Einde inhoudsopgave
Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 31-12-2020
- Redactionele toelichting
Deze wijziging is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens de wijziging van 08-12-2012, Trb. 2014, 212.
- Bronpublicatie:
08-12-2012, Trb. 2014, 212 (uitgifte: 18-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-10-2020, Trb. 2020, 109 (uitgifte: 20-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De in Bijlage I opgenomen Partijen zorgen er ieder voor zich of gezamenlijk voor dat hun gezamenlijke antropogene in kooldioxide-equivalenten uitgedrukte emissies van de in Bijlage A genoemde broeikasgassen de hun toegewezen hoeveelheden, berekend aan de hand van hun gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking en -reductie als genoemd in bijlage B en overeenkomstig het in dit artikel bepaalde, niet overschrijden, met het oog op de reductie van hun totale emissie van die gassen in de verbintenisperiode 2008 tot 2012 met ten minste 5% ten opzichte van de niveaus van 1990.
1bis.
De in Bijlage I opgenomen Partijen zorgen er ieder voor zich of gezamenlijk voor dat hun gezamenlijke antropogene in kooldioxide-equivalenten uitgedrukte emissies van de in Bijlage A genoemde broeikasgassen de hun toegewezen hoeveelheden, berekend aan de hand van hun gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking en -reductie als opgenomen in de derde kolom van de tabel in Bijlage B en overeenkomstig het in dit artikel bepaalde, niet overschrijden, met het oog op de reductie van hun totale emissie van die gassen in de verplichtingenperiode 2013 tot 2020 met ten minste 18% ten opzichte van de niveaus van 1990.
1ter.
Een in Bijlage B opgenomen Partij mag een aanpassing voorstellen tot vermindering van het percentage van haar gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking en -reductie zoals opgenomen in de derde kolom van de tabel in Bijlage B. Een voorstel voor een dergelijke aanpassing wordt door het secretariaat aan de Partijen medegedeeld ten minste drie maanden voor de bijeenkomst van de Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij dit Protocol bijeenkomen waarop zij tot aanneming wordt voorgesteld.
1quater.
Een door een in Bijlage I opgenomen Partij voorgestelde aanpassing om het ambitieniveau van haar gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking en -reductie te verhogen in overeenstemming met het bovenstaande artikel 3, eerste lid ter, wordt geacht te zijn aangenomen door de Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij dit Protocol bijeenkomen, tenzij meer dan drie vierde van de Partijen die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen bezwaar hebben tegen de aanneming ervan. De aangenomen aanpassing wordt door het secretariaat medegedeeld aan de Depositaris, die deze toezendt aan alle Partijen, en treedt in werking op 1 januari van het jaar dat volgt op de mededeling door de Depositaris. Deze aanpassingen zijn bindend voor Partijen.
2.
Elke in Bijlage I opgenomen Partij dient in 2005 aantoonbare vorderingen te hebben gemaakt bij de nakoming van haar verplichtingen ingevolge dit Protocol.
3.
De netto-veranderingen in de broeikasgasemissies per bron en de verwijderingen per put die voortvloeien uit rechtstreeks door de mens ontplooide activiteiten op het gebied van veranderingen in het landgebruik en bosbouw, beperkt tot bebossing, herbebossing en ontbossing sinds 1990, gemeten als verifieerbare veranderingen in koolstofvoorraden in elke verbintenisperiode, worden gebruikt om te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van dit artikel van elke in Bijlage I opgenomen Partij. Over de broeikasgasemissies per bron en de verwijderingen per put die verband houden met die activiteiten wordt op transparante en verifieerbare wijze verslag uitgebracht en dit wordt overeenkomstig de artikelen 7 en 8 getoetst.
4.
