Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Artikel 234 Verplichtingen van de vergunninghouder die een douaneaangifte indient in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2019
- Bronpublicatie:
10-09-2019, PbEU 2019, L 234 (uitgifte: 11-09-2019, regelingnummer: 2019/1394)
- Inwerkingtreding
01-10-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-09-2019, PbEU 2019, L 234 (uitgifte: 11-09-2019, regelingnummer: 2019/1394)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
(Artikel 182, lid 1, van het wetboek)
1.
De vergunninghouder die een douaneaangifte indient in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever:
- a)
brengt de goederen aan bij de douane, behalve wanneer artikel 182, lid 3, van het wetboek van toepassing is, en vermeldt de datum van de kennisgeving van aanbrenging in de administratie;
- b)
vermeldt ten minste de gegevens van een vereenvoudigde douaneaangifte en alle bewijsstukken in de administratie;
- c)
stelt op verzoek van het controlekantoor de gegevens van de in de administratie opgenomen douaneaangifte en eventuele bewijsstukken beschikbaar, tenzij de douaneautoriteiten toestaan dat de aangever rechtstreekse elektronische toegang tot die informatie in zijn administratie verschaft;
- d)
stelt aan het controlekantoor informatie beschikbaar over goederen die aan verboden en beperkingen zijn onderworpen;
- e)
voorziet het controlekantoor van bewijsstukken zoals bedoeld in artikel 163, lid 2, van het wetboek voordat de aangegeven goederen kunnen worden vrijgegeven;
- f)
zorgt ervoor, wanneer de ontheffing zoals bedoeld in artikel 182, lid 3, van het wetboek van toepassing is, dat de houder van de vergunning voor het beheer van de opslagruimten voor tijdelijke opslag over de noodzakelijke informatie beschikt om de beëindiging van de tijdelijke opslag te bewijzen;
- g)
dient de aanvullende aangifte in bij het controlekantoor op de wijze en binnen de termijn vastgesteld in de vergunning, tenzij ontheffing van de verplichting tot indiening van een aanvullende aangifte is verleend in overeenstemming met artikel 167, lid 2, van het wetboek.
2.
De vergunning om een douaneaangifte in te dienen in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever is niet van toepassing op de volgende aangiften:
- a)
douaneaangiften bestaande uit een aanvraag voor een vergunning voor een bijzondere regeling in overeenstemming met artikel 163 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446;
- b)
douaneaangiften die zijn ingediend in plaats van een summiere aangifte bij binnenbrengen in overeenstemming met artikel 130, lid 1, van het wetboek.
3.
Wanneer het toezichthoudende douanekantoor overeenkomstig artikel 182, lid 3, derde alinea, van het wetboek verzoekt om goederen bij de douane aan te brengen omdat de douaneautoriteiten hebben vastgesteld dat er sprake is van een nieuw ernstig financieel risico of een andere specifieke situatie in verband met een vergunning voor het indienen van een douaneaangifte in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever met ontheffing van de verplichting om de goederen aan te brengen, stelt het toezichthoudende douanekantoor de houder van een dergelijke vergunning in kennis van:
- a)
de specifieke termijn waarbinnen de goederen waarop deze situaties van toepassing zijn, bij de douane moeten worden aangebracht;
- b)
de verplichting om de datum van kennisgeving van aanbrenging in de administratie te vermelden; en
- c)
de verplichting om te voldoen aan lid 1, onder b) tot en met e), en g).
In deze situaties worden de goederen vrijgegeven overeenkomstig artikel 194 van het wetboek.