RFR 2019/3
Familieprocesrecht. Is het vaststellen van een voorlopige onderhoudsbijdrage voor de duur van het hoger beroep op de voet van art. 223 Rv. mogelijk?
HR 31-08-2018, ECLI:NL:HR:2018:1414
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 augustus 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
18/02313
- Conclusie
P-G mr. J. Silvis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS929981:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Alimentatie
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Personen- en familierecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1414, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑08‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑05‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑05‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:632, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑05‑2018
- Wetingang
Essentie
Familieprocesrecht. Voorlopige voorziening. Partneralimentatie.
Laat de bijzondere regeling voor voorlopige voorzieningen tijdens de scheidingsprocedure ruimte voor het vaststellen van een voorlopige onderhoudsbijdrage voor de duur van het hoger beroep op de voet van art. 223 Rv, wanneer de mogelijkheid daartoe op grond van de art. 821-826 Rv ontbreekt?
Samenvatting
Bij beschikking van 12 juni 2015 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De rechtbank heeft bepaald dat de man aan de vrouw een uitkering tot levensonderhoud moet betalen van € 2.082 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, voor het eerst op de dag dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.