De hierna in de voetnoten genoemde dossierpagina’s zijn afkomstig uit het dossier van Politie Regio Limburg Noord, District Midden-Limburg, Recherche-Eenheid, registratienummer PL233R 2012070427, sluitingsdatum 6 augustus 2012, aantal doorgenummerde pagina’s 1 tot en 152. Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Hof 's-Hertogenbosch, 19-03-2015, nr. 20-001531-13
ECLI:NL:GHSHE:2015:907
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
19-03-2015
- Zaaknummer
20-001531-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2015:907, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 19‑03‑2015; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ5941
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1176, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:GHSHE:2014:4327, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 21‑10‑2014; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ5941
- Wetingang
Uitspraak 19‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Zaak hekwerk Haelen. Veroordeling ter zake van meerdere gevallen van poging tot zware mishandeling en bedreiging. Verdachte heeft zich met geweld verzet tegen de verwijdering van het hekwerk bij zijn woning. Verdachte heeft daarbij onder meer brandende benzine en/of een brandende molotovcocktail naar een medewerker van een bergingsbedrijf en naar aanwezige politieagenten gegooid. Voorts heeft de verdachte een politieagent, die in de woning van de verdachte was om daar met hem te spreken teneinde de situatie te de-escaleren, met een mes bedreigd en naar zijn hoofd geschopt. Tot slot heeft de verdachte de aanwezige politieambtenaren en een medewerker van de gemeente bedreigd door een (gespannen) handboog en pijlen aan hen te tonen. Het beroep van de verdediging op psychische overmacht wordt verworpen. Bij het bepalen van de straf is wel uitdrukkelijk rekening gehouden met de bijzondere situatie waarin de verdachte destijds verkeerde. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk.
Partij(en)
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001531-13
Uitspraak : 19 maart 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 2 april 2013 in de strafzaak met parketnummer 04-800125-12 tegen:
[verdachte] ,
geboren [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van poging tot zware mishandeling (feit 1 subsidiair), vier gevallen van bedreiging met zware mishandeling en een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (feit 1 meer subsidiair), bedreiging met zware mishandeling (feit 3) en zeven gevallen van bedreiging met zware mishandeling (feit 4) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is de vordering van één benadeelde partij afgewezen en is ieder van de overige benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in zijn of haar vordering.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
verdachte zal vrijspreken van: feit 1A primair, feit 1B primair en subsidiair, feit 1C primair en subsidiair, feit 1D primair en subsidiair, feit 1E primair en subsidiair, feit 1G primair en subsidiair en feit 4 voor zover betrekking hebbende op [betrokkene 1];
bewezen zal verklaren:
feit 1F primair (poging tot moord op [betrokkene 6]);
feit 1A subsidiair (poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad jegens [betrokkene 1]);
feit 1B meer subsidiair, feit 1C meer subsidiair, feit 1D meer subsidiair, feit 1E meer subsidiair en feit 1G meer subsidiair (telkens bedreiging met zware mishandeling, gepleegd jegens [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5] en [betrokkene 7]);
feit 2 (poging tot zware mishandeling van een ambtenaar in functie, gepleegd jegens [betrokkene 7]);
feit 3 (bedreiging met zware mishandeling, gepleegd jegens [betrokkene 7]);
feit 4 (bedreiging met zware mishandeling, gepleegd jegens [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7] en [betrokkene 8]);
verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest;
de vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5] en [betrokkene 7] telkens zal toewijzen tot een bedrag van € 500,- en de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 6] tot een bedrag van € 1.000,-, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 8] zal afwijzen.
De verdediging heeft primair met een beroep op psychische overmacht betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft de verdediging het hof verzocht om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. Meer subsidiair heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Uiterst subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd en verzocht dat het hof in geen geval een hogere gevangenisstraf zal opleggen dan voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
1A.
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [betrokkene 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brandende benzine, althans een brandende vloeistof, tegen het lichaam van voornoemde [betrokkene 1] heeft gegooid (ten gevolge waarvan een arm en/of het T-shirt en/of de broek van [betrokkene 1] vlam heeft/hebben gevat), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 1], opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brandende benzine, althans een brandende vloeistof, tegen het lichaam van voornoemde [betrokkene 1] heeft gegooid (ten gevolge waarvan een arm en/of het T‑shirt en/of de broek van [betrokkene 1] vlam heeft/hebben gevat), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, [betrokkene 1] heeft bedreigd met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend brandende benzine, althans een brandende vloeistof, tegen het lichaam van voornoemde [betrokkene 1] gegooid (ten gevolge waarvan een arm en/of het T-shirt en/of de broek van [betrokkene 1] vlam heeft/hebben gevat);
1B.
