HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1503, r.o. 2.3. Zie ook o.a.: HR 18 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:16, NJ 2022/96, m.nt. A.J. Machielse, r.o. 2.4; HR 7 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2818, r.o. 2.3.
HR, 27-06-2023, nr. 21/03964
ECLI:NL:HR:2023:978
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-06-2023
- Zaaknummer
21/03964
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:978, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑06‑2023; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:499
ECLI:NL:PHR:2023:499, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑05‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:978
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2023-0127
JIN 2023/126 met annotatie van mr. C. van Oort
Uitspraak 27‑06‑2023
Inhoudsindicatie
Mishandeling van politieambtenaar door deze een kopstoot te geven, art. 300.1 jo 304.3 Sr. Overleggen van stukken in hoger beroep, art. 414.1 Sv. Kon hof beslissen om overleggen van stukken en kleurenfoto’s door verdachte bij zijn laatste woord niet toe te staan? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2021:1503 m.b.t. bevoegdheid verdachte bij behandeling van zaak in h.b. nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen en verplichting rechter zijn beslissing te motiveren als hij van oordeel is dat beginselen van goede procesorde zich ertegen verzetten dat deze bescheiden of stukken worden overgelegd en dat die overlegging daarom niet kan worden toegestaan. Hof heeft bij beslissing om overleggen van stukken en foto’s tijdens laatste woord van verdachte niet toe te staan, slechts moment waarop verzoek is gedaan in aanmerking genomen. Hof heeft daarmee, gelet op wat hiervoor is vooropgesteld, zijn beslissing ontoereikend gemotiveerd. Volgt vernietiging terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/03964
Datum 27 juni 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 september 2021, nummer 21-001730-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof om het overleggen van stukken en kleurenfoto’s door de verdachte bij het laatste woord niet toe te staan.
2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer het volgende in:
“Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. De verdachte deelt -zakelijk weergegeven- mede:
(...)
Voorts wil ik nog enkele stukken indienen en wil ik deze stukken aan het dossier toe laten voegen. Eén stuk dient om al hetgeen gevraagd en geëist opnieuw te eisen en te vragen in verband met een cassatie. Ik wil dit indienen om juridisch sterk te staan. Ook wil ik kleurfoto’s toevoegen aan het dossier ter verduidelijking van de afstanden en de toestand ter plaatse.
De voorzitter onderbreekt het onderzoek voor het houden van beraad.
De voorzitter hervat het onderzoek en deelt mede dat verdachte te laat is met het overleggen van nieuwe stukken.”
2.3
Op grond van artikel 414 lid 1, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zijn de advocaat-generaal bij het ressortsparket en de verdachte bevoegd voor of bij de behandeling van een zaak in hoger beroep nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen. De uitoefening van die bevoegdheid kan in voorkomende gevallen door de rechter worden getoetst aan de eisen die voortvloeien uit de beginselen van een behoorlijke procesorde. Een algemene regel daarover valt niet te geven. Van geval tot geval zal dus moeten worden beoordeeld of aan die eisen is voldaan. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de (belastende dan wel ontlastende) aard van de over te leggen bescheiden of stukken en, als het gaat om belastende bescheiden of stukken, aan de (al dan niet complexe) aard van de te berechten zaak en het stadium waarin de procedure zich bevindt. Als de rechter van oordeel is dat de beginselen van een goede procesorde zich ertegen verzetten dat nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging worden overgelegd en dat die overlegging daarom niet kan worden toegestaan, zal de rechter deze beslissing moeten motiveren. (Vgl. HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1503.)
2.4
Het hof heeft bij de beslissing om het overleggen van de stukken en de foto’s tijdens het laatste woord van de verdachte niet toe te staan, slechts het moment waarop het verzoek is gedaan in aanmerking genomen. Het hof heeft daarmee, gelet op wat onder 2.3 is vooropgesteld, zijn beslissing ontoereikend gemotiveerd.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.
3. Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de overige cassatiemiddelen niet nodig.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juni 2023.
Conclusie 16‑05‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Art. 414.1 Sv. Slagend middel over ’s hofs weigering van de overlegging van nieuwe stukken door de verdachte bij laatste woord. Strekt tot vernietiging en terugwijzing.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/03964
Zitting 16 mei 2023
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de verdachte.
Inleiding
De verdachte is bij arrest van 22 september 2021 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens onder 1 “mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening”, veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft het hof beslist op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals nader in het arrest bepaald.
Namens de verdachte heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, vijf middelen van cassatie voorgesteld. Ik bespreek eerst het vijfde middel.
