Einde inhoudsopgave
Omgevingsverordening provincie Groningen 2009
Artikel 4.1 Begripsbepalingen
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2013
- Bronpublicatie:
22-05-2013, Provinciaal blad van Groningen 2013, 22 (uitgifte: 29-05-2013, regelingnummer: 461209)
- Inwerkingtreding
01-06-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-05-2013, Provinciaal blad van Groningen 2013, 22 (uitgifte: 29-05-2013, regelingnummer: 461209)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
agrarisch bedrijf: bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, houtteelt daaronder begrepen, of het houden van dieren;
- b.
agrarisch bouwperceel: aaneengesloten stuk grond waarop bebouwing met een hoofdgebouw en bijbehorende gebouwen van een agrarisch bedrijf is toegestaan;
- c.
bebouwing: één of meerdere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- d.
bedrijf: inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid;
- e.
bedrijfsbebouwing: één of meerdere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de uitoefening van een bedrijf, waaronder niet wordt begrepen een bedrijfswoning met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- f.
bedrijfswoning: woning die gezien ligging en functie bedoeld is voor de huisvesting van personen wier aanwezigheid gelet op de bestemming van een gebouw of een terrein noodzakelijk is;
- g.
bedrijventerrein: cluster aaneengesloten percelen met een totale oppervlakte van ten minste één hectare in hoofdzaak ten behoeve van bedrijven en dienstverlening en de daarbij behorende voorzieningen;
- h.
bestaand gebruik: gebruik van grond en bebouwing dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening bestond, met uitzondering van gebruik dat op dat tijdstip in strijd was met het geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan;
- i.
bestaand stedelijk gebied: gebied, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 4.20;
- j.
bestaande bebouwing: bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, met uitzondering van bebouwing die gebouwd is zonder bouw- of omgevingsvergunning en in strijd is met het op dat tijdstip geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan;
- k.
biomassavergisting: het bedrijfsmatig produceren van duurzame energie door het bewerken van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (inclusief plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;
- l.
bos: vlakvormig element met bosbeplanting van minimaal één hectare;
- m.
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
- n.
bouwwerk: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die direct of indirect met de grond is verbonden dan wel direct of indirect steun vindt in of op de bodem;
- o.
buitengebied: gebied, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 4.20;
- p.
buurtwinkel: winkel die geheel of nagenoeg geheel uitsluitend de bewoners van een dorp of woonwijk waar de winkel is gevestigd, voorziet van dagelijkse behoeften;
- q.
chalet: demontabel bouwwerk, ten behoeve van recreatief verblijf, bestaande uit hout of kunststof en zonder vaste verankering in de grond;
- r.
delfstof: uit de aardkorst gewonnen nuttige stof waaronder fossiele brandstof, zout, zand, grind en klei;
- s.
detailhandel: bedrijfsmatig te koop aanbieden en uitstallen van goederen met het oog op de verkoop van die goederen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
- t.
dienstverlening: inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en niet commerciële diensten;
- u.
ecologische hoofdstructuur: gebieden, aangeduid op kaart 4 van bijlage 10;
- v.
gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
- w.
gevaarlijk afval: afval, dat als zodanig is aangegeven in de Europese Afvalstoffenlijst (Eural);
- x.
glastuinbouwbedrijf: agrarisch bedrijf waarbij de teelt van gewassen in een kas plaatsvindt onder gecontroleerde omstandigheden;
- ij.
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;
- z.
grootschalige detailhandel: detailhandel geheel of in hoofdzaak bestaande uit nietvolumineuze goederen met een bovenregionale functie en een vloeroppervlakte van minimaal 1500 m2 per vestiging;
- aa.
hoofdgebouw: gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
- bb.
houtsingel: met bomen en struiken begroeide strook langs een perceelafscheiding, waarbij de begroeiing zich niet bevindt op een aarden wal;
- cc.
houtteelt: bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitende het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die hier in principe tijdelijk voor worden gebruikt en waarvoor ontheffing is verleend op grond van artikel 6, tweede lid, van de Boswet;
- dd.
houtwal: door mensen opgeworpen langgerekte aarden wal met daarop aaneengesloten beplanting van verschillende houtsoorten en een onderbegroeiing;
- ee.
intensieve veehouderij: agrarische bedrijfsvoering, zelfstandig of als neventak, gericht op het geheel of nagenoeg geheel in gebouwen houden van varkens, pluimvee, vleeskalveren en pelsdieren, met uitzondering van het biologisch houden van dieren overeenkomstig de Landbouwkwaliteitswet;
- ff.
kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
- gg.
