Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit 2004/757/JBZ vaststelling minimumvoorschriften met betrekking tot bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van illegale drugshandel
Artikel 7 Sancties tegen rechtspersonen
Geldend
Geldend vanaf 12-11-2004
- Bronpublicatie:
25-10-2004, PbEU 2004, L 335 (uitgifte: 11-11-2004, regelingnummer: 2004/757/JBZ)
- Inwerkingtreding
12-11-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-10-2004, PbEU 2004, L 335 (uitgifte: 11-11-2004, regelingnummer: 2004/757/JBZ)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Materieel strafrecht / Sancties
1.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties kunnen worden getroffen tegen elke volgens artikel 6, lid 1, aansprakelijk gestelde rechtspersoon, waaronder al dan niet strafrechtelijke geldboetes en eventueel andere sancties, zoals:
- a)
uitsluiting van fiscale of andere voordelen of overheidssteun;
- b)
een tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van commerciële activiteiten;
- c)
onderbewindstelling;
- d)
een rechterlijk bevel tot ontbinding;
- e)
tijdelijke of permanente sluiting van vestigingen die zijn gebruikt voor het plegen van het strafbare feit;
- f)
de confiscatie, overeenkomstig artikel 4, lid 5, van stoffen die het voorwerp uitmaken van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde strafbare feiten, van hulpmiddelen die voor die strafbare feiten zijn of zouden worden gebruikt en van opbrengsten van deze strafbare feiten, dan wel de confiscatie van voorwerpen waarvan de waarde overeenkomt met die van bedoelde stoffen, hulpmiddelen of opbrengsten.
2.
Alle lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat een rechtspersoon die overeenkomstig artikel 6, lid 2, aansprakelijk is, kan worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties en maatregelen.