Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/174
Onrechtmatige doorzoeking, waarvoor verdachte achteraf toestemming heeft gegeven, levert in casu niet een zodanig ernstig vormverzuim op dat dit dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs.
HR 06-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:4
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 januari 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
13/00300
- Conclusie
A-G mr. W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:4, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑01‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2447, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑11‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑12‑2013
- Wetingang
Art. 359a Sv
Essentie
Het hof heeft vastgesteld dat de doorzoeking heeft plaatsgevonden zonder voorafgaande machtiging van de R-C dan wel voorafgaande toestemming van de verdachte. Het oordeel van het hof dat de omstandigheid dat de doorzoeking van de woning van de verdachte, die na de doorzoeking en de inbeslagneming van de Blackberry alsnog toestemming heeft gegeven tot de doorzoeking van de woning, onrechtmatig is geweest, niet een zodanig ernstig vormverzuim oplevert dat dit moet leiden tot uitsluiting van het bewijs. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het gevoerde verweer omtrent de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.