Voorafgaand aan de eerste zitting van de Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij dit Protocol bijeenkomen, verschaft elke in Bijlage I opgenomen Partij het Hulporgaan voor wetenschappelijk en technologisch advies ter bestudering gegevens waarmee haar niveau van koolstofvoorraden in 1990 kan worden vastgesteld en een raming kan worden gemaakt van de wijzigingen in haar koolstofvoorraden gedurende de daaropvolgende jaren. De Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij dit Protocol bijeenkomen, neemt tijdens haar eerste zitting of zo snel mogelijk daarna een besluit over de modaliteiten, regelingen en richtlijnen ten aanzien van hoe en welke aanvullende menselijke activiteiten die verband houden met veranderingen in de broeikasgasemissies per bron en de verwijderingen per put in de categorieën landbouwgronden, veranderingen in landgebruik en bosbouw moeten worden opgeteld bij, of afgetrokken van, de aan de in Bijlage I opgenomen Partijen toegewezen hoeveelheden, rekening houdend met de onzekerheden, de transparantie van de rapportage, de verifieerbaarheid, het methodologische werk van de Intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering, het overeenkomstig artikel 5 door het Hulporgaan voor wetenschappelijk en technologisch advies uitgebrachte advies en de besluiten van de Conferentie van de Partijen. Een dergelijk besluit geldt voor de tweede en volgende verbintenisperiodes. Een Partij kan ervoor kiezen een dergelijk besluit over deze aanvullende menselijke activiteiten in haar eerste verbintenisperiode toe te passen, mits deze activiteiten sinds 1990 hebben plaatsgevonden.
5.
De in Bijlage I opgenomen Partijen die een overgang naar een markteconomie doormaken en wier referentiejaar of -periode door de Conferentie van de Partijen tijdens haar tweede zitting is vastgesteld ingevolge besluit 9/CP.2 gebruiken dat referentiejaar of die referentieperiode voor de nakoming van hun verplichtingen ingevolge dit artikel. Elke andere in Bijlage I opgenomen Partij die een overgang naar een markteconomie doormaakt en die haar eerste nationale mededeling uit hoofde van artikel 12 van het Verdrag nog niet heeft gedaan, kan de Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij dit Protocol bijeenkomen, ook ervan in kennis stellen dat zij van plan is een historisch referentiejaar of een historische referentieperiode anders dan 1990 te gebruiken voor de nakoming van haar verplichtingen ingevolge dit artikel. De Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij dit Protocol bijeenkomen, beslist over de aanvaarding van die kennisgeving.
6.
Rekening houdend met artikel 4, zesde lid, van het Verdrag, staat de Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij dit Protocol bijeenkomen de in Bijlage I opgenomen Partijen die een overgang naar een markteconomie doormaken bij de nakoming van hun verplichtingen ingevolge dit Protocol anders dan die ingevolge dit artikel, een zekere mate van flexibiliteit toe.
7.
In de eerste verbintenisperiode voor gekwantificeerde emissiebeperking en -reductie, van 2008 tot 2012, is de aan elke in Bijlage I opgenomen Partij toegewezen hoeveelheid gelijk aan het in Bijlage B voor de betrokken Partij opgenomen percentage van haar totale antropogene in kooldioxide-equivalenten uitgedrukte emissies van de in Bijlage A genoemde broeikasgassen in 1990, of het referentiejaar dat of de referentieperiode die overeenkomstig het vijfde lid is bepaald, vermenigvuldigd met vijf. De in Bijlage I opgenomen Partijen voor welke veranderingen in landgebruik en bosbouw in 1990 een netto-bron van broeikasgasemissies vormden, dienen, met het oog op de berekening van de hun toegewezen hoeveelheid, in het referentiejaar of de referentieperiode voor hun emissies in 1990 de totale antropogene in kooldioxide-equivalenten uitgedrukte emissies per bron, verminderd met de verwijderingen per put in 1990, resulterend uit veranderingen in landgebruik op te nemen.
7bis.
In de tweede verplichtingenperiode voor gekwantificeerde emissiebeperking en -reductie, van 2013 tot 2020, is de aan elke in Bijlage I opgenomen Partij toegewezen hoeveelheid gelijk aan het in de derde kolom van de tabel in Bijlage B voor de betrokken Partij opgenomen percentage van haar totale antropogene in kooldioxide-equivalenten uitgedrukte emissies van de in Bijlage A genoemde broeikasgassen in 1990, of het referentiejaar dat of de referentieperiode die overeenkomstig het vijfde lid is bepaald, vermenigvuldigd met acht. De in Bijlage I opgenomen Partijen voor welke veranderingen in landgebruik en bosbouw in 1990 een nettobron van broeikasgasemissies vormden, dienen, met het oog op de berekening van de hun toegewezen hoeveelheid, in het referentiejaar of de referentieperiode voor hun emissies in 1990 de totale antropogene in kooldioxide-equivalenten uitgedrukte emissies per bron, verminderd met de verwijderingen per put in 1990, resulterend uit veranderingen in het landgebruik op te nemen.
7ter.
