Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/2397 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2018
- Bronpublicatie:
12-12-2017, PbEU 2017, L 345 (uitgifte: 27-12-2017, regelingnummer: 2017/2397)
- Inwerkingtreding
16-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2017, PbEU 2017, L 345 (uitgifte: 27-12-2017, regelingnummer: 2017/2397)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Richtlijnen 91/672/EEG(3) en 96/50/EG (4) van de Raad vormen de eerste stappen op weg naar de harmonisering en erkenning van beroepskwalificaties voor bemanningsleden in de binnenvaart.
- (2)
De eisen voor bemanningsleden die de Rijn bevaren vallen buiten het toepassingsgebied van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG en worden vastgesteld door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR), overeenkomstig het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn.
- (3)
Richtlijn 2005/36/EG(5) van het Europees Parlement en de Raad geldt voor andere binnenvaartberoepen dan schippers. De wederzijdse erkenning van diploma's en certificaten krachtens Richtlijn 2005/36/EG is echter niet volledig afgestemd op de regelmatige en frequente grensoverschrijdende activiteiten die verband houden met binnenvaartberoepen en die met name uitgevoerd worden op binnenwateren die in verbinding staan met binnenwateren van een andere lidstaat.
- (4)
Uit een evaluatieonderzoek van de Commissie in 2014 bleek dat de beperking van het toepassingsgebied van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG tot schippers, en het gebrek aan automatische erkenning van vaarbewijzen die overeenkomstig deze richtlijnen op de Rijn zijn afgegeven, een belemmering vormen voor de mobiliteit van bemanningsleden in de binnenvaart.
- (5)
Om de mobiliteit te bevorderen en om de veiligheid van de scheepvaart en de bescherming van mensenlevens en het milieu te waarborgen, is het essentieel dat dekbemanningsleden, en in het bijzonder personen die bij noodsituaties aan boord van passagiersvaartuigen de leiding hebben en personen die betrokken zijn bij het bunkeren van vaartuigen die op vloeibaar aardgas varen, over certificaten beschikken om hun kwalificaties te staven. Met het oog op een doeltreffende handhaving dienen zij deze certificaten bij zich te hebben tijdens de uitoefening van hun beroep. Die overwegingen gelden ook voor jongeren, voor wie het belangrijk is dat hun veiligheid en gezondheid op het werk worden beschermd overeenkomstig Richtlijn 94/33/EG van de Raad (6).
- (6)
Het besturen van vaartuigen voor sportieve of recreatieve doeleinden, het bedienen van veerboten die niet zelfstandig varen en het besturen van vaartuigen voor de strijdkrachten en de hulpdiensten zijn activiteiten waarvoor niet dezelfde kwalificaties vereist zijn als voor de beroepsvaart voor goederen- en personenvervoer. Personen die deze activiteiten uitvoeren, dienen derhalve niet onder deze richtlijn te vallen.
- (7)
Schippers die in omstandigheden varen waaraan een bepaald veiligheidsrisico verbonden is, dienen specifieke vergunningen te bezitten, met name voor het varen met grote konvooien, het varen met vaartuigen die op vloeibaar aardgas varen, het varen bij verminderde zichtbaarheid, het bevaren van binnenwateren van maritieme aard of het bevaren van waterwegen waaraan specifieke risico's voor de scheepvaart verbonden zijn. Teneinde dergelijke vergunningen te verkrijgen, moeten schippers verplicht worden aan te tonen dat zij over specifieke aanvullende competenties beschikken.
- (8)
Met het oog op het garanderen van de veiligheid van de scheepvaart moeten de lidstaten overeenkomstig geharmoniseerde criteria vaststellen welke binnenwateren van maritieme aard zijn. De competentievereisten voor het besturen van vaartuigen op deze waterwegen moeten op het niveau van de Unie worden bepaald. Zonder de mobiliteit van schippers onnodig te beperken, moeten de lidstaten, indien dit nodig is om de veiligheid van de scheepvaart te garanderen, overeenkomstig geharmoniseerde criteria en procedures en op grond van deze richtlijn tevens kunnen vaststellen, waar nodig in samenwerking met de betrokken Europese riviercommissie, welke waterwegen specifieke risico's voor de scheepvaart inhouden. In dergelijke gevallen moeten de hiermee verband houdende competentievereisten op het nationale niveau worden vastgesteld.
