Einde inhoudsopgave
Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regels betreffende het conservatoir beslag op zeeschepen
Artikel 5 [Opheffing beslag]
Geldend
Geldend vanaf 24-02-1956
- Bronpublicatie:
10-05-1952, Trb. 1981, 165 (uitgifte: 27-07-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-02-1956
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-1952, Trb. 1981, 165 (uitgifte: 27-07-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Het gerecht of de andere bevoegde rechterlijke autoriteit, binnen wiens rechtsgebied op het schip beslag is gelegd, zal de opheffing van het beslag toestaan wanneer voldoende borgtocht of zekerheid is gesteld, behalve in het geval dat het beslag werd gelegd terzake van een zeerechtelijke vordering, genoemd in artikel 1, eerste lid, letters o en p; in dat geval kan de rechter de persoon die in het bezit van het schip is, wanneer deze voldoende borgtocht of andere zekerheid stelt, toestaan de exploitatie van het schip voort te zetten of kan hij op andere wijze voorzien in de exploitatie van het schip gedurende het beslag.
Bij gebreke van overeenstemming tussen partijen over de genoegzaamheid van de borgtocht of de zekerheid stelt het gerecht of de andere bevoegde rechterlijke autoriteit de aard en het bedrag daarvan vast.
Het verzoek tot opheffing van het beslag tegen een zodanige zekerheidsstelling kan niet worden uitgelegd als een erkenning van aansprakelijkheid en evenmin als het doen van afstand van het voorrecht van de wettelijke beperking van aansprakelijkheid van de eigenaar van het schip.