Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/2397 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad
Artikel 10 Erkenning
Geldend
Geldend vanaf 31-07-2021
- Bronpublicatie:
14-07-2021, PbEU 2021, L 274 (uitgifte: 30-07-2021, regelingnummer: 2021/1233)
- Inwerkingtreding
31-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-07-2021, PbEU 2021, L 274 (uitgifte: 30-07-2021, regelingnummer: 2021/1233)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
1.
Alle in de artikelen 4 en 5 bedoelde kwalificatiecertificaten van de Unie, alsook de in artikel 22 bedoelde dienstboekjes of logboeken die overeenkomstig deze richtlijn door de bevoegde autoriteiten zijn afgegeven, zijn geldig op alle binnenwateren in de Unie.
2.
Kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en logboeken die zijn afgegeven overeenkomstig het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn, waarin eisen zijn opgenomen die identiek zijn aan die in deze richtlijn, zijn geldig op alle binnenwateren in de Unie.
Dergelijke certificaten, dienstboekjes en logboeken die door een derde land zijn afgegeven zijn uitsluitend op alle binnenwateren van de Unie geldig indien dat derde land binnen het eigen rechtsgebied de op grond van deze richtlijn afgegeven documenten van de Unie erkent.
3.
Onverminderd lid 2 van dit artikel zijn alle kwalificatiecertificaten, dienstboekjes of logboeken die zijn afgegeven overeenkomstig de nationale regelgeving van een derde land met daarin eisen die identiek zijn aan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld, met inbegrip van de eisen van artikel 38, leden 1 en 3, geldig op alle binnenwateren van de Unie, met inachtneming van de in de leden 4 en 5 van dit artikel vastgestelde procedure en voorwaarden.
4.
Elk derde land kan bij de Commissie een verzoek tot erkenning van door zijn autoriteiten afgegeven certificaten, dienstboekjes of logboeken indienen. Het verzoek gaat vergezeld van alle informatie die nodig is om te bepalen of de afgifte van deze documenten onderworpen is aan eisen die identiek zijn aan de in deze richtlijn vastgestelde eisen.
5.
Na ontvangst van een verzoek tot erkenning overeenkomstig lid 4 beoordeelt de Commissie de certificeringssystemen in het verzoekende derde land, teneinde vast te stellen of de afgifte van de in het verzoek gespecificeerde certificaten, dienstboekjes of logboeken onderworpen is aan dezelfde eisen als die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld.
Indien die eisen hetzelfde worden bevonden, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast inzake de verlening van erkenning in de Unie aan de door dat derde land afgegeven certificaten, dienstboekjes of logboeken, op voorwaarde dat dat derde land binnen het eigen rechtsgebied de op grond van deze richtlijn afgegeven documenten van de Unie erkent.
De Commissie vermeldt bij de vaststelling van de in de tweede alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandeling voor welke van de in lid 4 genoemde documenten de erkenning geldt. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 33, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
6.
Indien een lidstaat van oordeel is dat een derde land niet langer aan de eisen van dit artikel voldoet, stelt hij de Commissie daarvan onverwijld in kennis, met vermelding van de redenen die hem tot dit oordeel hebben gebracht.
7.
De Commissie beoordeelt om de acht jaar of het certificeringssysteem in het in lid 5, tweede alinea bedoelde derde land voldoet aan de eisen van deze richtlijn. Indien de Commissie vaststelt dat niet langer aan de eisen van deze richtlijn wordt voldaan, is lid 8 van toepassing.
8.
Indien de Commissie vaststelt dat de afgifte van documenten bedoeld in lid 2 of 3 van dit artikel niet langer onderworpen is aan eisen die identiek zijn aan de eisen die in deze richtlijn zijn vastgelegd, stelt zij uitvoeringshandelingen vast tot schorsing van de geldigheid van de overeenkomstig deze eisen afgegeven kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en logboeken op alle binnenwateren van de Unie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 33, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
De Commissie kan de schorsing te allen tijde intrekken als de vastgestelde tekortkomingen ten aanzien van de toegepaste normen zijn verholpen.
9.
De Commissie maakt de in de leden 2 en 3 bedoelde lijst van derde landen bekend, samen met de documenten die als geldig op alle binnenwateren van de Unie zijn erkend.