Richtlijn 2003/110/EG betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 06-12-2003
- Bronpublicatie:
25-11-2003, PbEU 2003, L 321 (uitgifte: 06-12-2003, regelingnummer: 2003/110/EG)
- Inwerkingtreding
06-12-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2003, PbEU 2003, L 321 (uitgifte: 06-12-2003, regelingnummer: 2003/110/EG)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
1.
Bij de uitvoering van de doorgeleiding zijn de bevoegdheden van de begeleiders beperkt tot zelfverdediging. Daarnaast kunnen de begeleiders, bij ontbreken van wetshandhavers van de lidstaat van doorreis of met het oog op steun aan de wetshandhavers, in reactie op een onmiddellijke en ernstige dreiging op redelijke en evenredige wijze optreden om te voorkomen dat de onderdaan van het derde land ontsnapt, zichzelf of derden verwondt of goederen beschadigt.
De begeleiders moeten de regelgeving van de aangezochte lidstaat in alle omstandigheden naleven.
2.
De begeleiders dragen tijdens de doorgeleiding door de lucht geen wapens en zijn gekleed in burgerkleding. Zij leggen op verzoek van de aangezochte lidstaat passende identificatiemiddelen over, waaronder de door de lidstaat van doorreis afgegeven toestemming voor doorgeleiding, of waar van toepassing, de in artikel 4, lid 2, bedoelde kennisgeving.