Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit 2004/757/JBZ vaststelling minimumvoorschriften met betrekking tot bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van illegale drugshandel
Artikel 1 bis Procedure voor het opnemen van nieuwe psychoactieve stoffen in de definitie van ‘drug’
Geldend
Geldend vanaf 22-11-2017
- Bronpublicatie:
15-11-2017, PbEU 2017, L 305 (uitgifte: 21-11-2017, regelingnummer: 2017/2103)
- Inwerkingtreding
22-11-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-11-2017, PbEU 2017, L 305 (uitgifte: 21-11-2017, regelingnummer: 2017/2103)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Materieel strafrecht / Sancties
1.
Op basis van een uit hoofde van artikel 5 quater van Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad (1) uitgevoerde risicobeoordeling of gecombineerde risicobeoordeling en volgens de in lid 2 van dit artikel beschreven criteria stelt de Commissie zonder onnodige vertraging overeenkomstig artikel 8 bis een gedelegeerde handeling vast tot wijziging van de bijlage bij dit kaderbesluit teneinde de nieuwe psychoactieve stof (stoffen) toe te voegen en te bepalen dat de nieuwe psychoactieve stof (stoffen) ernstige volksgezondheidsrisico's en, in voorkomend geval, ernstige sociale risico's op niveau van de Unie met zich meebrengt (meebrengen) en dat deze wordt (worden) opgenomen in de definitie van ‘drug’.
2.
Wanneer de Commissie zich beraadt op het vaststellen van een gedelegeerde handeling als bedoeld in lid 1, houdt zij rekening met de vraag of de omvang van of de patronen in het gebruik van de nieuwe psychoactieve stof en de beschikbaarheid en het verspreidingspotentieel ervan in de Unie significant zijn, en of de schade aan de gezondheid als gevolg van het gebruik van de nieuwe psychoactieve stof vanwege de acute of chronische toxiciteit en de vatbaarheid voor misbruik of verslaving ervan, van levensbedreigende aard is. De schade aan de gezondheid wordt geacht levensbedreigend te zijn indien de kans groot is dat de nieuwe psychoactieve stof de dood of dodelijke verwondingen, ernstige ziekte, ernstige fysieke of mentale gebreken, of een aanzienlijke verspreiding van ziekten, waaronder de doorgifte van door bloed overgedragen virussen, veroorzaakt.
Daarnaast neemt de Commissie in aanmerking of de door de nieuwe psychoactieve stof veroorzaakte sociale schade aan natuurlijke personen en de samenleving ernstig is, en met name of de invloed van de nieuwe psychoactieve stof op het maatschappelijk functioneren en de openbare orde van dien aard is dat hij de openbare orde ontwricht, of tot gewelddadig of antisociaal gedrag leidt, waardoor de gebruiker, derden of eigendommen schade wordt toegebracht, dan wel of de criminele activiteiten, waaronder georganiseerde criminaliteit, in verband met de nieuwe psychoactieve stof systematisch zijn, aanzienlijke illegale winsten impliceren of aanzienlijke economische kosten met zich meebrengen.
3.
Indien de Commissie het binnen een termijn van zes weken na ontvangst van het overeenkomstig artikel 5 quater, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1920/2006 opgestelde risicobeoordelingsverslag of gecombineerde risicobeoordelingsverslag niet nodig acht een gedelegeerde handeling vast te stellen ter opneming van de nieuwe psychoactieve stof of stoffen in de definitie van ‘drug’, dient zij bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in waarin de redenen hiervoor worden toegelicht.
4.
Wat betreft de aan de bijlage bij dit kaderbesluit toegevoegde nieuwe psychoactieve stoffen doen de lidstaten die zulks nog niet hebben gedaan, de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om de bepalingen van dit kaderbesluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling tot wijziging van de bijlage, op die nieuwe psychoactieve stoffen toe te passen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar dit kaderbesluit verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1).