Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling zeevisserij
Artikel 13 Overige verboden
Geldend
Geldend vanaf 06-04-2024. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-04-2024
- Redactionele toelichting
De wijzigingsopdracht komt niet overeen met de te wijzigen tekst.
- Bronpublicatie:
03-04-2024, Stcrt. 2024, 10718 (uitgifte: 05-04-2024, regelingnummer: WJZ/ 48280262)
- Inwerkingtreding
06-04-2024, terugwerkend tot: 01-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-04-2024, Stcrt. 2024, 10718 (uitgifte: 05-04-2024, regelingnummer: WJZ/ 48280262)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 7, eerste lid, 10, eerste lid, 13, derde lid, 15, 16, tweede lid, 17, eerste tot en met derde en vijfde lid, 19, eerste lid, 20, eerste en tweede lid, 24, eerste tot en met vierde lid, 27, eerste tot en met zesde lid, 28, eerste en derde lid, 30, tweede en vierde lid, 33, eerste tot en met vijfde lid, 35, eerste en derde lid, 36, eerste en tweede lid, 38, eerste, tweede en derde lid, 39, 40, 41, tweede lid, 42, eerste en tweede lid, 45, 48 en 55, eerste en tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden en met de artikelen 18, eerste lid, aanhef en onderdelen o en p, en 55, eerste lid, aanhef en onderdelen j en k, van de verordening vangstmogelijkheden 2023.
2.
De sluitingsperiode als bedoeld in artikel 13, derde lid, van de verordening vangstmogelijkheden is:
- a.
voor Europese aal met een totale lengte van 12 centimeter of meer, van 1 september tot en met 28 februari; en
- b.
voor Europese aal met een totale lengte van minder dan 12 centimeter, van 1 januari tot en met 31 december.
3.
Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 16, eerste lid, 18, eerste, derde en vierde lid, 22, eerste lid, 25, eerste tot en met zevende lid, 28, tweede lid, 30, eerste en derde lid, 32, eerste en tweede lid, 34, eerste lid, 41, eerste lid, 42, vierde lid, 43, 44, 46, 47 en 54 van de verordening vangstmogelijkheden.
4.
De uitzonderingen, bedoeld in artikel 10, derde lid, aanhef en onderdelen c en d, van de verordening vangstmogelijkheden, gelden uitsluitend voor vissersvaartuigen ten behoeve waarvan een vismachtiging als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening is verleend voor de in artikel 10, derde lid, aanhef en onderdelen c onderscheidenlijk d, van de verordening vangstmogelijkheden bedoelde visserijactiviteiten.