt onder andere geklaagd dat het oordeel van de rechtbank dat het gevaar bestaat dat betrokkene zichzelf van het leven zal beroven of ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen, onbegrijpelijk is.
1. Feiten en procesverloop
1.1
Bij verzoekschrift van 18 december 2017 heeft de officier van justitie aan de rechtbank Gelderland verzocht een machtiging te verlenen om het verblijf van verzoeker tot cassatie (hierna: betrokkene) in een psychiatrisch ziekenhuis voort te zetten (art. 15 Wet Bopz). Bij dit verzoekschrift was een geneeskundige verklaring gevoegd, op 14 december 2017 opgemaakt en op 15 december 2017 ondertekend door de geneesheer-directeur.
1.2
Op 4 januari 2018 heeft de rechtbank het verzoek mondeling behandeld. Daarbij waren aanwezig: betrokkene, de advocaat van betrokkene, en [betrokkene 1], in het proces-verbaal van mondelinge uitspraak aangeduid als waarnemend behandelaar.
1.3
De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft op 4 januari 2018 ter zitting mondeling uitspraak gedaan op de voet van art. 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en machtiging verleend tot voortgezet verblijf voor de duur van zes maanden. Deze beslissing is vastgelegd in een ‘proces-verbaal van mondelinge uitspraak’. Daarnaast is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt van het verhandelde ter zitting. De officier van justitie was niet aanwezig bij de mondelinge behandeling, waardoor niet voldaan is aan het vereiste in art. 30p Rv voor het doen van mondelinge uitspraak. In aansluiting bij de conclusie van mijn ambtgenoot Langemeijer1.ben ik van mening dat schending van dit voorschrift door de afwezigheid van de officier van justitie niet in het nadeel van verzoeker is, nu dit voorschrift uitsluitend strekt ter bescherming van het belang van de partij die niet ter terechtzitting is verschenen.
1.4
Namens betrokkene is tijdig2.beroep in cassatie ingesteld. In cassatie is geen verweerschrift ingediend.3.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel bevat twee onderdelen. Onderdeel I komt op tegen het oordeel van de rechtbank op p. 2 van het proces-verbaal van mondelinge uitspraak dat ten gevolge van de stoornis(sen) het gevaar bestaat dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen en dat dit gevaar, gelet op de incidentenlijst van betrokkene, voldoende is onderbouwd. Het onderdeel klaagt dat dit oordeel van de rechtbank onbegrijpelijk is nu in de geneeskundige verklaring weliswaar de categorie “gevaar dat betrokkene zichzelf van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen” is aangekruist, maar dit gevaar verder niet uit de geneeskundige verklaring blijkt en ook uit de overige stukken van het geding niet blijkt dat een dergelijk gevaar op het moment van de bestreden uitspraak bestond. Voor het geval het bestaan van dit gevaar gebaseerd zou zijn op de omstandigheid dat bij betrokkene eind 2007 blijkens het individueel behandelplan sprake was van automutilatie tijdens een serie epileptische aanvallen waarbij betrokkene mogelijk een zelfmoordpoging zou hebben gedaan, is het oordeel dat dit gevaar op het moment van de bestreden uitspraak bestond onbegrijpelijk, nu sindsdien ruim tien jaar zijn verstreken en uit hetzelfde behandelplan blijkt dat betrokkene eind 2014 is geopereerd aan een hersentumor en sindsdien geen epileptische aanvallen meer hebben plaatsgevonden onder het gebruik van anti-epileptica. Het oordeel dat het gevaar voldoende is onderbouwd gelet op de incidentenlijst van betrokkene is onbegrijpelijk, nu een dergelijk gevaar niet uit de incidentenlijst volgt.
2.2
Het onderdeel is terecht voorgesteld. Hiertoe geldt het volgende.
2.3
Blijkens art. 1 lid 1 sub f Wet Bopz wordt onder gevaar verstaan:
“1°. gevaar voor degene, die het veroorzaakt, hetgeen onder meer bestaat uit:
a. het gevaar dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b. het gevaar dat betrokkene maatschappelijk te gronde gaat;
c. het gevaar dat betrokkene zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;
d. het gevaar dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen.
2° Gevaar voor een of meer anderen, hetgeen onder meer bestaat uit:
a. het gevaar dat betrokkene een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b. het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander;
c. het gevaar dat betrokkene een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen.
