Einde inhoudsopgave
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 3.33 [Wetenschappelijk onderzoek]
Geldend
Geldend vanaf 23-05-2018
- Bronpublicatie:
09-04-2018, Stb. 2018, 107 (uitgifte: 19-04-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-04-2018, Stb. 2018, 107 (uitgifte: 19-04-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt onder een beperking verband houdend met onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801 verleend aan de onderzoeker in de zin van artikel 3, onder 2, van die richtlijn, die op grond van een gastovereenkomst als bedoeld in artikel 10 van die richtlijn met de bij ministeriële regeling genoemde gegevens, onderzoek in de zin van die richtlijn verricht of gaat verrichten aan een krachtens artikel 2c van de Wet als referent erkende onderzoeksinstelling in de zin van die richtlijn.
2.
De in het eerste lid bedoelde verblijfsvergunning wordt verleend, indien:
- a.
de vreemdeling beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de vreemdeling in Nederland wil verblijven, of behoort tot één van de in artikel 17 van de Wet of in artikel 3.71, tweede lid, bedoelde categorieën;
- b.
de vreemdeling beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding, of naar het oordeel van Onze Minister heeft aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld;
- c.
de vreemdeling bereid is een onderzoek naar of behandeling voor tuberculose te ondergaan en daaraan mee te werken of de nationaliteit bezit van een van de bij ministeriële regeling vast te stellen landen;
- d.
de vreemdeling geen gevaar vormt voor de openbare orde als bedoeld in de artikelen 3.77 en 3.78 of de nationale veiligheid;
- e.
de onderzoeksinstelling krachtens artikel 2c van de Wet als referent is erkend en ten behoeve van het verblijf van de vreemdeling een verklaring als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Wet heeft afgelegd;
- f.
van de te vervullen arbeidsplaats de arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhoudingen of arbeidsomstandigheden ten minste liggen op het niveau dat wettelijk is vereist en in de desbetreffende bedrijfstak gebruikelijk is;
- g.
de vreemdeling duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan als bedoeld in artikel 3.74, eerste lid, onder a;
- h.
Onze Minister geen bewijs of ernstige en objectieve redenen heeft om vast te stellen dat het verblijf van de vreemdeling andere doelen dient of zou dienen dan onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801.
3.
De aanvraag wordt niet afgewezen op de grond dat de onderzoeksinstelling niet krachtens artikel 2c van de Wet als referent is erkend of ten behoeve van het verblijf van de vreemdeling geen verklaring als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Wet heeft afgelegd, indien de vreemdeling de Turkse nationaliteit heeft. In dat geval wordt de onderzoeksinstelling niet als referent aangewezen.
4.
De aanvraag wordt afgewezen indien gelijktijdig de aanmelding, bedoeld in artikel 4.47, is gedaan.