Einde inhoudsopgave
Invoeringswet Wetboek van Strafrecht
Artikel 40
Geldend
Geldend vanaf 01-09-1886
- Bronpublicatie:
15-04-1886, Stb. 1886, 64 (uitgifte: 13-05-1886, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-1886
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-04-1886, Stb. 1886, 64 (uitgifte: 13-05-1886, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
Indien naar de oude wetgeving ontzetting had kunnen worden uitgesproken van al de in art. 8 der wet van 29 Juni 1854 (Staatsblad n°. 102) vermelde rechten, treedt daarvoor 's rechters bevoegdheid tot ontzetting van de in art. 28, n°. 1, 2, 3 en 4 van het Wetboek van Strafrecht vermelde rechten, benevens van voogdij en curateele over eigen kinderen, in de plaats.