HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390 m.nt.P.A.M. Mevis, rov. 3.2.3.
HR, 07-03-2017, nr. 16/01316
ECLI:NL:HR:2017:373
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-03-2017
- Zaaknummer
16/01316
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:373, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑03‑2017; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:120, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:120, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑01‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:373, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplegen van winkeldiefstallen d.m.v. geprepareerde tassen in Haarlem. Falende bewijsklacht medeplegen. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met nr. 16/01243 en nr. 16/01260.
Partij(en)
7 maart 2017
Strafkamer
nr. S 16/01316
EC/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 19 november 2015, nummer 23/004838-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N.D. de Fluiter, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2017.
Conclusie 17‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Medeplegen van winkeldiefstallen d.m.v. geprepareerde tassen in Haarlem. Falende bewijsklacht medeplegen. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met nr. 16/01243 en nr. 16/01260.
Nr. 16/01316 Zitting: 17 januari 2017 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 19 november 2015 door het Gerechtshof Amsterdam wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
Deze zaak hangt samen met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1], die respectievelijk onder nr. 16/01243 en nr. 16/01260 bij de Hoge Raad aanhangig zijn. In deze samenhangende zaken zal ik vandaag eveneens concluderen.
Namens de verdachte heeft mr. N.D. de Fluiter, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel bevat de klacht dat het hof zijn bewezenverklaring op het punt van het medeplegen door de verdachte van winkeldiefstallen bij Intertoys en Hema ontoereikend heeft gemotiveerd.
4.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“zij op 8 september 2014 in de gemeente Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, en wel:
- uit een winkel, gelegen aan de Grote Houtstraat nummer 95, (kinder)kledingstukken, (kinder)schoenen, petten, (heup)tassen, scharen en een sieraad toebehorende aan H&M en
- uit een winkel, gelegen aan de Grote Houtstraat nummer 8, één luidspreker (iPad Docking Speaker), toebehorende aan Intertoys en
- uit een winkel, gelegen aan de Kruisstraat nummer 51, één koffer, toebehorende aan Hema.”
4.2. Deze bewezenverklaring steunt op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen:
“ 1. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL1100-2014165505-9 (doorgenummerde bladzijden 64 tot en met 66), opgemaakt op 8 september 2014 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden bevoegd opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als bevindingen van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 8 september 2014, omstreeks 16.00 uur, bevonden, wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], ons te Haarlem.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], stond stil voor een verkeerslicht. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik een voertuig met hierin meerdere personen. Ik zag dat het voertuig voorzien was van het, Roemeense, kenteken [AA-00-BB]. Ik gaf dit kenteken door aan verbalisant [verbalisant 2]. Ik zag dat het voertuig van het merk Fiat, type Escudo, en groen van kleur was.
Ik, verbalisant [verbalisant 2], heb het kenteken vervolgens nagekeken in het BVI-IB-systeem van de politie. Hieruit bleek dat het voertuig, in combinatie met een aantal personen diverse malen in het systeem voorkwam. De inzittenden die in het verleden in het voertuig hebben gezeten komen allen voor ter zake van winkeldiefstallen, al dan niet met behulp van geprepareerde tassen.
Dit wetende heb ik, verbalisant [verbalisant 1], het voertuig gevolgd. Ik zag dat het voertuig op de Nieuwe Gracht te Haarlem tot stilstand kwam. Ik zag dat er twee mannen uit het voertuig in de richting van het winkelgebied van Haarlem Centrum liepen. Ik zag dat het voertuig vervolgens weer verder reed en besloot toen het voertuig verder te volgen. Ik zag dat het voertuig parkeerde op de Garenkokerskade te Haarlem. Ik zag dat er vervolgens nog een vrouw en twee mannen het voertuig uit kwamen en richting het winkelgebied van Haarlem centrum liepen. Ik zag dat de vrouw een witte tas in haar handen had. Ik zag dat een van de mannen een rolkoffer, een stoffen koffer op wieltjes, met zich meetrok.
Op dit moment bevond ik, verbalisant [verbalisant 2], mij op de Kinderhuissingel te Haarlem en zag de drie personen ook lopen. Ik zag ook dat de vrouw een witte tas bij zich droeg en dat een van de mannen een rolkoffer mee trok.
