Einde inhoudsopgave
Beschikking 2002/358/EG betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 02-05-2002
- Redactionele toelichting
Bijlage I is opgenomen als het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.
- Bronpublicatie:
25-04-2002, PbEG 2002, L 130 (uitgifte: 15-05-2002, regelingnummer: 2002/358/EG)
- Inwerkingtreding
02-05-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-04-2002, PbEG 2002, L 130 (uitgifte: 15-05-2002, regelingnummer: 2002/358/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Beschikking van de Raad van 25 april 2002 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en lid 3, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Het uiteindelijke doel van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, hierna ‘het Klimaatverdrag’ te noemen, dat namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij Besluit 94/69/EG van de Raad van 15 december 1993 betreffende de sluiting van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (3), is stabilisering van de broeikasgasconcentraties in de atmosfeer op een zodanig niveau dat gevaarlijke antropogene verstoringen van het klimaatsysteem worden voorkomen.
- (2)
In haar eerste zitting is de Conferentie van de Partijen bij het Klimaatverdrag tot de conclusie gekomen dat de door de ontwikkelde landen aangegane verbintenis ernaar te streven uiterlijk in 2000 afzonderlijk of gezamenlijk hun emissies van kooldioxide en andere broeikasgassen waarop het Protocol van Montreal bij het Verdrag ter bescherming van de ozonlaag niet van toepassing is, terug te brengen tot het niveau van 1990, niet volstaat voor het bereiken van het doel van het Klimaatverdrag op lange termijn, namelijk gevaarlijke antropogene verstoringen van het klimaatsysteem te voorkomen. Verder is de conferentie overeengekomen een proces op gang te brengen dat het mogelijk moet maken in de periode na 2000 passende maatregelen te treffen door middel van de aanneming van een protocol of een ander juridisch instrument (4).
- (3)
Dit proces heeft geleid tot de aanneming, op 11 december 1997, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (het protocol) (5).
- (4)
De Conferentie van de Partijen bij het Klimaatverdrag heeft in haar vierde zitting besloten het actieplan van Buenos Aires aan te nemen teneinde in de zesde zitting van de Conferentie van de Partijen tot overeenstemming te komen over de uitvoering van de voornaamste onderdelen van het protocol(6).
- (5)
Tijdens de voortzetting van de zesde zitting van 19 tot en met 27 juli 2001 te Bonn heeft de Conferentie van de Partijen bij consensus overeenstemming bereikt over de kernelementen van de uitvoering van het actieplan van Buenos Aires (7).
- (6)
Tijdens de zevende zitting van 29 oktober tot 10 november 2001 te Marrakesh heeft de Conferentie van de Partijen bij consensus een aantal besluiten aangenomen die uitvoering geven aan de akkoorden van Bonn (8).
- (7)
Het protocol staat krachtens artikel 24 open voor bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring door de staten en regionale organisaties voor economische integratie die het hebben ondertekend.
- (8)
- (9)
Bij de ondertekening van het protocol op 29 april 1998 te New York heeft de Gemeenschap verklaard dat zij en haar lidstaten hun respectieve verplichtingen ingevolge artikel 3, lid 1, van het protocol gezamenlijk zullen nakomen overeenkomstig artikel 4 van het protocol.
- (10)
Door te besluiten tot de gezamenlijke nakoming van hun verplichtingen overeenkomstig artikel 4 van het protocol zijn de Gemeenschap en haar lidstaten op grond van lid 6 van dat artikel en in overeenstemming met artikel 24, lid 2, van het protocol gezamenlijk verantwoordelijk voor de nakoming van de gekwantificeerde verplichting van de Gemeenschap inzake emissiereductie uit hoofde van artikel 3, lid 1, van het protocol. Derhalve, en overeenkomstig artikel 10 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hebben de lidstaten individueel en collectief de plicht alle algemene en bijzondere maatregelen te treffen welke geschikt zijn om de nakoming van de uit handelingen van de instellingen der Gemeenschap voortvloeiende verplichtingen te verzekeren, waaronder de gekwantificeerde verplichting van de Gemeenschap inzake emissiereductie uit hoofde van het protocol, de nakoming van die verplichting te vergemakkelijken en zich te onthouden van maatregelen welke de verwezenlijking van dat doel in gevaar kunnen brengen.