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [betrokkene 2] (brigadier van politie), van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brandende benzine, althans een brandende vloeistof, in de richting van voornoemde [betrokkene 2] heeft gegooid en/of een brandende zogenaamde “molotovcocktail” (zijnde een fles met daarin benzine, althans een brandbare vloeistof, met daaromheen/daarin een doek) in de richting van voornoemde [betrokkene 2] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 2] (brigadier van politie), opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brandende benzine, althans een brandende vloeistof, in de richting van voornoemde [betrokkene 2] heeft gegooid en/of een brandende zogenaamde “molotovcocktail” (zijnde een fles met daarin benzine, althans een brandbare vloeistof, met daaromheen/daarin een doek) in de richting van voornoemde [betrokkene 2] heeft gegooid, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van de bediening van voornoemde [betrokkene 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, [betrokkene 2] (brigadier van politie) heeft bedreigd met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend brandende benzine, althans een brandende vloeistof, in de richting van voornoemde [betrokkene 2] gegooid en/of een brandende zogenaamde “molotovcocktail” (zijnde een fles met daarin benzine, althans een brandbare vloeistof, met daaromheen/daarin een doek) in de richting van voornoemde [betrokkene 2] gegooid;
1C.
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [betrokkene 3] (wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, gedetacheerd bij de regiopolitie Limburg-Noord), van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brandende benzine, althans een brandende vloeistof en/of een brandende molotovcocktail, op de grond voor het huis gegooid, terwijl voornoemde [betrokkene 3] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 3] (wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, gedetacheerd bij de regiopolitie Limburg-Noord), opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brandende benzine, althans een brandende vloeistof en/of een brandende molotovcocktail, op de grond voor het huis heeft gegooid, terwijl [betrokkene 3] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van de bediening van voornoemde [betrokkene 3], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, [betrokkene 3] (wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, gedetacheerd bij de regiopolitie Limburg-Noord) heeft bedreigd met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend brandende benzine, althans een brandende vloeistof en/of een brandende molotovcocktail, op de grond voor het huis gegooid, terwijl voornoemde [betrokkene 3] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond;
1D.
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [betrokkene 4] (hoofdagent van politie) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een brandende zogenaamde “molotovcocktail” (zijnde een fles met daarin benzine, althans een brandbare vloeistof, met daaromheen/daarin een doek) in de richting van voornoemde [betrokkene 4] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 4] (hoofdagent van politie), opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, een brandende zogenaamde “molotovcocktail” (zijnde een fles met daarin benzine, althans een brandbare vloeistof, met daaromheen/daarin een doek) in de richting van voornoemde [betrokkene 4] heeft gegooid, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van de bediening van voornoemde [betrokkene 4], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, [betrokkene 4] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een brandende zogenaamde “molotovcocktail” (zijnde een fles met daarin benzine, althans een brandbare vloeistof, met daaromheen/daarin een doek) in de richting van voornoemde [betrokkene 4] gegooid;
1E.
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [betrokkene 5] (hoofdagent van politie), van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, benzine, althans een brandbare vloeistof, tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 5] heeft gegooid en/of gespoten en/of brandende benzine, althans een brandende vloeistof en/of een brandende molotovcocktail, op de grond voor het huis gegooid, terwijl voornoemde [betrokkene 5] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond (terwijl verdachte net van te voren benzine, althans een brandbare vloeistof, tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 5] had gegooid en/of gespoten), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 5] (hoofdagent van politie), opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, benzine, althans een brandbare vloeistof, tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 5] heeft gegooid en/of gespoten en/of brandende benzine, althans een brandende vloeistof en/of een brandende molotovcocktail, op de grond voor het huis gegooid, terwijl voornoemde [betrokkene 5] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond (terwijl verdachte net van te voren benzine, althans een brandbare vloeistof, tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 5] had gegooid en/of gespoten), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van de bediening van voornoemde [betrokkene 5], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, [betrokkene 5] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend benzine, althans een brandbare vloeistof, tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 5] gegooid en/of gespoten en/of brandende benzine, althans een brandende vloeistof en/of een brandende molotovcocktail, op de grond voor het huis gegooid, terwijl voornoemde [betrokkene 5] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond (terwijl verdachte net van te voren benzine, althans een brandbare vloeistof, tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 5] had gegooid en/of gespoten);
1F.