Hierop hebben wij besloten om het voertuig in het zicht te houden en de vier mannen en een vrouw te controleren op het moment dat zij weer in het voertuig zouden zitten.
Op 8 september 2014, omstreeks 17.15 uur, zag ik, verbalisant [verbalisant 1], dat twee van de vier mannen en de vrouw weer terugkwamen hij het voertuig. Ik zag dat het voertuig begon te rijden en gaf dit door aan verbalisant [verbalisant 2].
Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag dat het voertuig mij passeerde. Ik ben vervolgens achter het voertuig aangereden. Inmiddels had ik contact opgenomen met collega’s die in uniform waren gekleed en reden in een opvallend dienstvoertuig. Ik bleef de positie van het Roemeense voertuig doorgeven zodat genoemde collega’s mijn richting op konden komen en het voertuig staande zou kunnen houden. Uiteindelijk is het voertuig staande gehouden te Roelofarendsveen.
Bij de staande houding zag ik, verbalisant [verbalisant 2], dat alle vijf de personen weer in het voertuig zaten. Het voertuig is nadat het vanaf de Garenkokerskade ging rijden niet neer uit mijn zicht is geweest. De andere twee personen moeten dus buiten ons zicht om op de Garenkokerskade al zijn ingestapt. Tijdens de staande houding vroeg ik of ik in het voertuig mocht kijken. De bestuurder, bleek later [medeverdachte 3], opende de achterdeuren van het voertuig. Achter in het voertuig zag ik een tweetal koffers staan. Een van de koffers herkende ik direct als de koffer waar een van de mannen mee had gelopen. Ik vroeg aan [medeverdachte 3] of ik in de koffer mocht kijken. [medeverdachte 3] opende de koffer voor mij. Ik zag dat er in de koffer een tweetal geprepareerde tassen van het merk America Today zaten. In de koffer lag tevens een hoeveelheid kinderkleding. Aan de kinderkleding zaten prijslabels van winkelketen H&M. Tevens zag ik dat er aan diverse kledingstukken nog beveiligingslabels bevestigd zaten. Ik heb gevraagd aan de vijf personen of zij mij een bewijs van betaling van de kledingstukken konden tonen. Dit konden zij geen van allen.
Achterin de bus zag ik, verbalisant [verbalisant 2], een witte tas staan waar ik de vrouw, bleek later [verdachte], eerder in Haarlem mee had zien lopen. Ik bekeek de tas en zag dat deze ook geprepareerd was. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat de tas niet van haar was. Echter trof ik in deze tas nog een klein zwart tasje aan. In dit tasje vond ik een uitstel van betaling op haar naam.
Inmiddels had ik, verbalisant [verbalisant 1], van verbalisant [verbalisant 2] doorgekregen dat er kleding van de H&M aangetroffen was. Ik ben hierop naar de H&M in de Grote Houtstraat 95 (het hof begrijpt: in Haarlem) gegaan. Ik heb hier gesproken met de manager en heb kort naar de beelden van de beveiligingscamera’s gekeken. Hierop was te zien dat in ieder geval twee van de mannen en de vrouw de winkel inkomen. Een van de medewerksters van de H&M vertelde mij dat zij deze mannen ook had gezien en dat zij had gezien dat de mannen tassen hadden gevuld met kinderkleding. De manager vertelde mij dat zij de camerabeelden ter beschikking van de politie zou stellen.
Van de genoemde kleding en de tassen zijn door mij, verbalisant [verbalisant 2], foto’s gemaakt en deze zullen bij dit proces verbaal worden gevoegd. Verder heb ik, verbalisant [verbalisant 2], nog een gloednieuwe koffer aangetroffen en een iPad docking speaker (het hof begrijpt: een iPod docking speaker), nieuw in verpakking aangetroffen.
2. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL1100-2014165505-33 (doorgenummerde bladzijde 68), opgemaakt op 9 september 2014 door [verbalisant 3], bevoegd opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als bevindingen van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 9 september 2014 zijn de goederen die bij de verdachten [betrokkene 1], [medeverdachte 3], [verdachte], [betrokkene 2] en [medeverdachte 1] in beslag zijn genomen fotografisch vastgelegd.