- (11)
De rechtsgrondslag voor elk eventueel verder besluit inzake de goedkeuring door de Gemeenschap van toekomstige verbintenissen op het stuk van emissiereducties zal worden bepaald door de inhoud en het effect van dat besluit.
- (12)
In zijn conclusies van 16 juni 1998 heeft de Raad overeenstemming bereikt over de bijdragen van de afzonderlijke lidstaten tot de totale emissievermindering waartoe de Gemeenschap zich heeft verplicht (9). Bepaalde lidstaten uitten onderstellingen omtrent de emissies in het referentiejaar en gemeenschappelijke en gecoördineerde beleidslijnen en maatregelen. De bijdragen zijn gedifferentieerd om o.a. rekening te houden met de verwachtingen met betrekking tot de economische groei, de samenstelling van de energiemix en de industriële structuur van elke lidstaat. De Raad kwam voorts overeen dat de inhoud van het desbetreffende akkoord wordt opgenomen in het besluit van de Raad tot goedkeuring van het protocol door de Gemeenschap. Artikel 4, lid 2, van het protocol schrijft voor dat de Gemeenschap en haar lidstaten het bij artikel 8 van het raamverdrag opgerichte secretariaat van de voorwaarden van een dergelijke overeenkomst in kennis stellen op de datum van nederlegging van hun akte van bekrachtiging of goedkeuring. De Gemeenschap en haar lidstaten zijn ertoe gehouden de nodige maatregelen te nemen om de Gemeenschap in staat te stellen haar verplichtingen ingevolge het protocol na te komen, onverminderd de verantwoordelijkheid die elke lidstaat jegens de Gemeenschap en de andere lidstaten draagt voor de nakoming van zijn eigen verplichtingen.
- (13)
De emissies van de Gemeenschap en haar lidstaten in het referentiejaar zullen niet definitief worden vastgesteld vóór de inwerkingtreding van het protocol. Zodra de emissies in het referentiejaar definitief zijn vastgesteld, maar uiterlijk aan het begin van de verbintenisperiode, stellen de Gemeenschap en haar lidstaten die emissieniveaus, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, vast volgens de procedure van artikel 8 van Beschikking 93/389/EEG van de Raad van 24 juni 1993 inzake een bewakingssysteem voor de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen in de Gemeenschap (10).
- (14)
De Europese Raad van Göteborg van 15 en 16 juni 2001 heeft nogmaals verzekerd dat de Gemeenschap en haar lidstaten vastbesloten zijn hun verplichtingen ingevolge het protocol na te komen, en heeft verklaard dat de Commissie vóór eind 2001 een voorstel voor de bekrachtiging van het protocol dient uit te werken teneinde de Gemeenschap en haar lidstaten in staat te stellen hun verbintenis om het protocol snel te bekrachtigen na te komen.
- (15)
De Europese Raad van Laken van 14 en 15 december 2001 heeft bevestigd dat de Unie vastbesloten is haar verbintenissen uit hoofde van het Protocol van Kyoto na te komen en wenst dat het protocol in werking treedt vóór de wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg (26 augustus — 4 september 2002).
- (16)
De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze beschikking worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (11),
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 75 E van 6.3.2002, blz. 17.
Advies uitgebracht op 6 februari 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
PB L 33 van 7.2.1994, blz. 11.
Besluit 1/CP.1: ‘Het mandaat van Berlijn: Evaluatie van de toereikendheid van artikel 4, lid 2, punten a) en b), van het Klimaatverdrag, met inbegrip van voorstellen betreffende een protocol en besluiten inzake de follow-up’.
Besluit 1/CP.3: ‘Aanneming van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering’.
Besluit 1/CP.4: ‘Het actieplan van Buenos Aires’.
Besluit 5/CP.6: ‘Uitvoering van het actieplan van Buenos Aires’.
Besluiten 2–24/CP.7: ‘De akkoorden van Marrakesh’.
Doc. 9702/98 van de Raad van de Europese Unie van 19 juni 1998 betreffende het resultaat van de besprekingen van de Raad (Milieu) van 16–17 juni 1998, bijlage I.
PB L 167 van 9.7.1993, blz. 31. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 1999/296/EG (PB L 117 van 5.5.1999, blz. 35).
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.