HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342, NJ 2012/518 m.nt. B.F. Keulen, r.o. 2.7.3.
HR, 05-04-2022, nr. 21/03740
ECLI:NL:HR:2022:443
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-04-2022
- Zaaknummer
21/03740
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:443, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑04‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:189
ECLI:NL:PHR:2022:189, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:443
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Caribische zaak. Moord in Sint-Maarten (art. 2:262 SrStM). Bewijsklachten voorbedachte raad. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/03740 C
Datum 5 april 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 3 december 2020, nummer H 161/2019, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2022.
Conclusie 08‑03‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Caribische zaak. Moord (art. 2:262 SrStM). Falende klachten over oordeel Hof dat voorbedachte raad uit bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Conclusie strekt tot verwerping.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/03740 C
Zitting 8 maart 2022
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.
Inleiding
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Hof) heeft bij vonnis van 3 december 2020 het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 26 juni 2019 in de strafzaak tegen de verdachte onder aanvulling van gronden bevestigd. In het vonnis van het Gerecht is de verdachte wegens “moord” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte heeft mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3. Het middel klaagt dat de bewezenverklaarde voorbedachte raad niet uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, althans dat het oordeel van het Hof dat de voorbedachte raad uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid onbegrijpelijk of ontoereikend is gemotiveerd.
4. In het door het hof bevestigde vonnis is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 6 augustus 2018, in Sint Maarten, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, vanaf korte afstand meermalen met een vuurwapen, gericht op die [slachtoffer] geschoten, waardoor die [slachtoffer] tweemaal in het hoofd door kogels werd getroffen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.”
5. Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt – voor zover voor de beoordeling van het middel van belang – het volgende. Op 6 augustus 2018 is omstreeks 02:00 uur op het terrein [a-straat 1] [slachtoffer] in zijn Jeep tweemaal in het hoofd geschoten en als gevolg daarvan overleden (bewijsmiddelen 1-9). De verdachte heeft de dag ervoor, dus op 5 augustus 2018, ruzie gehad had met [slachtoffer] over gestolen ‘rims’ (ik begrijp: velgen, D.P.) die [slachtoffer] van de verdachte wilde hebben (bewijsmiddel 23). De verdachte heeft onder de naam ‘ [alias 1] ’ op 5 augustus 2018 om 20:35 uur met [betrokkene 1] onder de naam ‘ [alias 2] ’ op Whatsapp gesproken over “Kill and collect smoke and forget remember [alias 1] tell you so mark my words”, en omstreeks 23:18 uur over “Ready to hit a crime seen there”, “Dem dead” en herhaaldelijk opnieuw over “Kill and collect smoke and forget remember [alias 1] tell you so mark my words”, gevolgd door tweemaal een geluidsbestand (bewijsmiddelen 24 en 26). De verdachte en [slachtoffer] hebben afgesproken elkaar die nacht te ontmoeten voor de ‘rims’, die in de tuin van de vader van de verdachte lagen (bewijsmiddelen 18 en 23). Daarom spraken ze af op de [a-straat ] . Toen [slachtoffer] in de veronderstelling was dat de verdachte de ‘rims’ ging halen en even niet oplette, heeft de verdachte [slachtoffer] tweemaal in zijn hoofd geschoten (bewijsmiddel 23). Op 6 augustus 2018 om 2:55 uur heeft de verdachte opnieuw via Whatsapp contact met [betrokkene 1] , waarop wordt gevraagd “Yow wa happen”, hetgeen om 2.57 uur wordt gevolgd door een geluidsbestand en de tekst “G hold it down”. Enige tijd later wordt in de Whatsappconversatie gemeld “head alone i going for” (bewijsmiddel 26).