kantoor: inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten;
- hh.
kantoorlocatie: perceel of cluster aaneengesloten percelen met een bruto oppervlakte van ten minste 1 hectare ten behoeve van kantoren en de daarbij behorende voorzieningen;
- ii.
karakteristieke gebouwen: gebouwen die behoren tot het cultureel erfgoed vanwege hun cultuurhistorische waarde, architectonische- en/of kunsthistorische waarde, situationele en/of ensemblewaarde, gaafheid en/of herkenbaarheid en zeldzaamheid;
- jj.
landgoed: woongebouw in het buitengebied in combinatie met ten minste vijf hectare niet anders dan door water- of landwegen doorsneden aaneengesloten terrein waarvan ten minste 60% voor het publiek toegankelijk is;
- kk.
landschappelijke waarden: essentiële elementen en kenmerken van landschappen, fysiek van aard, beschreven in bijlage 12;
- ll.
mestvergistingsinstallatie: installatie voor het produceren van duurzame energie door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichts-procenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen, inclusief installaties voor opslag en bewerking van het biogas, en voor- tussen- en na opslag van mest;
- mm.
monumentaal erf: erf dat vanwege cultuurhistorische of landschapstypologische kenmerken beeldbepalend of belangwekkend is;
- nn.
natuurlijke waarden: biotische en abiotische waarden van een gebied;
- oo.
nevenactiviteiten: aan de hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;
- pp.
nieuw agrarisch bouwperceel: het toekennen van een agrarisch bouwperceel aan gronden waarop krachtens een op dat moment geldend bestemmingsplan nog geen zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegestaan;
- qq.
nieuwbouwruimte: het maximale aantal woningen per gemeente dat mag worden gebouwd, inclusief vervangende nieuwbouw
- rr.
nieuwe woning: het bouwen van een woning, anders dan het vervangen van een bestaande woning door een woning;
- ss.
objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen: objecten zoals basisscholen en scholen voor bijzonder onderwijs, zorginstellingen, verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen, kinderdagopvang, aanleunwoningen bij zorginstellingen of bij bejaardenhuizen, sociale werkplaatsen, cellencomplex of daarmee gelijkgestelde inrichtingen;
- tt.
permanente bewoning: gebruik van een recreatiewoning als feitelijk hoofdverblijf;
- uu.
recreatiewoning: woonverblijf bestemd voor recreatief gebruik door gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben
- vv.
robuuste verbindingszone: gebieden, aangeduid op kaart 4 van bijlage 10;
- ww.
stalvloeroppervlakte: de gezamenlijke vloeroppervlakte van de stalruimtes waarin dieren worden gehouden op de wijze van een intensieve veehouderij, alsmede de hiermee onlosmakelijk verbonden ruimtes waaronder gang- en looppaden
- xx.
volwaardig agrarisch bedrijf: duurzaam agrarisch bedrijf waarvan het aannemelijk is dat het aan ten minste één arbeidskracht volledige werkgelegenheid biedt of op termijn zal bieden;
- yy.
voormalige bedrijfsgebouwen: gebouwen die, na 14 december 1994, blijvend zijn of worden onttrokken aan het bedrijfsmatig gebruik waarvoor deze oorspronkelijk zijn opgericht en/of zijn bestemd;
- zz.
waterbergingsgebied: berging wateroverlast, noodberging wateroverlast en zoekgebied noodberging aangeduid in bijlage 8;
- aaa.
windmolen: molen die door de wind aangedreven wordt anders dan een windturbine;
- bbb.
windturbine: door wind aangedreven molen die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit;
- ccc.
winkelvloeroppervlakte: de voor het publiek zichtbare en toegankelijke, al dan niet geheel overdekte winkelruimte ten behoeve van detailhandel;
- ddd.
woning: complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
- eee.
woonvisie: een door de gemeenteraad of een in samenwerking met de raden van aangrenzende gemeenten dan wel van een regionaal samenwerkingsverband van gemeenten vastgesteld document waarin de gemeentelijke visie op de woningbouw en op de herstructurering van bestaande woongebieden binnen de gemeente is vastgelegd alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente voor deze aspecten te voeren beleid. De woonvisie gaat tevens in op de wijze waarop de gemeente zich voorstelt het voorgenomen beleid uit te voeren;
- fff.
ziekenhuis: inrichting voor onderzoek, behandeling en verpleging van zieken met de daarbij behorende voorzieningen, met een bruto oppervlakte van tenminste 1 hectare;
- ggg.
zoekgebied robuuste verbindingszone: gebieden, aangeduid op kaart 4 van bijlage 10.