Einde inhoudsopgave
Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945
Artikel 37
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Bronpublicatie:
15-04-2010, Stb. 2010, 182 (uitgifte: 20-05-2010, kamerstukken: 32310)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-04-2010, Stb. 2010, 182 (uitgifte: 20-05-2010, kamerstukken: 32310)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Bijzondere onderwerpen
1.
Voor zover de aanvraag, bedoeld in artikel 35, is ingediend door of namens een burger-oorlogsslachtoffer, wordt door de geneeskundig adviseur een medisch rapport opgesteld. Hij vermeldt daarin voor zover nodig zijn bevindingen over:
- a.
de invaliditeit van het burger-oorlogsslachtoffer en het in artikel 2 bedoelde causaal verband;
- b.
de relatie tussen de invaliditeit en het vermogen om een inkomen te verwerven;
- c.
de in artikel 17 bedoelde graad van onvermogen om een inkomen te verwerven en
- d.
de noodzaak van bijzondere voorzieningen bedoeld in paragraaf 8.
2.
Het medisch rapport wordt niet opgesteld dan nadat de geneeskundig adviseur heeft kunnen kennisnemen van het rapport, bedoeld in artikel 36, eerste lid.
3.
Voor zover de aanvraag, bedoeld in artikel 35, is ingediend door de weduwe, weduwnaar of minderjarige volle wees van het burger-oorlogsslachtoffer, wordt door de in het eerste lid bedoelde geneeskundig adviseur onderzocht of het overlijden van het burger-oorlogsslachtoffer het gevolg was van het letsel, bedoeld in artikel 2, dan wel of de uit dit letsel ontstane invaliditeit hem nadelig beïnvloedde in zijn vermogen een inkomen te verwerven door arbeid in beroep of bedrijf.
4.
Indien een aanvraag betrekking heeft op een vergoeding of tegemoetkoming behoeft het in het eerste lid bedoelde rapport slechts te worden opgesteld indien de Raad of de Sociale verzekeringsbank dat nodig acht.
5.
De aanvrager is gehouden medewerking te verlenen aan een medisch onderzoek indien de Raad of de Sociale verzekeringsbank zulks noodzakelijk oordeelt.
6.
Indien de aanvrager niet voldoet aan het bepaalde in het vijfde lid, wijst de Raad of de Sociale verzekeringsbank de aanvraag af of herziet de Raad of de Sociale verzekeringsbank de eerder gegeven beschikking in het nadeel van de betrokkene.