NJB 2015/768
Bevoegdheid Assense ‘meervoudige economische kamer’, art. 52 RO en art. 38 en 39 WED: ingevolge lid 2 van laatstgenoemde bepaling is de gewone strafkamer, die bevoegd is kennis te nemen van de tenlastegelegde niet economische delicten, ook bevoegd kennis te nemen van de economische delicten. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat uit hetgeen in de cassatieschriftuur is aangevoerd niet kan blijken van enig in rechte te respecteren belang van de verdachte bij zijn klacht over de bevoegdheid van de ‘economische kamer’ van de rechtbank, moet het middel worden verworpen. De Hoge Raad wijst erop dat art. 52 lid 1 RO vereist dat economische kamers moeten worden gevormd. Daaraan kan niet afdoen het zodanig regelen van de inzet van rechters die economische delicten beoordelen, dat de specifieke rechterlijke deskundigheid is verzekerd die de bepalingen van art. 38 WED en art. 52 lid 1 RO beogen te waarborgen bij de behandeling en beslissing van economische delicten
HR 07-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:892
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 april 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
13/00801
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Juridische beroepen / Rechter
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:892, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑04‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2936, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑11‑2013
- Wetingang
Essentie
Bevoegdheid Assense ‘meervoudige economische kamer’, art. 52 RO en art. 38 en 39 WED: ingevolge lid 2 van laatstgenoemde bepaling is de gewone strafkamer, die bevoegd is kennis te nemen van de tenlastegelegde niet economische delicten, ook bevoegd kennis te nemen van de economische delicten. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat uit hetgeen in de cassatieschriftuur is aangevoerd niet kan blijken van enig in rechte te respecteren belang van de verdachte bij zijn klacht over de bevoegdheid van de ‘economische kamer’ van de rechtbank, moet het middel worden verworpen. De Hoge Raad wijst erop dat art. 52 lid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.