Einde inhoudsopgave
Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Artikel 100 Wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2020
- Bronpublicatie:
24-01-2020, PbEU 2020, L 29 (uitgifte: 31-01-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-01-2020, PbEU 2020, L 29 (uitgifte: 31-01-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Richtlijn 2010/24/EU van de Raad (1) is tot 5 jaar na het eind van de overgangsperiode van toepassing tussen de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van vorderingen die betrekking hebben op bedragen die voor het eind van de overgangsperiode opeisbaar werden, vorderingen die betrekking hebben op transacties die voor het eind van de overgangsperiode plaatsvonden maar waarvan de bedragen na die periode opeisbaar werden, en vorderingen die betrekking hebben op transacties waarop Artikel 51, lid 1, van dit akkoord van toepassing is of op de overbrenging van accijnsgoederen waarop Artikel 52 van dit akkoord van toepassing is.
2.
In afwijking van Artikel 8 heeft het Verenigd Koninkrijk toegang tot de in bijlage IV vermelde netwerken, informatiesystemen en databanken, voor zover dat strikt noodzakelijk is om zijn rechten uit te oefenen en te voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van dit Artikel. Het Verenigd Koninkrijk vergoedt de Unie de werkelijke kosten die de Unie draagt als gevolg van het faciliteren van die toegang. De Unie deelt het Verenigd Koninkrijk het bedrag van deze kosten uiterlijk op 31 maart van elk jaar mee tot het einde van de periode bedoeld in bijlage IV. In het geval dat de meegedeelde werkelijke kosten sterk afwijken van de beste ramingen die voor de ondertekening van dit akkoord door de Unie werden meegedeeld aan het Verenigd Koninkrijk, betaalt het Verenigd Koninkrijk onverwijld aan de Unie het bedrag van de beste ramingen en bepaalt het Gemengd Comité de wijze waarop het verschil tussen de werkelijke kosten en het bedrag van de beste ramingen moet worden afgewikkeld.
Voetnoten
Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (PB L 84 van 31.3.2010, blz. 1).