Een positief verschil tussen de toegewezen hoeveelheid van de tweede verplichtingenperiode voor een in Bijlage I opgenomen Partij en de gemiddelde jaarlijkse emissies voor de eerste drie jaar van de voorgaande verplichtingenperiode vermenigvuldigd met acht wordt overgebracht naar de annuleringsrekening van die Partij.
8.
Alle in Bijlage I opgenomen Partijen kunnen 1995 als referentiejaar gebruiken voor gehalogeneerde koolwaterstoffen, perfluorkoolwaterstoffen en zwavelhexafluoride, met het oog op de in het zevende lid en zevende lid bis bedoelde berekening.
8bis.
Alle in Bijlage I opgenomen Partijen kunnen 1995 of 2000 als referentiejaar gebruiken voor stikstoftrifluoride, met het oog op de in het zevende lid bis bedoelde berekening.
9.
De verplichtingen voor latere periodes voor in Bijlage I opgenomen Partijen worden vastgesteld in wijzigingen op Bijlage B bij dit Protocol, die overeenkomstig het bepaalde in artikel 21, zevende lid, worden aangenomen. De Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij dit Protocol bijeenkomen, neemt ten minste zeven jaar voor het einde van de in het eerste lid bedoelde eerste verbintenisperiode het initiatief tot het beoordelen van die verplichtingen.
10.
Emissieverminderende eenheden of delen van een toegewezen hoeveelheid die een Partij overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 of artikel 17 van een andere Partij overneemt, worden opgeteld bij de aan de overnemende Partij toegewezen hoeveelheid.
11.
Emissieverminderende eenheden of delen van een toegewezen hoeveelheid die een Partij overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 of artikel 17 aan een andere Partij overdraagt, worden afgetrokken van de aan de overdragende Partij toegewezen hoeveelheid.
12.
Gecertificeerde emissiereducties die een Partij overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van een andere Partij overneemt, worden opgeteld bij de aan de overnemende Partij toegewezen hoeveelheid.
12bis.
Eenheden gegenereerd door marktmechanismen die uit hoofde van het Verdrag of zijn instrumenten kunnen worden ingesteld, mogen door de in Bijlage I opgenomen Partijen worden gebruikt om hen te helpen de gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking en -reductie uit hoofde van artikel 3 na te komen. Elke dergelijke eenheid die een Partij van een andere Partij bij het Verdrag verkrijgt wordt toegevoegd aan de toegewezen hoeveelheid van de verkrijgende Partij en wordt afgetrokken van de hoeveelheid eenheden in het bezit van de overdragende Partij.
12ter.
De Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij dit Protocol bijeenkomen waarborgt dat daar waar eenheden afkomstig van goedgekeurde activiteiten uit hoofde van marktmechanismen, bedoeld in het twaalfde lid bis van dit artikel, door in Bijlage I opgenomen Partijen worden gebruikt om hen te helpen de gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking en -reductie uit hoofde van artikel 3 na te komen, een deel van deze eenheden wordt aangewend ter dekking van administratieve uitgaven en om Partijen die ontwikkelingslanden zijn en die in het bijzonder kwetsbaar zijn voor de nadelige gevolgen van klimaatverandering, te helpen de kosten van aanpassing op te brengen indien deze eenheden zijn verkregen uit hoofde van artikel 17.
13.
Indien de emissies van een in Bijlage I opgenomen Partij in een verbintenisperiode lager zijn dan de haar uit hoofde van dit artikel toegewezen hoeveelheid, wordt het verschil op verzoek van die Partij opgeteld bij de aan die Partij voor latere verbintenisperiodes toegewezen hoeveelheid.
14.
Elke in Bijlage I opgenomen Partij streeft ernaar de in het eerste lid genoemde verplichtingen na te komen met een minimum aan nadelige sociale, economische en milieueffecten voor andere Partijen die ontwikkelingslanden zijn, in het bijzonder die welke zijn genoemd in artikel 4, achtste en negende lid, van het Verdrag. In overeenstemming met de desbetreffende besluiten van de Conferentie van de Partijen inzake de toepassing van die leden, bestudeert de Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij dit Protocol bijeenkomen tijdens haar eerste zitting welke maatregelen nodig zijn om de nadelige gevolgen van klimaatverandering en/of de gevolgen van bestrijdingsmaatregelen voor de in die leden bedoelde Partijen tot een minimum te beperken. Onderwerp van studie zijn onder andere het instellen van financiering, de verzekering en de overdracht van technologie.