Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/14.2.1
14.2.1 Definitieve verschuldigdheid
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS373175:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie ook Pari. Gesch. Boek 3, p. 907. In België wordt eveneens aangenomen dat de op grond van een kortgedingvonnis verbeurde dwangsommen na een andersluidend bodemvonnis definitief zijn verbeurd, zie Wagner 2003, p. 111.
HR 16 november 1984, NJ 1985, 547(Ciba Geigy/Voorbraak), m.nt. Heemskerk.
Zie HR 22 december 1989, NJ 1990, 434(Kempkes/Samson), m.nt. Heemskerk; zie voorts HR 6 februari 1981, NJ 1981, 379(Van Epenhuysen's Chemische Fabrieken./Huisman), m.nt. P.A. Stein; HR 31 mei 1963, NJ 1966, 336(N./De Magneet).
Terzijdestelling in een bodemvonnis van een met dwangsom versterkte kortgeding-veroordeling brengt wat de dwangsom betreft een wezenlijk ander gevolg mee dan vernietiging daarvan. Blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad blijven namelijk de op grond van het kortgedingvonnis verbeurde dwangsommen verschuldigd na terzijdestelling van het kortgedingvonnis door een andersluidend bodemvonnis.1
In de eerste plaats moet dit worden afgeleid uit het arrest in de zaak Ciba Geigy/Voorbraak.2 In de casus die ter beoordeling stond, had de kortgedingrechter Voorbraak op straffe van verbeurte van dwangsommen de parallelimport van een product verboden, maar stond de bodemrechter die parallelimport vervolgens wel toe. Voorbraak had zich aan het kortgedingvonnis gehouden en vorderde van Ciba Geigy vergoeding van de schade die hij als gevolg daarvan had geleden. Naar het oordeel van de Hoge Raad was Ciba Geigy voor deze schade inderdaad aansprakelijk.
De gedaagde die zich aan het kortgedingvonnis houdt, wordt dus tegemoet gekomen: degene die hem, door het vonnis te betekenen, met executie heeft gedreigd, heeft in beginsel onrechtmatig gehandeld wanneer hij achteraf gezien niet het recht had zijn wederpartij aan de kortgedingveroordeling te houden. Wat te gelden heeft als de in kort geding veroordeelde partij zich niet aan het kortgedingvonnis houdt, bepaalde de Hoge Raad in de zaak Ciba Geigy/Voorbraak vervolgens ten overvloede: de veroordeelde blijft de op grond van het kortgedingvonnis verbeurde dwangsommen verschuldigd, ook als de bodemrechter anders over de zaak oordeelt.
Bevestiging van laatstgenoemde regel volgde een paar jaar later, in het arrest Kempkes/Samson.3 De kortgedingrechter had in de betreffende casus gedaagde Samson op straffe van verbeurte van dwangsommen bevolen mee te werken aan de overdracht van een onroerende zaak, aan welk bevel Samson niet voldeed. Omdat Kempkes echter vervolgens het bestaan van een koopovereenkomst tussen partijen in de bodemprocedure niet aannemelijk kon maken, wees de bodemrechter zijn vordering af. Desalniettemin bleef Samson naar het oordeel van de Hoge Raad de op grond van het kortgedingvonnis verbeurde dwangsommen verschuldigd, zelfs nu voor de in kort geding bevolen overdracht achteraf gezien materieel geen grond bestond.