Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 853/2004 vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Artikel 10 Wijziging en aanpassing van de bijlagen II en III
Geldend
Geldend vanaf 26-07-2019
- Redactionele toelichting
Deze wijziging laat lopende procedures waarin een comité reeds advies heeft uitgebracht overeenkomstig art. 5 bis van Besluit 1999/468/EG, onverlet.
- Bronpublicatie:
20-06-2019, PbEU 2019, L 198 (uitgifte: 25-07-2019, regelingnummer: 2019/1243)
- Inwerkingtreding
26-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2019, PbEU 2019, L 198 (uitgifte: 25-07-2019, regelingnummer: 2019/1243)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 11 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen II en III. De wijzigingen zijn bedoeld om de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening te waarborgen en te vergemakkelijken, met inachtneming van de relevante risicofactoren, en worden gerechtvaardigd op basis van:
- a)
de ervaring die exploitanten van levensmiddelenbedrijven en/of bevoegde autoriteiten hebben opgedaan, met name met de toepassing van de op HACCP gebaseerde systemen overeenkomstig artikel 5;
- b)
de door de Commissie opgedane ervaring, met name inzake de resultaten van haar audits;
- c)
technologische ontwikkelingen en de praktische gevolgen ervan en de verwachtingen van de consument ten aanzien van de samenstelling van levensmiddelen;
- d)
wetenschappelijk advies, met name nieuwe risicobeoordelingen;
- e)
microbiologische criteria en temperatuurcriteria voor levensmiddelen;
- f)
veranderingen in de consumptiepatronen.
De wijzigingen als bedoeld in de eerste alinea hebben betrekking op:
- a)
de voorschriften inzake de identificatiemerken voor producten van dierlijke oorsprong;
- b)
de doelstellingen van de op HACCP gebaseerde procedures;
- c)
de voorschriften inzake de informatie over de voedselketen;
- d)
de specifieke hygiënevoorschriften voor de inrichtingen, inclusief vervoermiddelen, waar producten van dierlijke oorsprong worden geproduceerd, gehanteerd, verwerkt, opgeslagen of gedistribueerd;
- e)
de specifieke hygiënevoorschriften voor de bewerkingen die verband houden met het produceren, hanteren, verwerken, opslaan, vervoeren of distribueren van producten van dierlijke oorsprong;
- f)
de regels voor het vervoer van vlees terwijl het nog warm is;
- g)
de gezondheidsnormen of -controles indien wetenschappelijk is aangetoond dat die nodig zijn om de volksgezondheid te beschermen;
- h)
de uitbreiding van bijlage III, sectie VII, hoofdstuk IX, tot andere levende tweekleppige weekdieren dan pectinidae;
- i)
de criteria om te bepalen uit welke epidemiologische gegevens blijkt dat een visgrond, wat de aanwezigheid van parasieten betreft, geen gevaar voor de gezondheid oplevert en de bevoegde autoriteit exploitanten van levensmiddelenbedrijven bijgevolg mag toestaan visserijproducten niet in te vriezen, zoals bepaald in bijlage III, sectie VIII, hoofdstuk III, punt D;
- j)
de aanvullende gezondheidsnormen voor levende tweekleppige weekdieren, in samenwerking met het betrokken referentielaboratorium van de Unie, waaronder:
- i)
grenswaarden en analysemethoden voor andere mariene biotoxines;
- ii)
procedures voor de opsporing van virussen, alsmede virologische normen, en
- iii)
bemonsteringsschema’s, analysemethoden en -toleranties om na te gaan of aan de gezondheidsnormen wordt voldaan.
2.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 11 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening door het toekennen van afwijkingen van de bijlagen II en III, daarbij rekening houdend met de relevante risicofactoren en mits deze afwijkingen geen gevolgen hebben voor het bereiken van de volgende doelstellingen van de verordening:
- a)
faciliteren van de naleving door kleine ondernemingen van de in de bijlagen opgenomen voorschriften;
- b)
mogelijk maken van het voortgezette gebruik van traditionele methoden in alle stadia van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen;
- c)
tegemoetkomen aan de behoeften van levensmiddelenbedrijven die gelegen zijn in regio’s met bijzondere geografische beperkingen;
- d)
faciliteren van de werkzaamheden van inrichtingen voor de vervaardiging van grondstoffen die bestemd zijn voor de productie van in hoge mate geraffineerde levensmiddelen die een behandeling hebben ondergaan welke de veiligheid ervan waarborgt.
