Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht
Einde inhoudsopgave
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/2.7.1:2.7.1 Bepalingen over het recht van enquête in het voorstel van de Staatscommissie
Toetsing van besluiten in het rechtspersonenrecht (IVOR nr. 89) 2012/2.7.1
2.7.1 Bepalingen over het recht van enquête in het voorstel van de Staatscommissie
Documentgegevens:
A.J.M. Klein Wassink, datum 14-05-2012
- Datum
14-05-2012
- Auteur
A.J.M. Klein Wassink
- JCDI
JCDI:ADS593855:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het voorstel van de staatscommissie bevatte in de art. 100 — 102 een summiere regeling van het enquêterecht. De Staatscommissie modelleerde deze regeling naar het voorbeeld van de Engelse Companies Act uit 1862, waarin een soortgelijke regeling opgenomen was. Het op dat moment geldende recht bood naar het oordeel van de Staatscommissie onvoldoende mogelijkheden om een goed beheer in de vennootschap te verzekeren.1 Voorgesteld werd aandeelhouders die ten minste 10% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigden het recht van enquête toe te kennen. De minderheid van de aandeelhouders was namelijk lang niet altijd bij de dagelijkse gang van zaken in de vennootschap betrokken en dus minder geïnformeerd dan aandeelhouders die dat wel waren. Door hen de bevoegdheid toe te kennen een onderzoek te laten verrichten naar het beleid en de gang van zaken in de vennootschap werd hun positie versterkt.
Om al te lichtvaardig gebruik van deze mogelijkheid tegen te gaan, werd bepaald dat het verzoek tot het instellen van een onderzoek met redenen omkleed moest zijn en zou het verzoek pas toegewezen mogen worden als gebleken was dat de verzoekers zich tevergeefs tot het bestuur en de commissarissen hadden gewend. Verder was vastgelegd hoe de kosten die met het onderzoek gepaard gingen, verdeeld zouden moeten worden. Tegen de beslissing van de Rechtbank over het al dan niet toestaan van het onderzoek kon geen hoger beroep worden ingesteld.2 Na afronding van het onderzoek zou het verslag door de onderzoekers bij de Griffie van de Rechtbank ter inzage gelegd worden voor de aandeelhouders. Daarmee was de enquêteprocedure afgerond. Over de vraag of aan de uitkomsten van het onderzoek gevolgen moesten worden verbonden, liet de staatscommissie zich in de toelichting op haar voorstellen niet uit.