- (9)
Om bij te dragen aan de mobiliteit van personen die betrokken zijn bij het bedienen van vaartuigen in de Unie en overwegende dat alle overeenkomstig deze richtlijn afgegeven kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en logboeken aan vereiste minimumnormen overeenkomstig geharmoniseerde criteria moeten voldoen, dienen de lidstaten de overeenkomstig deze richtlijn gecertificeerde beroepskwalificaties te erkennen. Bijgevolg moeten de houders van dergelijke kwalificaties hun beroep op alle binnenwateren van de Unie kunnen uitoefenen.
- (10)
Gezien het gebrek aan grensoverschrijdende activiteiten op bepaalde nationale binnenwateren en om kosten te besparen, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om kwalificatiecertificaten van de Unie niet verplicht te maken op nationale binnenwateren die niet in verbinding staan met een bevaarbaar binnenwater in een andere lidstaat. Certificaten van de Unie moeten echter toegang verlenen tot vaaractiviteiten op die niet in verbinding staande binnenwateren.
- (11)
Richtlijn 2005/36/EG blijft van toepassing voor dekbemanningsleden die zijn vrijgesteld van de verplichting over een overeenkomstig deze richtlijn afgegeven kwalificatiecertificaat van de Unie te beschikken, en blijft ook van toepassing voor kwalificaties voor de binnenvaart die niet onder deze richtlijn vallen.
- (12)
Indien lidstaten vrijstellingen verlenen van de verplichting over een kwalificatiecertificaat van de Unie te beschikken, moeten zij kwalificatiecertificaten erkennen voor personen die actief zijn op hun nationale binnenwateren welke niet in verbinding staan met het vaarwegennet van een andere lidstaat waar de vrijstelling wordt verleend. Die lidstaten moeten er ook voor zorgen dat, met betrekking tot die binnenvaart, de gegevens betreffende vaartijden en trajecten worden gevalideerd in de dienstboekjes van personen die in het bezit zijn van een kwalificatiecertificaat indien het bemanningslid hierom verzoekt. Voorts moeten die lidstaten passende maatregelen en sancties treffen en handhaven ter voorkoming van fraude en andere onrechtmatige praktijken met kwalificatiecertificaten van de Unie en met dienstboekjes op die niet in verbinding staande binnenwateren.
- (13)
De lidstaten die vrijstellingen verlenen van de verplichting over een kwalificatiecertificaat van de Unie te beschikken, moeten de mogelijkheid hebben om kwalificatiecertificaten van de Unie te schorsen voor personen die actief zijn op hun nationale binnenwateren welke niet in verbinding staan met het vaarwegennet van een andere lidstaat waar de vrijstelling wordt verleend.
- (14)
Een lidstaat waarvan geen van de binnenwateren in verbinding staat met het vaarwegennet van een andere lidstaat, die besluit geen kwalificatiecertificaten van de Unie af te geven overeenkomstig deze richtlijn, zouden onevenredige en onnodige verplichtingen worden opgelegd indien hij alle bepalingen van deze richtlijn zou moeten omzetten en uitvoeren. Zolang een dergelijke lidstaat besluit geen kwalificatiecertificaten van de Unie af te geven, moet hij derhalve worden vrijgesteld van de verplichting om de bepalingen in verband met de certificering van kwalificaties om te zetten en uit te voeren. Een dergelijke lidstaat moet het kwalificatiecertificaat van de Unie evenwel op zijn grondgebied erkennen om de mobiliteit van werknemers binnen de Unie te bevorderen, de administratieve lasten in verband met arbeidsmobiliteit te beperken en de aantrekkelijkheid van het beroep te vergroten.
- (15)
In een aantal lidstaten is de binnenvaart een niet frequente activiteit die alleen een lokaal of seizoensmatig karakter heeft, in binnenwateren die niet in verbinding staan met andere lidstaten. Hoewel het beginsel van de erkenning van bevoegdheidsbewijzen overeenkomstig deze richtlijn eveneens in die lidstaten moet worden nageleefd, moeten de administratieve lasten in proportie zijn. Uitvoeringsinstrumenten zoals databanken en registers zouden een aanzienlijke administratieve last veroorzaken zonder een echt voordeel op te leveren, aangezien de informatiestroom tussen de lidstaten ook kan worden gerealiseerd door andere vormen van samenwerking. Daarom is het gerechtvaardigd de betrokken lidstaten toe te staan slechts het minimum aan bepalingen om te zetten dat nodig is voor de erkenning van de bevoegdheidsbewijzen die worden afgegeven in overeenstemming met deze richtlijn.
- (16)
In bepaalde lidstaten is binnenvaart technisch niet mogelijk. Die lidstaten verplichten deze richtlijn om te zetten zou daarom voor deze lidstaten onevenredig veel administratieve lasten meebrengen.