3.
De lidstaten mogen, zonder daarbij de doelstellingen van deze verordening in het gedrang te brengen, overeenkomstig de leden 4 tot en met 8, nationale maatregelen treffen om de in bijlage III vastgestelde voorschriften aan te passen.
4
a)
De in lid 3 bedoelde nationale maatregelen zijn bedoeld:
- i)
om het voortgezet gebruik van traditionele methoden in alle stadia van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen mogelijk te maken,
of
- ii)
om tegemoet te komen aan de behoeften van levensmiddelenbedrijven die gelegen zijn in gebieden die met bijzondere, geografisch bepaalde beperkingen te kampen hebben,
of
b)
In andere omstandigheden zijn zij uitsluitend van toepassing op de bouw, de indeling en de uitrusting van inrichtingen.
5.
Lidstaten die overeenkomstig lid 3 nationale maatregelen willen aannemen stellen de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis. Elke kennisgeving omvat:
- a)
een gedetailleerde beschrijving van de voorschriften die volgens die lidstaat aangepast moeten worden en de aard van de gewenste aanpassing;
- b)
een beschrijving van de betrokken levensmiddelen en inrichtingen;
- c)
de motivering van de aanpassing (waaronder, zo nodig, een samenvatting van de risicoanalyse en van de maatregelen die ervoor zorgen dat de aanpassing de doelstellingen van deze verordening niet in het gedrang brengt),
en
- d)
alle andere relevante informatie.
6.
De andere lidstaten hebben na ontvangst van de kennisgeving zoals bedoeld in lid 5 drie maanden de tijd om schriftelijke opmerkingen aan de Commissie toe te zenden. In geval van aanpassingen als bedoeld in lid 4, onder b), wordt deze termijn op verzoek van een lidstaat tot vier maanden verlengd. De Commissie kan de lidstaten raadplegen in het in artikel 12, lid 1, genoemde comité en is gehouden deze mogelijkheid te gebruiken wanneer zij schriftelijke opmerkingen van één of meer lidstaten ontvangt. De Commissie kan volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde procedure besluiten of de voorgenomen maatregelen, zo nodig na passende wijzigingen, kunnen worden toegepast. In voorkomend geval kan de Commissie overeenkomstig lid 1 of 2 van dit artikel algemene maatregelen voorstellen.
7.
Lidstaten kunnen nationale maatregelen tot wijziging van de voorschriften in bijlage III uitsluitend aannemen:
- a)
op grond van een overeenkomstig lid 6 aangenomen besluit;
- b)
indien de Commissie een maand na afloop van de in lid 6 bedoelde termijn de lidstaten nog niet heeft meegedeeld dat zij schriftelijke opmerkingen heeft ontvangen of dat zij voornemens is overeenkomstig lid 6 de aanneming van een besluit voor te stellen,
of
- c)
overeenkomstig lid 8.
8.
Een lidstaat mag op eigen initiatief, onder voorbehoud van de algemene bepalingen van het Verdrag, nationale voorschriften handhaven of vaststellen die:
- a)
het in de handel brengen op zijn grondgebied van rauwe melk of rauwe room, bestemd voor rechtstreekse menselijke consumptie, verbieden of beperken,
of
- b)
met toestemming van de bevoegde autoriteit, toestaan dat rauwe melk die niet voldoet aan de in bijlage III, sectie IX, vastgelegde criteria wat betreft het kiemgetal en het aantal somatische cellen wordt gebruikt voor de vervaardiging van kaas met een rijpingstijd van ten minste 60 dagen, en bij de vervaardiging van dergelijke kaas verkregen zuivelproducten, op voorwaarde dat daardoor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening niet wordt gehinderd.