Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1400/2002 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertuigensector
Artikel 3 Algemene voorwaarden
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2002
- Bronpublicatie:
31-07-2002, PbEG 2002, L 203 (uitgifte: 01-08-2002, regelingnummer: 1400/2002)
- Inwerkingtreding
01-10-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-07-2002, PbEG 2002, L 203 (uitgifte: 01-08-2002, regelingnummer: 1400/2002)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd het bepaalde in de leden 2, 3, 4, 5, 6 en 7 is de vrijstelling van toepassing op voorwaarde dat het marktaandeel van de leverancier op de relevante markt waarop hij nieuwe motorvoertuigen, reserveonderdelen voor motorvoertuigen of herstellings- en onderhoudsdiensten verkoopt, niet meer dan 30 % bedraagt.
De marktaandeeldrempel voor de toepassing van de vrijstelling bedraagt evenwel 40 % voor overeenkomsten ter invoering van kwantitatieve selectieve distributiestelsels voor de verkoop van nieuwe motorvoertuigen.
Deze drempels zijn niet van toepassing op overeenkomsten ter invoering van kwalitatieve selectieve distributiestelsels.
2.
Bij verticale overeenkomsten die exclusieveleveringsverplichtingen omvatten, is de vrijstelling van toepassing op voorwaarde dat het marktaandeel van de afnemer op de relevante markt waarop hij de contractgoederen of -diensten koopt, niet meer dan 30 % bedraagt.
3.
De vrijstelling is van toepassing op voorwaarde dat in de verticale overeenkomst welke met een distributeur of een hersteller is gesloten, is bepaald dat de leverancier instemt met de overdracht van de uit de verticale overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen aan een andere distributeur of hersteller die tot het distributiestelsel behoort en door eerstgenoemde distributeur of hersteller is gekozen.
4.
De vrijstelling is van toepassing op voorwaarde dat in de verticale overeenkomst welke met een distributeur of een hersteller is gesloten, is bepaald dat een leverancier die een overeenkomst wenst op te zeggen, zulks schriftelijk moet doen en uitvoerig opgave moet doen van de objectieve en doorzichtige redenen voor de beëindiging, teneinde te voorkomen dat een leverancier een verticale overeenkomst met een distributeur of hersteller niet verlengt of beëindigt wegens gedragingen die uit hoofde van deze verordening niet mogen worden beperkt.
5.
De vrijstelling is van toepassing op voorwaarde dat in de verticale overeenkomst welke door de leverancier van nieuwe motorvoertuigen met een distributeur of een erkende hersteller is gesloten, is bepaald:
- a)
dat de duur van de overeenkomst ten minste vijf jaar bestrijkt; in dat geval moet elke contractpartij zich ertoe verbinden de andere contractpartij ten minste zes maanden van tevoren in kennis te stellen van zijn voornemen om de overeenkomst niet te verlengen;
- b)
of dat de overeenkomst voor onbepaalde duur is gesloten; in dat geval moet de termijn voor regelmatige opzegging van de overeenkomst voor beide contractpartijen ten minste twee jaar bedragen; deze termijn wordt verminderd tot ten minste één jaar wanneer:
- i)
de leverancier verplicht is bij beëindiging van de overeenkomst krachtens de wet of op grond van een bijzondere overeenkomst een redelijke vergoeding te betalen, of
- ii)
de leverancier de overeenkomst beëindigt wanneer het nodig is het gehele of een groot deel van het netwerk te reorganiseren.
6.
De vrijstelling is van toepassing op voorwaarde dat in de verticale overeenkomst is bepaald dat elk van de partijen het recht heeft geschillen over de nakoming van hun contractuele verplichtingen aan een onafhankelijke deskundige of scheidsrechter voor te leggen. Deze geschillen kunnen onder meer verband houden met:
- a)
leveringsverplichtingen;
- b)
de vaststelling of de verwezenlijking van verkoopdoelstellingen;
- c)
de nakoming van voorraadvereisten;
- d)
de nakoming van een verplichting om demonstratievoertuigen te verstrekken of te gebruiken;
- e)
de voorwaarden voor de verkoop van verschillende merken;
- f)
de vraag of het verbod op het verrichten van activiteiten vanuit een niet-erkende vestigingsplaats de bedrijfsexpansiemogelijkheden van de distributeur van andere motorvoertuigen dan personenauto's of lichte bedrijfsvoertuigen beperkt, of
- g)
de vraag of de beëindiging van een overeenkomst gerechtvaardigd is door de in de opzegging aangegeven redenen.
Het in de eerste zin bedoelde recht doet geen afbreuk aan het recht van elke partij zich tot de nationale rechter te wenden.
7.
Voor de toepassing van dit artikel wordt het marktaandeel van de in artikel 1, lid 2, onder e), bedoelde partijen in gelijke delen omgeslagen over alle ondernemingen die de in artikel 1, lid 2, onder a), bedoelde rechten of bevoegdheden bezitten.