- (17)
De binnenvaartsector moet kunnen voorzien in programma's die erop gericht zijn werknemers boven de vijftig jaar vast te houden en de vaardigheden en de inzetbaarheid van jongeren te verbeteren.
- (18)
De Commissie moet voor een gelijk speelveld zorgen voor alle bemanningsleden die in de Unie hun beroep uitoefenen op exclusieve en regelmatige basis, en moet een einde maken aan elke neerwaartse ontwikkeling in salarissen, alsook aan discriminatie op grond van nationaliteit, verblijfplaats of vlaggenstaat.
- (19)
Gezien de sinds 2003 bestaande samenwerking tussen de Unie en de CCR, die heeft geleid tot de instelling van het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (Cesni) onder auspiciën van de CCR, en teneinde het wetgevingskader voor beroepskwalificaties in Europa te stroomlijnen, moeten kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en logboeken die zijn afgegeven overeenkomstig het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn, waarin eisen zijn opgenomen die identiek zijn aan die in deze richtlijn, geldig zijn op alle binnenwateren in de Unie. Dergelijke door derde landen afgegeven kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en logboeken moeten in de Unie worden erkend, onder voorwaarde van wederkerigheid.
- (20)
Het is van belang dat werkgevers de sociale en arbeidswetgeving toepassen van de lidstaat waar de activiteit plaatsvindt wanneer zij in de Unie dekbemanningsleden in dienst nemen met in derde landen afgegeven en door de verantwoordelijke autoriteiten van de Unie erkende kwalificatiecertificaten, dienstboekjes of logboeken.
- (21)
Om nog meer belemmeringen voor de arbeidsmobiliteit weg te nemen en de wetgevingskaders voor de beroepskwalificaties in Europa verder te stroomlijnen, kunnen kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en logboeken die door een derde land zijn afgegeven op basis van vereisten die identiek zijn aan de vereisten in deze richtlijn ook op alle waterwegen van de Unie worden erkend, na beoordeling door de Commissie en de erkenning door dat derde land van de overeenkomstig deze richtlijn afgegeven documenten.
- (22)
De lidstaten mogen alleen kwalificatiecertificaten afgeven aan personen die voldoen aan de minimumeisen inzake competentieniveau, minimumleeftijd, medische geschiktheid en de vereiste vaaruren voor het verkrijgen van een specifieke kwalificatie.
- (23)
Het is van belang dat de Commissie en de lidstaten jongeren aanmoedigen beroepskwalificaties op het gebied van de binnenvaart te verwerven, en dat de Commissie en de lidstaten specifieke maatregelen nemen om activiteiten van de sociale partners op dit gebied te ondersteunen.
- (24)
Om de wederzijdse erkenning van kwalificaties te waarborgen, moeten kwalificatiecertificaten gebaseerd zijn op de voor het bedienen van vaartuigen vereiste competenties. De lidstaten dienen te waarborgen dat personen die een kwalificatiecertificaat ontvangen, beschikken over het overeenkomstige minimumcompetentieniveau, gecontroleerd middels een passende beoordeling. Dergelijke beoordelingen zouden de vorm kunnen aannemen van een administratief examen, of zouden deel kunnen uitmaken van een goedgekeurd opleidingsprogramma dat wordt uitgevoerd overeenkomstig gemeenschappelijke normen, teneinde voor verschillende kwalificaties in alle lidstaten een vergelijkbaar minimumcompetentieniveau te waarborgen.
- (25)
Wanneer schippers de binnenwateren van de Unie bevaren, moeten zij de kennis over de regels voor het verkeer op de binnenwateren, zoals de Europese code voor de binnenvaart (CEVNI) of andere toepasselijke verkeersregelingen, en over de toepasselijke regels voor het bemannen van vaartuigen, met inbegrip van de regels over rusttijden, kunnen toepassen, zoals vastgesteld in Uniewetgeving of nationale wetgeving, of in op regionaal niveau overeengekomen specifieke regelingen, zoals het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn.
- (26)
Vanwege de verantwoordelijkheid met betrekking tot de veiligheid bij de uitoefening van het beroep van schipper, het varen met behulp van radar en het bunkeren van of varen met vaartuigen die op vloeibaar aardgas varen, moet via praktijkexamens worden gecontroleerd of de kandidaat daadwerkelijk over het vereiste competentieniveau beschikt. Dergelijke praktijkexamens zouden kunnen worden uitgevoerd met behulp van goedgekeurde simulatoren, om de competentiebeoordeling verder te vergemakkelijken.