6. Het door het Hof bevestigde vonnis bevat verder de volgende bewijsoverweging:
“Op grond van de hierboven besproken bewijsmiddelen stelt het Gerecht het volgende vast. In de vroege ochtend van 6 augustus 2018 werd [slachtoffer] op de [a-straat ] ter hoogte van perceel nummer [001] dood aangetroffen in zijn auto. De ramen van de auto waren open en de radio stond aan. Er werd geen telefoon in de auto aangetroffen. Getuigen hebben verklaard dat zij 's nachts rond 01:45 twee of drie harde knallen hebben geboord die klonken als schoten van een vuurwapen.
Het lichaam en de plaats delict zijn onderzocht. Uit sectie is gebleken dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van twee op hem afgevuurde kogels, die hem in zijn hoofd (en daarmee in zijn hersenen) hebben geraakt. Op de plaats delict zijn twee 9MM hulzen aangetroffen. Gelet op de omstandigheden op de plaats delict is het volgens de politie aannemelijk dat de schutter buiten de auto in de buurt van de bestuurderskant van de auto heeft gestaan ten tijde van het schieten.
Gelet op de lijkstijfheid van het slachtoffer ten tijde van het aantreffen van het lichaam, wordt aangenomen dat het schietproces minimaal zes uren voor het aantreffen van het lichaam heeft plaatsgevonden. Deze constatering werd gedaan om 09:15 uur in de ochtend van 6 augustus. Dit tijdsverloop correspondeert met de door de getuigen waargenomen schoten om 01:45 uur in de nacht. Het Gerecht stelt dan ook vast dat [slachtoffer] rond 01:45 uur van het leven is beroofd.
Nadat de politie erachter kwam dat er een Samsung telefoon van het slachtoffer leek te missen, bleek uit onderzoek dat het bij deze telefoon behorende imeinummer op 9 augustus - drie dagen na de moord op [slachtoffer] - werd gekoppeld aan telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit nummer behoort toe aan verdachte.
Verdachte is hierop aangehouden en had op dat moment de missende Samsung van het slachtoffer in zijn bezit. Bij een huiszoeking in de woning van verdachte is vervolgens een iphone 5S gevonden die ook door verdachte werd gebruikt. In deze iphone is een foto aangetroffen van een Samsung die overeenkomst met de Samsung van het slachtoffer. Deze foto is gemaakt op 6 augustus 2018 om 03:38 uur in de slaapkamer van verdachte. Het Gerecht stelt vast dat verdachte een krappe twee uur na de moord op [slachtoffer] – midden in de nacht - diens telefoon in zijn slaapkamer had.
In de iphone van verdachte zijn daarnaast ook Whatsapp-berichten tussen verdachte en het slachtoffer aangetroffen, waarbij het laatste contact op 6 augustus 2018 om 01:15 uur was. Uit de inhoud van deze berichten kan worden geconcludeerd dat verdachte en het slachtoffer elkaar over tien minuten zouden treffen en dat er iets zou worden overgedragen. Dit blijkt uit de tekst ‘But you coming for dem now or wa’ waarop wordt geantwoord met ‘da good’. Daarbij zij opgemerkt dat deze berichten uit de telefoon van verdachte verwijderd waren, maar door grondig onderzoek van de politie terug zijn gevonden. Het Gerecht stelt vast dat verdachte en [slachtoffer] om 01:15 uur afspraken elkaar over tien minuten te treffen en dat deze afspraak een half uur voor de moord op [slachtoffer] is gemaakt.
Voorts is komen vast te staan dat verdachte op 5 augustus 2018 - uren voor de moord op [slachtoffer] - tegenover vrienden op Whatsapp spreekt over ‘Kill and collect smoke and forget remember [alias 1] tell you so mark my words’, ‘Ready to hit a crime seen there’, en ‘Dem dead’. Vlak na de moord op [slachtoffer] , om 03:37 uur, stuurt verdachte een foto, waarop de ander vraagt ‘what is dat’. Het antwoord luidt ‘dis man phone’, ‘tomorrow we talk’, ‘delete everything’ en ‘Head alone I going for’.
