De zaken met nummer 17/00561 ([A] B.V.), 17/00747 P ([A] B.V.) en 17/00748 ([betrokkene 1]) hangen samen. In al deze zaken wordt vandaag conclusie genomen.
HR, 27-03-2018, nr. 17/00747
ECLI:NL:PHR:2018:974
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-03-2018
- Zaaknummer
17/00747
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2018:974, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑03‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1947
Conclusie 27‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. OM-cassatie. Afwijzing vordering tot ontneming w.v.v. uit het zich ontdoen van afvalstoffen op de grond dat betrokkene in hoofdzaak t.z.v. dit feit is ontslagen van alle rechtsvervolging. Middel gericht tegen o.v.a.r. in hoofdzaak aan te merken als middel van cassatie in ontnemingszaak? Het middel is klaarblijkelijk voorgesteld onder de voorwaarde dat HR het in ’s Hofs overwegingen bedoelde arrest van het Hof in de hoofdzaak op het daartegen ingestelde beroep in cassatie zal vernietigen. Nu HR bij arrest ECLI:NL:HR:2018:1086 dat arrest heeft vernietigd, is genoemde voorwaarde vervuld. HR heeft het arrest in de hoofdzaak vernietigd op de grond dat het o.v.a.r t.z.v. het onder 2 tlgd. feit ontoereikend is gemotiveerd. Dat brengt met zich dat aan de beslissing in de onderhavige zaak de grondslag is komen te ontvallen (vgl. ECLI:NL:HR:2013:BX4536). HR merkt op dat deze behandeling van het (al dan niet voorwaardelijk ingestelde) middel van het OM afwijkt van de wijze waarop een dergelijk middel van betrokkene wordt beoordeeld. Wanneer een cassatiemiddel van betrokkene immers uitsluitend is gericht tegen de beslissing in de samenhangende strafzaak, wordt een dergelijk middel onbesproken gelaten (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BF0171). Die verschillende behandeling vindt zijn rechtvaardiging hierin dat de positie van het OM in deze afwijkt van die van betrokkene. T.a.v. betrokkene geldt immers dat ex art. 557.4 Sv een uitspraak op een vordering van het OM a.b.i. art. 36e Sr eerst kan worden tenuitvoergelegd nadat en v.zv. de veroordeling a.b.i. art. 36e.1 Sr in kracht van gewijsde is gegaan, terwijl ex art. 511i Sv een uitspraak op een vordering van het OM a.b.i. art. 36e Sr van rechtswege vervalt doordat en v.zv. de uitspraak als gevolg waarvan de veroordeling van verdachte a.b.i. art. 36e.1 Sr achterwege blijft, in kracht van gewijsde gaat (vgl. ECLI:NL:HR:1998:ZD1016). Bovendien kan betrokkene een beroep doen op vermindering of kwijtschelding van het in de ontnemingsmaatregel vastgestelde bedrag ex art. 577b.2 Sv. De wet voorziet niet in min of meer spiegelbeeldige voorzieningen voor het OM. Volgt vernietiging en terugwijzing. CAG (anders): OM n-o in beroep nu middel zich in de kern genomen richt tegen motivering o.v.a.r. in hoofdzaak. Samenhang met ECLI:NL:HR:2018:1076 en ECLI:NL:HR:2018:1086.
Nr. 17/00747 P
Mr. A.J. Machielse
Zitting: 27 maart 2018 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[betrokkene] 1.
1. Op 25 januari 2017 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, het vonnis van de rechtbank Arnhem van 14 april 2016 vernietigd en de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.
2. Mr. I.E.W. Gonzales, AG bij het Ressortsparket, heeft cassatie ingesteld. Mr. E.M. de Meijer, AG bij het Ressortsparket, heeft een schriftuur ingezonden houdende een middel van cassatie. Namens verdachte heeft mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, het cassatieberoep van het OM schriftelijk tegengesproken.
3.1. Het middel voert aan dat het hof ten onrechte de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft afgewezen met een verwijzing naar het ontslag van rechtsvervolging dat het hof in de strafzaak tegen verdachte op 25 januari 2017 ten aanzien van het onder twee bewezenverklaarde heeft uitgesproken. De steller van het middel meent dat verdachte ten onrechte van alle rechtsvervolging is ontslagen.
3.2. In de kern genomen richt het middel zich tegen de motivering van het ontslag van rechtsvervolging in de hoofdzaak. De schriftuur bevat dan ook niet een klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak - in dit geval het arrest in de ontnemingszaak - heeft gewezen. De schriftuur moet dan ook onbesproken blijven.2.
Omdat niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad een schriftuur houdende middelen van cassatie in de ontnemingszaak is ingediend kan het beroep in cassatie niet worden ontvangen.
4. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑03‑2018
Vgl. HR 23 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF0171.