HR, 15-10-2021, nr. 21/00201
ECLI:NL:HR:2021:1531
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-10-2021
- Zaaknummer
21/00201
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:1531, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑10‑2021; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2020:4093
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑10‑2021
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/00201
Datum 15 oktober 2021
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE MIDDEN-GRONINGEN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 december 2020, nr. 19/005751., betreffende aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de rioolheffing.
1, Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 27 september 2019, nr. 19/01561, ECLI:NL:HR:2019:1424, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden nrs. 17/00033 en 17/00034, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2. Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door P.F. van der Muur, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Menterwolde, thans gemeente Midden-Groningen (hierna: het College), vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2021.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑10‑2021