Het vijfde middel
3. Het middel houdt in dat het hof bij de beoordeling van het verzoek van de verdachte om (nieuwe) bescheiden en/of stukken van overtuiging in te dienen en/of te overleggen, blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en/of een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd, althans dit verzoek heeft afgewezen op onbegrijpelijke gronden en/of op gronden die deze afwijzing niet kunnen dragen.
4. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 8 september 2021 blijkt dat de verdachte bij gelegenheid van zijn laatste woord heeft aangegeven (nieuwe) stukken te willen overleggen om deze aan het dossier te laten toevoegen, maar dat het hof dit niet heeft toegestaan. Het proces-verbaal houdt ten aanzien hiervan het volgende in:
“Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. De verdachte deelt -zakelijk weergegeven- mede:
[…]
Voorts wil ik nog enkele stukken indienen en wil ik deze stukken aan het dossier toe laten voegen. Eén stuk dient om al hetgeen gevraagd en geëist opnieuw te eisen en te vragen in verband met een cassatie. Ik wil dit indienen om juridisch sterk te staan. Ook wil ik kleurfoto’s toevoegen aan het dossier ter verduidelijking van de afstanden en de toestand ter plaatse.
De voorzitter onderbreekt het onderzoek voor het houden van beraad.
De voorzitter hervat het onderzoek en deelt mede dat verdachte te laat is met het overleggen van nieuwe stukken.”
5. Art. 414 lid 1 Sv, luidt:
“De advocaat-generaal en de verdachte kunnen zoowel ter terechtzitting in eersten aanleg gehoorde als nieuwe getuigen en deskundigen doen dagvaarden of schriftelijk doen oproepen. Zij kunnen ook nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging overleggen.”
6. Het hof heeft hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht kennelijk aangemerkt als een verzoek tot het uitoefenen van de bevoegdheid die is neergelegd in art. 414 lid 1, tweede volzin, Sv.
7. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1503, over de bevoegdheid die is neergelegd in art. 414 lid 1, tweede volzin, Sv, het volgende overwogen:
“Op grond van artikel 414 lid 1, tweede volzin Sv zijn de advocaat-generaal bij het ressortsparket en de verdachte bevoegd voor of bij de behandeling van een zaak in hoger beroep nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen. De uitoefening van die bevoegdheid kan in voorkomende gevallen door de rechter worden getoetst aan de eisen die voortvloeien uit de beginselen van een behoorlijke procesorde. Een algemene regel daarover valt niet te geven. Van geval tot geval zal dus moeten worden beoordeeld of aan die eisen is voldaan, waarbij onder meer betekenis toekomt aan de (belastende dan wel ontlastende) aard van de over te leggen bescheiden of stukken en, indien het gaat om belastende bescheiden of stukken, aan de (al dan niet complexe) aard van de te berechten zaak en het stadium waarin de procedure zich bevindt. Als de rechter van oordeel is dat de beginselen van een goede procesorde zich ertegen verzetten dat nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging worden overgelegd en dat die overlegging daarom niet kan worden toegestaan, zal de rechter deze beslissing moeten motiveren. (Vgl., in enigszins andere bewoordingen, HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7709.)1.
8. In de onderhavige zaak heeft het verzoek betrekking op een “stuk om al hetgeen gevraagd en geëist opnieuw te eisen en te vragen in verband met cassatie”, teneinde “juridisch sterk te staan” en op kleurenfoto’s “ter verduidelijking van de afstanden en de toestand ter plaatse”. Dit betreffen geen belastende stukken. Het hof heeft het overleggen van deze stukken niet toegestaan, omdat de verdachte daarmee te laat was.
9. Voor zover het hof hiermee tot uitdrukking heeft willen brengen dat de bevoegdheid van art. 414 lid 1, tweede volzin, Sv, niet meer bij gelegenheid van het laatste woord van de verdachte kan worden uitgeoefend, geeft het oordeel van het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
10. Nu het hof bij zijn beoordeling van de bevoegdheid van art. 414 lid 1, tweede volzin, Sv enkel het moment waarop de verdachte van deze bevoegdheid gebruik heeft willen maken, in aanmerking heeft genomen, heeft het hof – gelet op hetgeen onder 7 is overwogen – er onvoldoende blijk van gegeven dat als aan te leggen maatstaf voor het beoordelen van deze bevoegdheid de beginselen van een goede procesorde gelden, dan wel zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd.
11. Nu mijns inziens het vijfde middel slaagt, hetgeen zal dienen te leiden tot vernietiging van het bestreden arrest, behoeven de overige middelen geen bespreking. Indien de Hoge Raad hierover anders oordeelt, dan ben ik uiteraard bereid ten aanzien van deze middelen aanvullend te concluderen.
Slotsom
12. Het vijfde middel slaagt. De overige middelen behoeven in verband daarmee geen bespreking.
12. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
12. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑05‑2023