- (27)
Vaardigheden om de boordradio te bedienen zijn van cruciaal belang voor de veiligheid van de binnenvaart. Het is belangrijk dat de lidstaten de leden van de dekbemanning die mogelijk een vaartuig zullen moeten besturen, aanmoedigen opleiding te volgen en certificering te verkrijgen met betrekking tot het gebruik van die radio's. Voor schippers en stuurlui moeten die opleiding en certificering verplicht worden gesteld.
- (28)
Opleidingsprogramma's moeten worden goedgekeurd, om er zeker van te zijn dat de programma's voldoen aan de gemeenschappelijke minimumvereisten inzake inhoud en organisatie. Hierdoor kunnen onnodige belemmeringen voor de toegang tot het beroep worden opgeheven, door te voorkomen dat degenen die de benodigde vaardigheden reeds tijdens hun beroepsopleiding hebben verworven, onnodige aanvullende examens moeten afleggen. Goedgekeurde opleidingsprogramma's kunnen bovendien de toegang van werknemers met eerdere ervaring uit andere sectoren tot een beroep in de binnenvaart vergemakkelijken, omdat zij in aanmerking kunnen komen voor speciale opleidingsprogramma's waarin rekening wordt gehouden met de competenties waarover zij reeds beschikken.
- (29)
Teneinde de mobiliteit van schippers verder te vergemakkelijken, moeten de lidstaten, met de instemming van de lidstaat waar het binnenwatertraject met specifieke risico's zich bevindt, de competenties kunnen beoordelen die nodig zijn voor het bevaren van dat specifieke binnenwatertraject.
- (30)
De vaartijd moet worden gecontroleerd aan de hand van gevalideerde aantekeningen in dienstboekjes. Om deze controle mogelijk te maken, dienen de lidstaten dienstboekjes en logboeken af te geven en ervoor te zorgen dat de reizen van vaartuigen in de logboeken worden geregistreerd. De medische geschiktheid van een kandidaat moet worden vastgesteld door een erkende arts.
- (31)
Indien voor het laden en lossen actieve scheepvaartoperaties nodig zijn, zoals baggerwerkzaamheden of manoeuvres tussen laad- en losplaats, moeten de lidstaten de tijd die daarvoor nodig is als vaartijd beschouwen en dienovereenkomstig registreren.
- (32)
Wanneer de maatregelen waarin deze richtlijn voorziet de verwerking van persoonsgegevens met zich meebrengen, moet die worden uitgevoerd volgens de regelgeving van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens, in het bijzonder de Verordeningen (EG) nr. 45/2001(7) en (EU) 2016/679(8) van het Europees Parlement en de Raad.
- (33)
Mede met het oog op een efficiënte administratie voor kwalificatiecertificaten dienen de lidstaten de bevoegde autoriteiten aan te wijzen die belast worden met de uitvoering van deze richtlijn en registers aan te leggen voor de registratie van gegevens over kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en logboeken. Om de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en met de Commissie te faciliteren met het oog op de uitvoering, handhaving en evaluatie van deze richtlijn, alsook voor statistische doeleinden, de instandhouding van de veiligheid en het navigatiecomfort, dienen de lidstaten dergelijke informatie, met inbegrip van gegevens over de kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en logboeken, te rapporteren door deze op te nemen in een door de Commissie beheerde gegevensbank. De Commissie moet deze gegevensbank beheren volgens de beginselen van de bescherming van persoonsgegevens.
- (34)
De autoriteiten, ook autoriteiten in derde landen, die kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en logboeken afgeven volgens regels die identiek zijn aan die in deze richtlijn, verwerken persoonsgegevens. De autoriteiten die betrokken zijn bij de uitvoering en de handhaving van deze richtlijn en, in voorkomend geval, internationale organisaties die deze identieke regels hebben opgesteld, moeten ook toegang krijgen tot de door de Commissie beheerde gegevensbank, met het oog op de evaluatie van deze richtlijn, voor statistische doeleinden, voor de instandhouding van de veiligheid, voor het verzekeren van de vlotte scheepvaart en om de uitwisseling van informatie tussen die autoriteiten te faciliteren. Deze toegang moet echter gebonden zijn aan een adequaat niveau van gegevensbescherming, met name waar het gaat om persoonsgegevens, en, in het geval van derde landen en internationale organisaties, ook aan het wederkerigheidsbeginsel.
- (35)
Met het oog op de verdere modernisering van de binnenwatersector en de beperking van de administratieve lasten en het minder fraudegevoelig maken van documenten, moet de Commissie, met inachtneming van het beginsel van betere regelgeving, overwegen te bezien of de papieren versie van kwalificatiecertificaten van de Unie, dienstboekjes en logboeken kan worden vervangen door elektronische documenten zoals elektronische beroepskaarten en elektronische scheepspapieren.