Foto’s 1 t/m 5: kleding weggenomen van de H&M; foto 6: koffer waar kleding 1 t/m 5 in zat; foto 7: weggenomen koffer van winkel HEMA; foto’s 8 t/m 10: twee geprepareerde America Today-tassen; foto’s 11 en 12: geprepareerde handtas; foto 13: iPod docking speaker van winkel Intertoys.
3. Een ambtsedig proces-verbaal van aangifte, met bijlage, nummer PL1100-2014165505-1 (doorgenummerde bladzijden 56 tot en met 60), opgemaakt op 9 september 2014 door [verbalisant 1], bevoegd opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als op die dag tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 3], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte namens H&M, Grote Houtstraat 95 te Haarlem. Ik begrijp van u dat kleding is weggenomen uit het filiaal aan de Grote Houtstraat te Haarlem op 8 september 2014 tussen 16.00 uur en 17.00 uur. Ik begrijp dat er personen zijn aangehouden die kleding bij zich hadden met labels van de H&M eraan. U toont mij foto’s van de kleding. Dit is inderdaad kleding die hier verkocht wordt. De kledingstukken die u mij toont, mis ik uit de voorraad van de winkel. Deze winkel is voorzien van camerabeveiliging. Ik stel de beelden van de beveiligingscamera’s ter beschikking. Goederen genoemd in de bijlage goederen zijn weggenomen.
Bijlage goederen: kleding en schoeisel; kinderkleding en -schoeisel; drie hoofddeksels (pet); heuptas; kinderketting; kappersartikelen (schaar) drie stuks; schoudertas.
4. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL1100-2014165505-29 (doorgenummerde bladzijden 95 en 96), opgemaakt op 9 september 2014 door [verbalisant 1], bevoegd opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als bevindingen van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik heb de beelden bekeken van de beveiligingscamera’s van de H&M, Grote Houtstraat 95 te Haarlem in verband met diefstal van diverse kledingstukken (het hof begrijpt: beelden van 8 september 2014).
Op de beelden is te zien dat twee mannen de winkel binnen komen lopen, verder persoon 1 en persoon 2 te noemen. Op de camerabeelden wordt op dit moment het tijdstip 16.13 uur aangegeven. Te zien is dat de beide personen richting de afdeling kinderkleding lopen. Vervolgens beginnen de beide mannen diverse kledingstukken uit de rekken te pakken. Persoon 1 stopt de kleding in een zogenaamde shoppingbag, dit is een tas die in de winkel gebruikt kan worden om de kledingstukken in te tillen. Vervolgens komt er nog een man de winkel in, verder persoon 3 te noemen (omstreeks 16.35 uur). Te zien is dat de man al een drietal tassen in zijn hand heeft. De middelste van deze tassen herken ik als een geprepareerde tas afkomstig van America Today, die is aangetroffen in het voertuig waarmee de personen zich verplaatsten. Ik zie dat persoon 3 in contact komt met persoon 1 en dat persoon 1 de shoppingbag, met inhoud, in de geprepareerde tas van persoon 3 stopt. Persoon 3 verlaat vervolgens direct de winkel zonder ook maar in de buurt te komen van de kassa.
Vervolgens komt er een vrouw de winkel in. Verder persoon 4 te noemen (omstreeks 16.40 uur). Persoon 4 loopt vervolgens ook naar de afdeling kinderkleding. Hier pakt zij een broek die ze vervolgens met haar linkerarm omhoog houdt. Hierdoor schermt zij het zicht op haar tas, welke zij om haar linkerarm draagt, af. Ik herken de tas als de handtas die tevens in beslag genomen is. Te zien is dat de vrouw een kinderbroek van het rek pakt en deze wegstopt in haar tas. De vrouw verlaat uiteindelijk ook de winkel zonder in de buurt te komen van de kassa.
Persoon 2 heeft ook een tas met kleding gevuld. Deze laat hij echter achter in de winkel. Op eerdere beelden zag ik dat persoon 2 kleding overgeeft aan persoon 3. Deze kleding is in de tas van persoon 1 gestopt. Dit betreft de tas welke uiteindelijk in de geprepareerde tas van persoon 3 wordt gestopt.
