Einde inhoudsopgave
Besluit aftrek van omzetbelasting 2020
4.3.1 Aftrek bij privégebruik
Geldend
Geldend vanaf 15-12-2020
- Bronpublicatie:
24-11-2020, Stcrt. 2020, 63000 (uitgifte: 14-12-2020, regelingnummer: 2020-167584)
- Inwerkingtreding
15-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2020, Stcrt. 2020, 63000 (uitgifte: 14-12-2020, regelingnummer: 2020-167584)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Het btw-regime voor onroerende zaken die een ondernemer zowel gebruikt voor bedrijfsdoeleinden als voor privédoeleinden, is met ingang van 1 januari 2011 gewijzigd. De wijziging van het btw-regime vloeit voort uit de implementatie van de Technische Herzieningsrichtlijn in de Nederlandse btw-regelgeving (Wet van 16 december 2010, Stb. 2010, nr. 842, Wijziging van de wet in verband met de implementatie van de Technische Herzieningsrichtlijn). De wijziging geldt voor onroerende zaken die vanaf 1 januari 2011 aan ondernemers worden geleverd (waaronder begrepen opgeleverd) en die niet vallen onder de overgangsregeling als bedoeld in artikel II van de Wet van 16 december 2010, Stb. 2010, nr. 842 (zie § 4.3.4). Voor de overige onroerende zaken blijft het regime voor de aftrek van belasting gelden dat van toepassing was vóór 1 januari 20111..
Het nieuwe regime houdt in dat een ondernemer de btw die drukt op de aanschaf/oplevering van een onroerende zaak die hij deels voor economische handelingen en deels privé gebruikt, alleen kan aftrekken voor zover de onroerende zaak tot zijn bedrijfsvermogen behoort en de btw toerekenbaar is aan belaste handelingen (artikel 15, eerste lid, laatste alinea, van de wet). Gebruik voor privédoeleinden van de ondernemer of van zijn personeel, of meer in het algemeen voor andere dan bedrijfsdoeleinden, behoort daar niet toe en geeft geen recht op aftrek van belasting. Tegenover de aftrekuitsluiting voor het privégebruik van de onroerende zaak staat dat de ondernemer geen btw meer hoeft te voldoen over het privégebruik van de zaak. Dit gebruik van onroerende zaken wordt niet aangemerkt als een belaste handeling in de zin van artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet.
Verder voorziet het nieuwe regime in een herziening van de aftrek van de aanschaf-btw bij wijzigingen in het gebruik voor belaste handelingen en het privégebruik gedurende de herzieningstermijn die geldt voor de onroerende zaak. De herziening geldt zowel voor op- als neerwaartse wijzigingen in het privégebruik, voor zover de ondernemer de onroerende zaak tot zijn bedrijfsvermogen heeft gerekend (zie § 4.3.2 en § 4.3.3).
Als de ondernemer er – uiterlijk bij de eerste ingebruikneming2. – voor kiest om de onroerende zaak volledig tot zijn privévermogen te rekenen, plaatst hij de zaak daarmee buiten de werkingssfeer van de btw. De ondernemer heeft dan geen recht op aftrek van de aanschaf-btw, ook al bestemt en gebruikt hij de zaak deels voor belaste handelingen. Hij kan daarna niet meer op deze keuze terugkomen.
Voetnoten
Gelet op artikel 5a van de beschikking geldt dat regime feitelijk totdat de herzieningstermijn is verstreken.
HR 15 april 2011, nr. 10/00275, ECLI:NL:HR:2011:BQ1213.