- (36)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om zich, waar passend, te kunnen verzetten tegen de geplande vaststelling door een lidstaat van competentievereisten betreffende specifieke risico's op bepaalde binnenwatertrajecten. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (9).
- (37)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van modellen voor de afgifte van kwalificatiecertificaten van de Unie, praktijkdiploma's, dienstboekjes en logboeken en het nemen van besluiten inzake erkenning overeenkomstig artikel 10. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
- (38)
Om geharmoniseerde minimumnormen voor de certificering van kwalificaties vast te stellen en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de uitvoering van, het toezicht op en de evaluatie van deze richtlijn door de Commissie te vergemakkelijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van het bepalen van competentienormen, normen voor medische geschiktheid, normen voor praktijkexamens, normen voor de goedkeuring van simulatoren en normen waarin de kenmerken en voorwaarden zijn gedefinieerd voor het gebruik van de door de Commissie te beheren gegevensbank, waarin een kopie van de belangrijkste gegevens in verband met kwalificatiecertificaten van de Unie, dienstboekjes, logboeken en erkende documenten wordt opgenomen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden de nodige raadplegingen houdt, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(10). Om met name te zorgen voor gelijke deelname aan het opstellen van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde moment als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
- (39)
Overgangsmaatregelen moeten niet alleen een oplossing bieden voor het probleem van certificaten die overeenkomstig Richtlijn 96/50/EG, het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn of bepaalde nationale wetgeving zijn afgegeven aan schippers, maar ook voor het probleem van certificaten die zijn afgegeven aan andere categorieën dekbemanningsleden die onder deze richtlijn vallen. Die maatregelen moeten eerder verleende bevoegdheden zo veel mogelijk beschermen en ervoor zorgen dat geschoolde bemanningsleden over een redelijke termijn beschikken om een kwalificatiecertificaat van de Unie aan te vragen. Die maatregelen dienen derhalve te voorzien in een adequate termijn waarin die certificaten op die binnenwateren van de Unie kunnen blijven worden gebruikt waarop deze vóór het einde van de omzettingsperiode geldig waren. Die maatregelen moeten voor al deze certificaten ook voorzien in een systeem voor de overgang naar de nieuwe regels, met name waar het gaat om reizen van lokaal belang.
- (40)
De harmonisering van wetgeving op het gebied van beroepskwalificaties in de binnenvaart in Europa wordt vergemakkelijkt door nauwe samenwerking tussen de Unie en de CCR, en door de ontwikkeling van normen door het Cesni. Het Cesni, dat openstaat voor deskundigen uit alle lidstaten, stelt normen vast op het gebied van de binnenvaart, onder meer normen inzake beroepskwalificaties. Europese riviercommissies, bevoegde internationale organisaties, sociale partners en beroepsorganisaties moeten ten volle worden betrokken bij het ontwerpen en opstellen van Cesni-normen. Indien de in deze richtlijn gestelde voorwaarden zijn vervuld, dient de Commissie te refereren aan de Cesni-normen wanneer zij uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen vaststelt in overeenstemming met deze richtlijn.
- (41)
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de totstandbrenging van een gemeenschappelijk kader voor de erkenning van minimumberoepskwalificaties voor de binnenvaart, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (42)
Met het oog op een beter evenwicht tussen mannen en vrouwen in de binnenwatersector moet de toegang van vrouwen tot de kwalificaties en het beroep worden bevorderd.
- (43)
Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet de informatie die de lidstaten bij de omzetting van een richtlijn aan de Commissie moeten verstrekken, duidelijk en nauwkeurig zijn. Dat geldt ook voor deze richtlijn die voorziet in een gerichte aanpak voor de omzetting.
- (44)
De Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG moeten derhalve worden ingetrokken,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 389 van 21.10.2016, blz. 93.
Standpunt van het Europees Parlement van 14 november 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 4 december 2017.
Richtlijn 91/672/EEG van de Raad van 16 december 1991 inzake de wederzijdse erkenning van de nationale vaarbewijzen voor het besturen van schepen in het goederen- en personenvervoer over de binnenwateren (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 29).
Richtlijn 96/50/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de harmonisatie van de voorwaarden voor de afgifte van nationale vaarbewijzen voor binnenvaartuigen welke bij het goederen- en personenvervoer in de Gemeenschap gebruikt worden (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 31).
Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).
Richtlijn 94/33/EG van de Raad van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk (PB L 216 van 20.8.1994, blz. 12).
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.