Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2017/2397 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad
Bijlage II Essentiële competentievereisten
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2018
- Bronpublicatie:
12-12-2017, PbEU 2017, L 345 (uitgifte: 27-12-2017, regelingnummer: 2017/2397)
- Inwerkingtreding
16-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2017, PbEU 2017, L 345 (uitgifte: 27-12-2017, regelingnummer: 2017/2397)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
1. Essentiële competentievereisten voor operationele taken
1.1. Navigatie
De matroos assisteert de leiding van het vaartuig bij het manoeuvreren en besturen van een vaartuig op binnenwateren. De matroos moet hiertoe in staat zijn op alle soorten waterwegen en in alle soorten havens. In het bijzonder moet de matroos in staat zijn:
- —
te assisteren bij het klaarmaken van het vaartuig voor de vaart om in alle omstandigheden een veilige vaart te waarborgen;
- —
te assisteren bij het aan- en afmeren en ankeren;
- —
te assisteren bij het varen met en manoeuvreren van het vaartuig op een nautisch veilige en voordelige manier.
1.2. Bedienen van vaartuigen
De matroos moet in staat zijn:
- —
de leiding van het vaartuig te assisteren bij de controle op het gebruik van het vaartuig en de zorg voor de opvarenden;
- —
de uitrusting van het vaartuig te gebruiken.
1.3. Ladingsbehandeling, stouwen en personenvervoer
De matroos moet in staat zijn:
- —
de leiding van het vaartuig te assisteren bij het voorbereiden van, stuwen van en toezicht op lading tijdens het laden en lossen;
- —
de leiding van het vaartuig te assisteren bij de dienstverlening aan passagiers;
- —
rechtstreekse bijstand te verlenen aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, in overeenstemming met de opleidingseisen en instructies van bijlage IV van Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1);
1.4. Scheepsbouw, elektriciteit, elektronica en meet- en regeltechniek
De matroos moet in staat zijn:
- —
de leiding van het vaartuig te assisteren bij werkzaamheden op het gebied van scheepsbouw, elektriciteit, elektronica en meet-en regeltechniek, teneinde de algemene technische veiligheid te waarborgen;
- —
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren aan uitrusting voor werkzaamheden op het gebied van scheepsbouw, elektriciteit, elektronica en meet-en regeltechniek, teneinde de algemene technische veiligheid te waarborgen.
1.5. Onderhoud en reparatie
De matroos moet in staat zijn:
- —
de leiding van het vaartuig te assisteren bij het onderhouden en repareren van het vaartuig, zijn apparatuur en zijn uitrusting.
1.6. Communicatie
De matroos moet:
- —
in staat zijn op algemene en beroepsmatige wijze te communiceren, hetgeen ook het vermogen inhoudt om gestandaardiseerde communicatiezinnen te gebruiken in situaties met communicatieproblemen;
- —
over sociale vaardigheden beschikken.
1.7. Gezondheid, veiligheid en milieubescherming
De matroos moet in staat zijn:
- —
de veiligheidsvoorschriften in acht te nemen, het belang van gezondheids- en veiligheidsvoorschriften en het belang van het milieu te begrijpen;
- —
het belang van opleiding inzake de veiligheid aan boord te erkennen en in het geval van noodsituaties onmiddellijk te handelen;
- —
voorzorgsmaatregelen te nemen om brand te voorkomen en de brandblusapparatuur op de juiste wijze te gebruiken;
- —
taken uit te voeren met inachtneming van het belang van milieubescherming.
2. Essentiële competentievereisten voor managementstaken
2.0. Toezicht
De schipper moet in staat zijn:
- —
opdracht te geven tot en controle uit te oefenen over alle taken die worden uitgevoerd door de in afdeling 1 van deze bijlage bedoelde andere dekbemanningsleden, hetgeen inhoudt dat hij over adequate capaciteiten moet beschikken om deze taken uit te voeren.
2.1. Navigatie
De schipper moet in staat zijn:
- —
een reis te plannen en te navigeren op de binnenwateren, hetgeen ook inhoudt dat de betrokkene in staat moet zijn de meest logische, economische en milieuvriendelijke vaarroute te kiezen om de laad- en losbestemming te bereiken, rekening houdend met de toepasselijke vaarreglementen en het overeengekomen pakket regels dat van toepassing is in de binnenvaart;
- —
kennis over de toepasselijke regels inzake het bemannen van een vaartuig toe te passen, met inbegrip van kennis over rusttijden en de samenstelling van de dekbemanning;
- —
te varen en te manoeuvreren, en daardoor het veilige gebruik van het vaartuig onder alle omstandigheden op binnenwateren te garanderen, ook in situaties van hoge verkeersdrukte of waarin andere schepen gevaarlijke goederen vervoeren, en waarvoor een basiskennis is vereist van het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN);
- —
te reageren op noodsituaties bij de navigatie op de binnenwateren.
2.2. Bedienen van vaartuigen
De schipper moet in staat zijn:
- —
kennis van scheepsbouw en constructiemethoden in de binnenvaart toe te passen bij het bedienen van verschillende soorten vaartuigen en hij moet een basiskennis hebben over de technische voorschriften voor binnenschepen, zoals bedoeld in Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad (2);
- —
controle en toezicht te houden op de verplichte uitrusting zoals genoemd in het geldende certificaat voor het vaartuig.
