In de onderhavige zaak heeft de Hoge Raad bij arrest van 2 oktober 2007, nr. 03314/06, LJN BA7929 het arrest van het gerechtshof te Leeuwarden van 17 februari 2006 vernietigd op de grond dat, nu in het betreffende arrest van een aantal gebezigde bewijsmiddelen niet de inhoud was weergegeven en de bewezenverklaring zonder deze inhoud niet uit de overige gebezigde bewijsmiddelen kon worden afgeleid, dit arrest niet voldeed aan het bepaalde in art. 359, derde lid, Sv in verbinding met art. 415 Sv. Ik merk op dat het hier genoemde arrest van het gerechtshof te Leeuwarden, in tegenstelling tot het arrest van hetzelfde hof waartegen het huidige cassatieberoep zich richt, onder meer een bewezenverklaring inhield van het aan de verdachte onder
- 1.
primair tenlastegelegde feit — het opdracht geven tot en feitelijk leiding geven aan een door een rechtspersoon gepleegde handeling van valsheid in geschrift —, alsmede van de op het opdracht geven betrekking hebbende gedeelten van het onder
- 2.
primair en
- 3.
primair tenlastegelegde en het op het feitelijk leiding geven betrekking hebbende gedeelte van het onder
- 4.
primair tenlastegelegde.