Verdachte heeft een getuige, [betrokkene 2] , gevraagd om een verklaring af te leggen die niet naar waarheid is en die bovendien belastend was voor iemand anders, kennelijk omdat verdachte aan zag komen dat de politie hem in het vizier zou krijgen. Tegen [betrokkene 2] heeft verdachte ook gezegd dat de politie hem had verteld dat [slachtoffer] meet een Glock was neergeschoten met twee kogels. De politie heeft deze informatie niet naar buiten gebracht en het betreft, aldus de politie, informatie waar alleen de dader over kon beschikken. Deze zelfde [betrokkene 2] heeft tot slot verklaard dat verdachte een wapen in zijn bezit had, te weten een wapen geschikt voor kaliber 9MM.
Verdachte heeft steeds nadat hij geconfronteerd werd met nieuwe onderzoeksfeiten zijn verklaring aangepast. Zowel over het verkrijgen van de telefoon van [slachtoffer] als over de persoon die [slachtoffer] gedood zou hebben, heeft verdachte meerdere onaannemelijke scenario’s aangevoerd waarbij hij steeds anderen in diskrediet heeft proberen te brengen. Een van deze personen is [betrokkene 3] . Nadat verdachte hem had aangewezen als de persoon van wie hij de
telefoon had gekregen, heeft de politie onderzoek gedaan naar dit scenario, welk scenario niet bleek te kloppen. Op enig moment tijdens het onderzoek zijn [betrokkene 3] en verdachte samen in een ruimte gezet, en het gesprek dat zij vervolgens voerden, werd opgenomen. In dit gesprek geeft [betrokkene 3] meerdere malen aan dat hij geen ‘snitch’ wil zijn maar dat verdachte hem iets in zijn schoenen probeert te schuiven.
Direct nadat [betrokkene 3] vervolgens door de politie met deze opname geconfronteerd wordt, legt hij een belastende verklaring over verdachte af. In zijn eerdere verklaringen deed hij dat niet. [betrokkene 3] heeft verklaard dat verdachte de dag ervoor ruzie had met [slachtoffer] over ‘rims’ die [slachtoffer] van verdachte zou krijgen. Volgens [betrokkene 3] zouden zij elkaar die nacht ontmoeten voor de ‘rims’, die in de tuin van de vader van verdachte lagen. Daarom spraken ze af op de [a-straat ] .
Verdachte heeft vervolgens aan [betrokkene 3] verteld dat hij [slachtoffer] , toen die even niet oplette, twee keer in het hoofd heeft geschoten. Het was payback van verdachte. De telefoon van [slachtoffer] had verdachte meegenomen omdat hij niet wilde dat de politie het laatste telefoontje dat met die telefoon was gemaakt, naar hem terug zou kunnen voeren.
Tot slot is van belang dat verdachte woonachtig is op [a-straat 2] en dat het slachtoffer is aangetroffen op [a-straat 1] .
Op grond van alle bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer] van het leven heeft beroofd en eveneens is bewezen dat hij dat met voorbedachte rade heeft gedaan. Het Gerecht heeft de overtuiging dat verdachte een afspraak met [slachtoffer] heeft gemaakt met het doel om hem van het leven te beroven. [slachtoffer] moest boeten voor de ruzie die hij de dag ervoor had gehad met verdachte; verdachte wilde payback. Verdachte heeft daarmee naar het oordeel van het Gerecht de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Verdachte heeft op geen enkele wijze gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en daarnaast is het Gerecht geenszins gebleken van contra-indicaties ten aanzien van de voorbedachte raad. In tegendeel; verdachte maakte de avond voorafgaand aan de moord, rond 20:30 uur, via Whatsapp al ‘stoere’ opmerkingen over zijn plannen door onder andere te zeggen ‘dem dead’ en ‘ready to hit a crimescene there’. Twee uur na de dood van [slachtoffer] zegt verdachte op Whatsapp ‘head alone i going for’. Verdachte stuurt bovendien vlak na de moord foto's van de telefoon van [slachtoffer] rond.”
