Besluit vergoedingen Kernenergiewet
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
19-12-2023, Stcrt. 2023, 35271 (uitgifte: 19-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2023, Stcrt. 2023, 35271 (uitgifte: 19-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Energierecht (V)
1.
Het bedrag dat verschuldigd is voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de wet voor de verlening van een vergunning voor het voorhanden hebben of zich ontdoen van splijtstoffen als bedoeld in artikel 15, onderdeel a, van de wet, bedraagt:
- a.
€ 7.848,– indien bij de voorbereiding van de vergunning toepassing zal worden gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de wet;
- b.
€ 4.360,– indien bij de voorbereiding van de vergunning toepassing zal worden gegeven aan artikel 17, tweede lid, van de wet.
2.
Het bedrag dat verschuldigd is voor de verlening van een vergunning aan een houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de wet voor het voorhanden hebben of zich ontdoen van splijtstoffen als bedoeld in artikel 15, onderdeel a, van de wet bedraagt:
- a.
€ 20.056,– indien bij de voorbereiding van de vergunning toepassing is gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de wet;
- b.
€ 10.246,– indien bij de voorbereiding van de vergunning toepassing is gegeven aan artikel 17, tweede lid, van de wet.