3°. gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen”
In de geneeskundige verklaring is onder kopje “4 Gevaar” vraag a “op grond van welke gedragingen van betrokkene oordeelt u dat de stoornis van de geestvermogens een gevaar oplevert voor betrokkene zelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen?” als volgt beantwoord:
“(Betrokkene) is een gevaar voor zichzelf. Hij heeft sturing nodig omdat hij kwetsbaar blijft in zijn sociale contacten. Zijn sociaal netwerk (in de regio Nijmegen) is klein. Hij geeft aan graag vriendschappen te willen maken. Als we praten over hoe hij dat denkt te doen, geeft hij voorbeelden uit strategieën van het verleden.”
Blijkens het antwoord op vraag 4b bestaat het gevaar er in dat betrokkene kan terugvallen in oud gedrag (drugsmisbruik, criminele activiteiten, aanraking met justitie). Verder bestaat het gevaar dat het contact met zijn familie verslechtert. Het gevaar is ingedeeld in de categorie “gevaar dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen”.
2.4
Uit de hierboven weergegeven passages uit de geneeskundige verklaring volgt, behoudens de indeling van het gevaar in de betreffende categorie, niet dat het gevaar bestaat dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen. Uit de incidentenlijst van betrokkene vanaf 3 juli 2016 blijkt “slechts” agressie naar anderen toe en daarvoor geldt overigens dat het laatste incident geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden. In de incidentenlijst is daarover opgenomen:
“Vanaf 04-08-17 zijn er geen incidenten meer gerapporteerd. (Betrokkene) is goed bezig en wil zelf ook graag weer zijn leven oppakken. (Betrokkene) sport veel, is positief aanwezig op de groep en bereid om aan zijn toekomst te werken. We zien de laatste 2 maanden een totaal andere (betrokkene) die goed in zijn vel zit. (Betrokkene) is trots op zichzelf. Medicatie Kreppa wordt verder afgebouwd. Dit kan ook zijn weerslag hebben op zijn agressieve buien. Kreppa heeft namelijk sterke invloed op je gemoedstoestand en kan agressie veroorzaken.”
In het behandelplan staat op p. 12 onder het kopje “Integratief beeld” als relevante voorgeschiedenis onder andere het volgende vermeld:
“Er vonden vanaf 2006 verschillende kortdurende opnames plaats (…) in verband met veelvuldige epileptische insulten waarbij (betrokkene) niet goed ingesteld kon worden op anti-epileptische medicatie. Eind 2007 werd hij vanwege automutilatie tijdens een serie aanvallen waarbij mogelijk een TS gedaan zou zijn, verwezen naar (…), waar hij vanwege ‘verwardheidstoestanden’ drie weken is opgenomen.”
Indien de rechtbank het bestaan van het gevaar voor zichzelf gebaseerd heeft op de automutilatie en mogelijke zelfmoordpoging eind 2007 is dit oordeel niet toereikend gemotiveerd, aangezien die incidenten lang geleden hebben plaatsgevonden en uit het zelfde behandelplan op p. 12 onderaan blijkt dat epileptische aanvallen zich bij betrokkene niet meer hebben voorgedaan sinds een hersenoperatie eind 2014:
“Verwacht werd dat het agressieve gedrag, het drugsmisbruik, de (rand) psychotische verschijnselen en de frequentie epileptische insulten met elkaar samenhingen. Eind 2014 is (betrokkene) geopereerd aan een hersentumor en sindsdien hebben er geen epileptische aanvallen meer plaatsgevonden onder het gebruik van anti-epileptica.”
Ook de vermelding op p. 13 van het behandelplan dat indien niet aan de intensieve ondersteuningsbehoefte van (betrokkene) zal worden voldaan, hij zichzelf zal overschatten en het risico bestaat op maatschappelijke teloorgang, drugsgebruik en agressie jegens andere personen maakt het oordeel van de rechtbank dat het gevaar moet worden ingedeeld in de categorie gevaar dat betrokkene zichzelf van het leven zal beroven of zichzelf ernstig letsel zal toebrengen onbegrijpelijk.
2.5
Nu onderdeel I terecht is voorgesteld behoeft onderdeel II geen bespreking meer.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van de mondelinge uitspraak van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 4 januari 2018 en tot terugwijzing.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G