Ik herken vier van de vijf personen als de personen die op 8 september zijn aangehouden.
5. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL1100-2014165505-38 (doorgenummerde bladzijde 94), opgemaakt op 9 september 2014 door [verbalisant 3], bevoegd opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Camerabeelden proces-verbaal 2014165505-29
Op dinsdag 9 september 2014 heb ik onderzoek gedaan naar de identiteit van de omschreven personen genoemd in opgemeld proces-verhaal, waarin een beschrijving van de camerabeelden van de H&M is opgenomen. Ik heb de identiteit met behulp van de ID-staten en dit proces-verbaal achterhaald dat:
persoon 1 betreft verdachte [betrokkene 2],
persoon 2 betreft verdachte [betrokkene 1],
persoon 3 betreft verdachte [medeverdachte 1],
persoon 4 betreft verdachte [verdachte].
6. Een ambtsedig proces-verbaal van aangifte, nummer PL1100-2014166319-1 (doorgenummerde bladzijden 131 en 132), opgemaakt op 9 september 2014 door [verbalisant 2], bevoegd opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als op die dag tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 4], zakelijk weergegeven:
Ik ben namens de HEMA, Kruisstraat 51 te Haarlem, gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik werd door een politieagent aangesproken. Hij vertelde mij dat er op 8 september 2014 vermoedelijk een winkeldiefstal had plaatsgevonden bij het Hema filiaal. De agent toonde mij een foto met daarop een zwarte koffer. Ik herkende de koffer direct als een koffer die wij verkopen in dit filiaal. Deze koffers staan in het midden van het filiaal. In de stelling kijkend merk ik nu dat dit formaat niet meer in de stelling staat, terwijl ze daar nog wel horen te staan.
Uit de administratie blijkt dat er van dit model drie stuks vermist worden. Ik ben met de agent de beelden van de beveiligingscamera’s gaan bekijken. Door een net uitgevoerde verbouwing in het filiaal zijn de camera’s nog niet juist geïnstalleerd. Hierdoor hebben wij enkel zicht op de in- en uitgang. Kijkend op de beelden is te zien dat de koffer om 17.03 uur uit het filiaal wordt weggenomen door een man. Deze man was samen met een andere man om 17.01 het filiaal binnen gekomen. Uit ons kassasysteem blijkt dat deze koffer niet tussen 17.00 uur en 7.05 uur is afgerekend. De koffer is niet betaald.
Ik heb de politie voorzien van een aantal foto’s gemaakt van de beveiligingsbeelden.
7. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL1100-2014166319-2 (doorgenummerde bladzijden 134 en 135), opgemaakt op 9 september 2014 door [verbalisant 2], bevoegd opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als bevindingen van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op maandag 8 september 2014 werd onder aangehouden verdachten een nieuwe zwarte reiskoffer aangetroffen en inbeslaggenomen. Uit ingesteld onderzoek bleek deze koffer te zijn weggenomen uit het HEMA filiaal aan Kruisstraat 51 te Haarlem. Op 8 september 2014, vermoedelijk tussen 16.00 uur en 17.15 uur, had een winkeldiefstal plaatsgevonden bij dit HEMA filiaal. In het filiaal zijn beveiligingscamera’s aanwezig. De camera die goed registreerde was de camera bij de in- en uitgang van het filiaal.
Op de beelden zag ik dat de koffer op 8 september 2014 te 17.03 uur uit de winkel werd weggenomen door een man, verder te noemen ‘man 1’. Op de beelden is te zien dat man 1 op 8 september 2014, te 17.01 uur, samen met een andere man, verder te noemen ‘man 2’, het filiaal binnenkomt. Man 2 verlaat het filiaal circa 5 seconden voor man 1 het filiaal verlaat.
Door een technische storing waren de bewegende beelden niet veilig te stellen, waardoor enkel een aantal foto’s is opgeslagen.
8. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL1100-2014165505-40 (doorgenummerde bladzijde 103), opgemaakt op 9 september 2014 door [verbalisant 3], bevoegd opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Camerabeelden proces-verbaal 2014166319-2
Op dinsdag 9 september 2014 heb ik onderzoek gedaan naar de identiteit van de omschreven personen genoemd in opgemeld proces-verhaal, waarin een beschrijving van de camerabeelden (het hof begrijpt foto’s) van de HEMA is opgenomen. Ik heb de identiteit met behulp van de ID-staten en dit proces-verbaal achterhaald dat: persoon 1 betreft verdachte [betrokkene 1], persoon 2 betreft verdachte [betrokkene 2].
9. Een ambtsedig proces-verbaal van aangifte, nummer PL1100-2014166257-1 (doorgenummerde bladzijden 141 en 142), opgemaakt op 9 september 2014 door [verbalisant 2], bevoegd opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als op die dag tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 5], zakelijk weergegeven:
Ik ben namens Intertoys, Grote Houtstraat 8 te Haarlem gerechtigd tot het doen van aangifte.
Een agent vertelde mij dat er vermoedelijk op 8 september 2014 een winkeldiefstal bij het filiaal had plaatsgevonden. Hij toonde mij een foto met daarop de beeltenis van een voorwerp van het merk AudioSonic, te weten een iPad docking speaker (het hof begrijpt: een iPod docking speaker), kleur rose. Ik herken de speaker als een goed dat wij in het filiaal verkopen. Ik zag een sticker op de doos, welke wij in gebruik hebben bij de Intertoys. De speaker is nu in de aanbieding bij de Intertoys dat komt ook overeen met de aanbiedings- sticker. Op die sticker staat een artikelnummer. Ik heb dit artikelnummer nagetrokken in het Intertoys administratiesysteem. Het artikelnummer is van Intertoys. Uit het systeem haal ik dat in dit filiaal nog één speaker aanwezig moet zijn. Na controle in de stelling blijkt dat in dit filiaal geen speaker meer aanwezig is van dit merk, type en kleur. De speaker moet dan zonder betaling te zijn weggenomen.”
4.3. Het bestreden arrest bevat daarnaast de volgende – voor de beoordeling van het middel relevante – nadere bewijsoverwegingen:
“Medeplegen
Het hof acht bewezen dat de verdachte de diefstallen tezamen en in vereniging heeft gepleegd met de mede-inzittenden van de auto en overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte met vier anderen in een auto op weg is gegaan naar een winkelgebied in Haarlem Centrum. De auto is op de Nieuwe Gracht in Haarlem gestopt waarna twee mannelijke inzittenden uit het voertuig stapten en zich begaven in de richting van het winkelgebied van Haarlem Centrum. Het voertuig reed verder en parkeerde vervolgens op de Garenkokerkade. Een vrouwelijke inzittende, te weten de verdachte, en twee mannelijke inzittenden stapten uit en liepen eveneens in de richting van het winkelgebied. De verdachte droeg een witte tas en één van de mannen had een rolkoffer.
Op beelden van de winkel H&M is te zien dat twee mannen, de medeverdachte [betrokkene 2] en de medeverdachte [betrokkene 1], de winkel binnen kwamen. Ze gingen naar de afdeling kinderkleding en pakten kleding uit de rekken. [betrokkene 2] stopte kleding in een tas. [betrokkene 1] vulde een tas met kleding en gaf die aan [betrokkene 2]. Even later kwam een man, de medeverdachte [medeverdachte 1], de winkel in met drie tassen in zijn hand. De middelste was een geprepareerde tas van America Today. [betrokkene 2] stopte de tas met inhoud, inclusief de tas met kleding die de medeverdachte [betrokkene 1] hem had gegeven, in de geprepareerde tas van [medeverdachte 1]. De verdachte verliet vervolgens de winkel zonder de goederen af te rekenen. Even later kwam de verdachte de winkel in en pakte op de kinderafdeling een broek en stopte die in haar geprepareerde tas. Ze verliet de winkel zonder te betalen.
[betrokkene 2] en [betrokkene 1] gingen het filiaal van de HEMA binnen. Vervolgens is [betrokkene 2] het filiaal uit gelopen terwijl [betrokkene 1] vijf seconden later met een koffer van de HEMA naar buiten kwam. Uit het kassasysteem van de HEMA blijkt dat er in de periode dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] in het filiaal zijn geweest er geen koffer is afgerekend.