2.3. Ladingsbehandeling, stouwen en personenvervoer
De schipper moet in staat zijn:
- —
te plannen en te waarborgen dat de lading veilig wordt geladen, gestouwd, vastgezet, gelost en behandeld tijdens de vaart;
- —
de stabiliteit van het vaartuig te plannen en te waarborgen;
- —
het veilige vervoer van passagiers en de zorg voor de passagiers tijdens de vaart te plannen en te waarborgen, met inbegrip van rechtstreekse bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, in overeenstemming met de opleidingseisen en instructies van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 1177/2010.
2.4. Scheepsbouw, elektriciteit, elektronica en meet-en regeltechniek
De schipper moet in staat zijn:
- —
de werkzaamheden op het gebied van scheepsbouw, elektriciteit, elektronica en meet- en regeltechniek te plannen;
- —
toezicht te houden op de hoofdmotoren en de hulpwerktuigen en -apparatuur;
- —
instructies te geven met betrekking tot de pomp van het vaartuig en het pompregelsysteem en deze te plannen;
- —
het veilige gebruik en de toepassing, het onderhoud en de reparatie van de elektrotechnische apparatuur van het vaartuig te organiseren;
- —
toezicht te houden op het veilige onderhoud en de reparatie van technische apparatuur.
2.5. Onderhoud en reparatie
De schipper moet in staat zijn:
- —
het veilige onderhoud en de reparatie van het vaartuig en de uitrusting daarvan te organiseren.
2.6. Communicatie
De schipper moet in staat zijn:
- —
het personeelsbeheer te verzorgen, zich verantwoordelijk op te stellen, en te zorgen voor de organisatie van het werk en opleidingen aan boord van het vaartuig;
- —
te allen tijde een goede communicatie te waarborgen, met inbegrip van het gebruik van gestandaardiseerde communicatiezinnen in situaties met communicatieproblemen;
- —
een evenwichtige en open werkomgeving aan boord te bevorderen.
2.7. Gezondheid, veiligheid, passagiersrechten en milieubescherming
De schipper moet in staat zijn:
- —
toezicht te houden op de toepasselijke wettelijke eisen en maatregelen te treffen om de veiligheid van mensenlevens te waarborgen;
- —
de veiligheid en beveiliging van de opvarenden te handhaven, met inbegrip van rechtstreekse bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, in overeenstemming met de opleidingseisen en instructies van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 1177/2010;
- —
noodplannen en plannen voor schadebeperking op te stellen en om te gaan met noodsituaties;
- —
ervoor te zorgen dat aan de eisen inzake milieubescherming wordt voldaan.
3. Essentiële competentievereisten voor specifieke vergunningen
3.1. Varen op binnenwateren van maritieme aard
De schipper moet in staat zijn:
- —
te werken met actuele kaarten, berichten aan schippers en zeelieden en andere publicaties die specifiek betrekking hebben op waterwegen van maritieme aard;
- —
om te gaan met getijdengegevens, -stromingen, -perioden en -cycli, de tijdstippen van getijdenstromingen en getijden en variaties in een estuarium;
- —
SIGNI (Signalisation de voies de Navigation Intérieure) en IALA (Internationale Associatie voor maritieme ondersteuning van navigatie en vuurtoreninstanties) te gebruiken ten behoeve van veilige scheepvaart op binnenwateren van maritieme aard.
3.2. Radarvaart
De schipper moet in staat zijn:
- —
vóór de afvaart passende maatregelen te nemen met betrekking tot varen met behulp van de radar;
- —
radarbeelden te interpreteren en de informatie van de radar te analyseren;
- —
interferenties van verschillende oorsprong te verminderen;
- —
te varen met behulp van de radar rekening houdend met het overeengekomen pakket regels dat van toepassing is in de binnenvaart en overeenkomstig de regels inzake varen met behulp van de radar (zoals eisen ten aanzien van de bemanning of technische voorschriften voor vaartuigen);
- —
om te gaan met specifieke omstandigheden, zoals druk verkeer, het uitvallen van apparaten, gevaarlijke situaties.
4. Essentiële competentievereisten voor specifieke operaties
4.1. Deskundige voor de passagiersvaart
Iedere aanvrager moet in staat zijn:
- —
het gebruik van reddingsmiddelen aan boord van passagiersvaartuigen te organiseren;
- —
veiligheidsinstructies toe te passen en de nodige maatregelen te nemen ter bescherming van passagiers in het algemeen, met name in noodgevallen (bv. evacuatie, schade, aanvaring, aan de grond lopen, brand, explosie of andere situaties waarbij paniek kan ontstaan), met inbegrip van rechtstreekse bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, in overeenstemming met de opleidingseisen en instructies van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 1177/2010;
- —
in eenvoudig Engels te communiceren;
- —
te voldoen aan de toepasselijke voorschriften van Verordening (EU) nr. 1177/2010.
4.2. Deskundige op het gebied van vloeibaar aardgas (LNG)
Iedere aanvrager moet in staat zijn:
- —
te zorgen voor de naleving van wetgeving en normen die van toepassing zijn op vaartuigen die LNG als brandstof gebruiken, en van andere toepasselijke regelgeving op het gebied van de gezondheid en veiligheid;
- —
op de hoogte te blijven van de specifieke aandachtspunten met betrekking tot LNG, de risico's ervan te herkennen en te beheren;
- —
de specifieke LNG-installaties veilig te kunnen bedienen;
- —
te zorgen voor regelmatige controles van de LNG-installatie;
- —
te weten hoe het bunkeren van LNG op een veilige en gecontroleerde manier moet worden uitgevoerd;
- —
de LNG-installatie voor onderhoud van het vaartuig klaar te maken;
- —
om te gaan met noodsituaties in verband met LNG.
Voetnoten
Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG (PB L 252 van 16.9.2016, blz. 118).