Rb. Limburg, 27-01-2016, nr. AWB - 15 , 1604u
ECLI:NL:RBLIM:2016:623
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
27-01-2016
- Zaaknummer
AWB - 15 _ 1604u
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2016:623, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 27‑01‑2016; (Bodemzaak)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2017:247, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 27‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Het college van burgemeester en wethouders heeft eisers verzoek om handhaving afgewezen omdat ten tijde van de besluitvorming voor de bewuste activiteit, het bouwen van een rijhal voor paarden,een omgevingsvergunning gold. Eisers voeren aan dat de omgevingsvergunning rechtsgevolg is van het vernietigde vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan en dat de omgevingsvergunning daarom is vervallen. De rechtbank oordeelt dat vernietiging van een bestemmingsplan, ook als de Tegelenjurisprudentie niet van toepassing is, niet automatisch leidt tot verval van de omgevingsvergunning die op dat bestemmingsplan is gebaseerd.
Partij(en)
RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 15/1604
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2016 in de zaak tussen
[eisers]
[eisers],
eisers, te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond, verweerder
(gemachtigden: P.J.J.M. van Lierop en mr. B.J.H.T. Heesakkers).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam rijhal], te [vestigingsplaats]
(gemachtigde: mr. A. Snijders).
Procesverloop
Bij besluit van 18 november 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek van eisers om handhavend op te treden tegen de rijhal van [naam rijhal] afgewezen.
Bij besluit van 21 april 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2015.
Eiser [eiser] is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens is [naam rijhal], vertegenwoordigd door S.S.J.M. Hendrickx, bijgestaan door C. Zegers (vervanger van de gemachtigde Snijders) verschenen.
Overwegingen
1. Eisers hebben verweerder bij brief van 11 september 2014 verzocht handhavend op te treden tegen de rijhal van [naam rijhal] op het perceel [adres perceel]. Bij het primaire besluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de bij besluit van 31 mei 2013 aan [naam rijhal] verleende omgevingsvergunning voor de rijhal ten tijde van het bestreden besluit nog rechtsgeldig was, zodat niet handhavend kon worden opgetreden.
3. Eisers voeren in beroep aan dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bij uitspraak van 10 september 2014 het besluit tot vaststelling van bestemmingsplan [naam bestemmingsplan], op grond waarvan de omgevingsvergunning werd verleend, ten aanzien van het onderhavig plandeel heeft vernietigd. De omgevingsvergunning is volgens eisers, als rechtsgevolg van deze vernietiging, vervallen, zodat er ten tijde van het bestreden besluit niet langer een beletsel was om handhavend op te treden.
4. De rechtbank dient te beoordelen of het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
5. De Afdeling heeft het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] bij uitspraak van 10 september 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3341) voor wat betreft het onderhavige plandeel vernietigd. Bij uitspraak van 8 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1131) heeft de Afdeling uitspraak gedaan op het hoger beroep inzake de voor de rijhal verleende omgevingsvergunning. In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat, nu de omgevingsvergunning is verleend voor de c-activiteit - als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in combinatie met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onderdeel a, sub 1° van de Wabo -, de zogeheten Tegelenjurisprudentie (zie de uitspraak van de Afdeling van 21 december 1999, ECLI:NL:RVS:1999:AA4296) op die vergunning niet van toepassing was, zodat de omgevingsvergunning ten onrechte was gebaseerd op het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan]. De Afdeling heeft vervolgens verweerders besluit van 3 december 2013, voor zover daarbij de bezwaren van eisers tegen de omgevingsvergunning ongegrond waren verklaard, vernietigd. De Afdeling heeft in deze uitspraak evenwel niet beslist over de onderliggende omgevingsvergunning van 31 mei 2013.
6. Verweerder heeft het bestreden besluit genomen op 21 april 2015, dus kort na de uitspraak van de Afdeling inzake de omgevingsvergunning. Gelet op die uitspraak diende verweerder nog een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar tegen de omgevingsvergunning. Dat besluit was op 21 april 2015 nog niet genomen. Dit betekent dat ten tijde van het bestreden besluit de omgevingsvergunning van 31 mei 2013 voor de rijhal nog rechtsgeldig was en verweerder niet bevoegd was daartegen handhavend op te treden. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het primaire besluit dan ook terecht gehandhaafd.
7. De rechtbank overweegt nog het volgende. Eisers betoogden dat, nu de Tegelenjurisprudentie niet van toepassing was, de vernietiging van het bestemmingsplan, gelet op artikel 8:72, tweede lid, van de Awb, (automatisch) tot gevolg heeft gehad dat de rechtsgevolgen van die vernietiging niet in stand kunnen blijven. Volgens eisers was de omgevingsvergunning een rechtsgevolg van het op 10 september 2014 vernietigde bestemmingsplan, zodat op die datum, als (rechts)gevolg van deze vernietiging, ook de omgevingsvergunning is vervallen. De rechtbank volgt eisers niet in deze redenering. Een omgevingsvergunning is namelijk niet aan te merken als een (automatisch) rechtsgevolg van een bestemmingsplan en wordt dus bij vernietiging achteraf van het bestemmingsplan niet van rechtswege ongeldig. De rechtbank verwijst in dit verband naar rechtsoverweging 2.5.2 van voormelde uitspraak van de Afdeling van 21 december 1999. De vernietiging van een bestemmingsplan betekent wel dat het bestuursorgaan bij de beoordeling van een omgevingsvergunning, indien deze nog niet onherroepelijk is, zich niet meer mag baseren op het vernietigde bestemmingsplan. Ter zitting is gebleken dat verweerder inmiddels, namelijk op 5 augustus 2015, een nieuwe beslissing op het bezwaar tegen de omgevingsvergunning voor de rijhal heeft genomen en deze omgevingsvergunning toen heeft ingetrokken.
8. Gelet op bovenstaande overwegingen is het beroep van eisers ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
27 januari 2016.
w.g. A. Zweipfenning, griffier | w.g. Seerden, rechter |
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 27 januari 2016
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.