Als de politie de auto vervolgens staande houdt, zit de verdachte met de vier medeverdachten in de auto. [medeverdachte 3] is de bestuurder van de auto. Achterin het voertuig staan twee koffers, waarvan de verbalisant er één herkent als de koffer waarmee een van de mannelijke inzittenden het winkelgebied in liep. In de koffer zitten twee geprepareerde tassen van het merk America Today en kinderkleding met prijslabels van H&M eraan. Aan kledingstukken zitten ook nog beveiligingslabels. Geen van de vijf inzittenden kan een betalingsbewijs voor de goederen tonen. In de auto treffen de verbalisanten ook de witte geprepareerde tas aan waarmee de verdachte naar het winkelgebied liep. In de auto bevindt zich tevens een gloednieuwe koffer, die later van de HEMA blijkt te zijn, en een iPad Docking Speaker, die van Intertoys blijkt te zijn gestolen.
Het hof concludeert uit het voorgaande dat de verdachte tezamen met de medeverdachten vanuit één auto met geprepareerde tassen het winkelgebied van Haarlem is ingegaan. De verdachte en/of de medeverdachten hebben winkeldiefstallen gepleegd bij de H&M, HEMA en Intertoys. Vervolgens zijn de verdachte en de medeverdachten gezamenlijk met de geprepareerde tassen en alle gestolen goederen in één auto weer op weg gegaan. Het hof is dan ook van oordeel dat er naar de uiterlijke verschijningsvorm tussen de verdachte en de medeverdachten sprake was van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking bij de uitvoering van een vooropgezet plan dat sprake is van medeplegen van de drie winkeldiefstallen.”
4.4. In de toelichting op het middel wordt opgemerkt dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen alleen wat betreft de tenlastegelegde winkeldiefstal bij H&M kan worden afgeleid dat de verdachte daarbij lijfelijk aanwezig is geweest. Wat betreft de tenlastegelegde winkeldiefstallen bij Intertoys en Hema blijkt volgens de steller van het middel niet meer dan dat de verdachte aanwezig was in de auto waarin de bij Intertoys en Hema gestolen goederen naderhand zijn aangetroffen, zodat de bewezenverklaring op dit punt niet voldoende is gemotiveerd.
4.5. Dat uit de gebezigde bewijsmiddelen ten aanzien van de winkeldiefstallen bij Intertoys en Hema enkel volgt dat de verdachte zich samen met de bij Intertoys en Hema gestolen goederen in een door de politie aangehouden auto heeft bevonden, is niet helemaal juist.
4.6. Ten aanzien van de concrete betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde winkeldiefstallen heeft het hof vastgesteld
(i) dat de verdachte samen met haar vier medeverdachten vanuit een auto met geprepareerde tassen een winkelgebied is ingegaan,
(ii) dat de verdachte vervolgens in ieder geval bij de tenlastegelegde winkeldiefstal bij H&M lijfelijk aanwezig is geweest en
(iii) dat de verdachte uiteindelijk in aanwezigheid van de gezamenlijk buitgemaakte goederen weer samen met haar vier medeverdachten in de auto van het winkelgebied is weggereden.
4.7. Inderdaad is het daarbij zo, dat het hof het medeplegen door de verdachte van de winkeldiefstallen bij Intertoys en Hema bewezen heeft geacht zonder dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte zelf bij de winkels van Intertoys en Hema binnen is geweest. Uit de motivering van het hof blijkt dat het de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten afleidt uit de hiervoor onder 4.6. aangegeven feiten en omstandigheden. Hieruit heeft het hof kunnen opmaken dat er een gezamenlijk vooropgezet en – in zijn totaliteit beschouwd – ook gezamenlijk uitgevoerd plan voor de winkeldiefstallen was. Dat de groep zich daarbij kennelijk (tijdelijk) heeft gesplitst hoeft er niet aan in de weg te staan om verdachte als medepleger ook aansprakelijk te houden voor de winkeldiefstallen waar zij niet lijfelijk bij aanwezig is geweest.1.
4.8. De bewezenverklaring van het hof acht ik toereikend gemotiveerd.
4.9. Het middel treft geen doel.
5. Het middel faalt en kan naar mijn mening met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑01‑2017