Deze zaak hangt samen met de zaak betreffende aanvrager met zaaksnummer 10/00534H, waarin ik vandaag eveneens concludeer.
HR (P-G), 31-08-2010, nr. S 10/00532 H
ECLI:NL:PHR:2010:BO1732
- Instantie
Hoge Raad (Procureur-Generaal)
- Datum
31-08-2010
- Zaaknummer
S 10/00532 H
- Conclusie
Mr. Vegter
- LJN
BO1732
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2010:BO1732, Conclusie, Hoge Raad (Procureur-Generaal), 31‑08‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BO1732
Conclusie 31‑08‑2010
Mr. Vegter
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Aanvrager]1.
1.
Namens aanvrager heeft mr. G.D. Haytink, advocaat te 's‑Gravenhage, een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter te 's‑Gravenhage d.d. 31 mei 2007 ingediend. Bij dat vonnis is aanvrager wegens op 16 augustus 2006 ‘als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
2.
De aanvraag berust op de stelling dat de betreffende auto op de pleegdatum wel verzekerd was. Ter onderbouwing van deze stelling is bij de aanvraag een verklaring ex. art. 34 WAM gevoegd, afgegeven door [A] d.d.14 september 2007, inhoudende dat voor het motorrijtuig voorzien van het kenteken [AA-00-BB] op 16 augustus 2006 een verzekering van kracht was welke aan de op die datum door of krachtens de WAM gestelde eisen voldeed.
3.
Voornoemde verklaring, tot stand gekomen en afgegeven nadat de Kantonrechter uitspraak had gedaan, doet, in aanmerking genomen dat uit de tenlastelegging blijkt dat het in deze zaak draaide om een motorrijtuig met kenteken [AA-00-BB], in ieder geval het ernstig vermoeden ontstaan dat de kantonrechter, ware zij daarmee bekend geweest, aanvrager zou hebben vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.2.
4.
Gezien het voorgaande strekt deze conclusie ertoe dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, zoveel nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het gewijsde zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar een Gerechtshof dat daarvan nog geen kennis heeft genomen, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 31‑08‑2010
Zie bijvoorbeeld HR 25 september 2007, LJN BA7926.