Smartengeld
Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/4.7:4.7 Conclusies
Archief
Smartengeld 1998/4.7
4.7 Conclusies
Documentgegevens:
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Veruit de belangrijkste wettelijke grond voor de vergoeding van immateriële schade wordt gevormd door artikel 6:106 BW. De in kwantitatief opzicht belangrijkste categorie uit die bepaling vormt de vergoeding van immateriële schade bij lichamelijk letsel. De afzonderlijke vermelding van schending van eer en goede naam lijkt vooral te zijn ingegeven door historische overwegingen, terwijl het begrip 'andere persoonsaantastingen' juist mogelijkheden biedt voor ontwikkelingen in de toekomst, niet in de laatste plaats omdat het daarbij gaat om een betrekkelijk 'open' formulering. In het volgende hoofdstuk zal deze categorie daarom nadere aandacht krijgen. De mogelijkheid van vergoeding van immateriële schade in gevallen waarin deze opzettelijk werd toegebracht (artikel 6:106 lid 1 onder a), is van weinig praktische betekenis, omdat de situatie zich slechts zelden bewijsbaar zal voordoen. Vergoeding van immateriële schade wegens aantasting van de nagedachtenis van een overledene (artikel 6:106 lid 1 onder c) vormt praktisch evenmin een belangrijke categorie, mede vanwege de beperkingen die de wet daaraan stelt.
Buiten artikel 6:106 bevat het Burgerlijk Wetboek slechts één bepaling - artikel 7:510 - die recht geeft op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade. Hoewel het bestaan van deze bepaling vermoedelijk kan worden verklaard door de hoge maatschappelijke waardering die reizen geniet, getuigt zij niet van evenwichtigheid. Het is niet goed te rechtvaardigen dat aan de gedupeerde reiziger wordt gegeven wat aan andere (en dikwijls ernstiger) gedupeerde contractpartijen wordt onthouden.
Buiten het Burgerlijk Wetboek wordt de vergoeding van immateriële schade mogelijk gemaakt door artikel 9 Wet Persoonsregistraties, artikel 16 Wet op de cao, artikel 3 Wet algemeen verbindend en onverbindend verklaren van cao's, artikel 10 Wet Ondernemersovereenkomsten, artikel 89 Sv, artikel 59 Uitleveringswet, artikel 67 Wots, artikel 34j VW en artikel 164 lid 9 WVW.
Artikel 9 Wp vormt vooral een bevestiging van wat met artikel 6:106 bij schending van de privacy reeds kan. De artikelen uit het collectieve arbeids-overeenkomstenrecht zijn in zoverre atypisch, dat zij veeleer het karakter hebben van een boete. Hun praktische belang moet evenwel niet worden overschat. De bepalingen betreffende dwangmaatregelen bieden in zoverre een aanvulling op artikel 6:106 dat zij tevens toepassing kunnen vinden bij niet-onrechtmatig handelen. In gevallen waarin tevens onrechtmatig is gehandeld zal de toepassing van vrijheidsonmeming evenwel ook als persoonsaantasting in de zin van artikel 6:106 kunnen worden aangemerkt.
Overziet men het geheel, dan blijkt dat de kern van de wettelijke grondslagen onmiskenbaar ligt in artikel 6:106. De overige bepalingen zijn over het algemeen weinig doordacht waar het de vergoeding van immateriële schade betreft. Erkenning van een recht op vergoeding van immateriële schade bij de reisovereenkomst vormt een slecht verklaarbaar curiosum. Artikel 9 Wet persoonsregistratie kan - inmiddels - ook wel worden gemist. De bepalingen inzake collectieve arbeidsovereenkomsten hebben eigenlijk vooral een boetekarakter, waarbij de kwalificatie 'vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade' eigenlijk niet goed past. En de bepalingen inzake dwangmaatregelen bieden in zoverre weinig houvast dat zij enerzijds geen recht op (volledige) schadevergoeding bieden en anderzijds ook kunnen worden toegepast indien niet onrechtmatig is gehandeld. Al met al kan men zich afvragen of niet volstaan had kunnen worden met artikel 6:106. Dat hangt mede af van de ruimte die daarin wordt geboden in het begrip 'persoonsaantasting op andere wijze'. Dat begrip verdient derhalve nadere aandacht, die het in het volgende hoofdstuk zal krijgen.