7. De tenlastelegging is toegesneden op art. 2:262 Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten, dat als volgt luidt:
“Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan moord, gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
8. Over de bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ heeft de Hoge Raad in zijn standaardarrest van 28 februari 2012 het volgende overwogen:
“Het in enkele delictsomschrijvingen voorkomende bestanddeel met 'voorbedachten rade' […] heeft tot gevolg dat in vergelijking met delicten waarin dat bestanddeel niet is opgenomen, het wettelijk strafmaximum aanzienlijk wordt verzwaard.
Voor een bewezenverklaring van dit bestanddeel moet, […] komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Mede met het oog op het hierboven aangeduide strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten […] aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.”1.
9. Het middel klaagt in de kern dat het Hof onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld dat de bewezenverklaarde voorbedachte raad uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
10. Het Hof heeft in navolging van het Gerecht op grond van de bewijsmiddelen de overtuiging – en dus uit de bewijsmiddelen afgeleid – dat de verdachte een afspraak met [slachtoffer] heeft gemaakt met het doel hem van het leven te beroven, omdat [slachtoffer] moest boeten voor de ruzie die hij de dag ervoor had gehad met de verdachte en de verdachte payback wilde. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de verdachte daarmee de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Verder is het Hof van oordeel dat de verdachte op geen enkele wijze heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedstoestand en dat evenmin is gebleken van contra-indicaties ten aanzien van de voorbedachte raad.
11. Het oordeel van het Hof is naar mijn mening niet onbegrijpelijk. Daarbij neem ik in het bijzonder in aanmerking de onder randnummer 5 weergegeven Whatsappconversaties die de verdachte onder de naam ‘ [alias 1] ’ heeft gevoerd met [betrokkene 1] onder de naam ‘ [alias 2] ’ niet lang voorafgaand en vlak na afloop van het moment van de ontmoeting tussen de verdachte en [slachtoffer] . Dat de Whatsappberichten tussen de verdachte en [slachtoffer] vlak voor hun ontmoeting geen blijk geven van een ruzie of andere onenigheid tussen beiden, doet daar niets aan af.
12. Ten aanzien van die voorbedachte raad heeft de verdediging in hoger beroep niet meer aangevoerd dan dat uit de stukken geenszins blijkt van het beramen van een plan door de verdachte om [slachtoffer] van het leven te beroven en dat van rustig en kalm beraad zijdens de verdachte dan ook geen sprake is. Gelet op het voorgaande denkt het Hof daar dus anders over en tot een nadere motivering was het Hof niet gehouden. In zoverre faalt het middel.
13. Voor zover door de steller van het middel nog wordt geklaagd dat het Hof onvoldoende aandacht heeft besteed aan mogelijke contra-indicaties terwijl de jurisprudentie van de Hoge Raad dat vereist, mist het middel feitelijke grondslag. In het door het Hof bevestigde vonnis wordt immers overwogen dat geenszins van contra-indicaties ten aanzien van de voorbedachte raad is gebleken. Ook voor zover wordt geklaagd dat het Hof de mogelijkheid heeft miskend dat de beslissing om [slachtoffer] om het leven te brengen, kan zijn genomen in een opwelling, bijvoorbeeld ontstaan uit frustratie omdat het slachtoffer niet de gewenste goederen en/of informatie gaf, mist het middel feitelijke grondslag. Het Hof heeft die mogelijkheid niet miskend, maar heeft op grond van de bewijsmiddelen de overtuiging dat de verdachte een afspraak met [slachtoffer] heeft gemaakt met het doel om hem van het leven te beroven en daarmee dat hij “op geen enkele wijze [heeft] gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling”. Tot slot faalt het middel ook voor zover wordt geklaagd dat het laatste door het Hof aangehaalde Whatsappbericht, “head alone i going for”, niet voorkomt in de bewijsmiddelen. Dit bericht is opgenomen aan het einde van bewijsmiddel 26.
14. Het middel faalt in al zijn onderdelen.
Slotsom
15. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
16. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
17. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑03‑2022