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [betrokkene 6] (hoofdagent van politie), van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, benzine, althans een brandbare vloeistof, tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 6] heeft gegooid en/of gespoten en/of brandende benzine, althans een brandende vloeistof en/of een brandende molotovcocktail, op de grond voor het huis gegooid, terwijl voornoemde [betrokkene 6] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond (terwijl verdachte net van te voren benzine, althans een brandbare vloeistof, tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 6] had gegooid en/of gespoten), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 6] (hoofdagent van politie), opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, benzine, althans een brandbare vloeistof, tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 6] heeft gegooid en/of gespoten en/of brandende benzine, althans een brandende vloeistof en/of een brandende molotovcocktail, op de grond voor het huis gegooid, terwijl voornoemde [betrokkene 6] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond (terwijl verdachte net van te voren benzine, althans een brandbare vloeistof, tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 6] had gegooid en/of gespoten), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van de bediening van voornoemde [betrokkene 6], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, [betrokkene 6] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend benzine, althans een brandbare vloeistof, tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 6] gegooid en/of gespoten en/of brandende benzine, althans een brandende vloeistof en/of een brandende molotovcocktail, op de grond voor het huis gegooid, terwijl voornoemde [betrokkene 6] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond (terwijl verdachte net van te voren benzine, althans een brandbare vloeistof, tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 6] had gegooid en/of gespoten);
1G.
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [betrokkene 7] (inspecteur van politie), van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brandende benzine, althans een brandende vloeistof en/of een brandende molotovcocktail, op de grond voor het huis gegooid, terwijl voornoemde [betrokkene 7] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 7] (inspecteur van politie), opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brandende benzine, althans een brandende vloeistof en/of een brandende molotovcocktail, op de grond voor het huis gegooid, terwijl voornoemde [betrokkene 7] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van de bediening van voornoemde [betrokkene 7], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen, dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, [betrokkene 7] (inspecteur van politie) heeft bedreigd met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend brandende benzine, althans een brandende vloeistof en/of een brandende molotovcocktail, op de grond voor het huis gegooid, terwijl voornoemde [betrokkene 7] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond;
2.
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 7] (inspecteur van politie Limburg-Noord), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) in de richting van het hoofd/het lichaam van voornoemde [betrokkene 7] heeft geschopt (terwijl [betrokkene 7] zich op dat moment op een trap bevond), gedurende en/of ter zake de rechtmatige uitoefening van de bediening van voornoemde [betrokkene 7], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, [betrokkene 7] (inspecteur van politie Limburg-Noord) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (klap)mes aan voornoemde [betrokkene 7] getoond en/of heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemd (klap)mes in de richting van voornoemde [betrokkene 7] gehouden en/of (vervolgens) heeft verdachte opzettelijk dreigend een (groot) mes aan voornoemde [betrokkene 7] getoond en/of heeft verdachte met voornoemd (groot) mes in de richting van voornoemde [betrokkene 7] gewezen en/of heeft verdachte voornoemd (groot) mes op korte afstand van voornoemde [betrokkene 7] gehouden;
4.
hij op of omstreeks 21 juni 2012 te Haelen, in elk geval in de gemeente Leudal, [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] (brigadier van politie) en/of [betrokkene 3] (wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, gedetacheerd bij de regiopolitie Limburg-Noord) en/of [betrokkene 4] (hoofdagent van politie) en/of [betrokkene 5] (hoofdagent van politie) en/of [betrokkene 6] (hoofdagent van politie) en/of [betrokkene 7] (inspecteur van politie) en/of [betrokkene 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (gespannen) handboog en/of pijlen op voornoemde [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] gericht en/of getoond aan voornoemde personen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen1.
1. Inleiding.
Op 21 juni 2012 vond er, ter uitvoering van een bestuursrechtelijke beslissing van de gemeente Leudal, een actie plaats bij de woning van de verdachte aan de [A-straat] te Haelen. Hierbij zou een hekwerk voor de woning van de verdachte worden verwijderd. Bij de actie waren onder meer aanwezig twee medewerkers van bergingsbedrijf [bedrijf] ([betrokkene 1] en zijn collega), een medewerker van de gemeente ([betrokkene 8]) en een aantal politieambtenaren ([betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6] en [betrokkene 7]). Ook de verdachte bevond zich tijdens de actie in of bij zijn woning.2.
2. Video-opnamen.
Van de gebeurtenissen op 21 juni 2012 bij de woning van de verdachte aan de [A-straat] te Haelen zijn diverse video-opnamen gemaakt. In het dossier bevinden zich een aantal gegevensdragers met daarop verschillende digitale videobestanden. Zowel op de terechtzitting in eerste aanleg3.als op de terechtzitting in hoger beroep4.zijn enkele van deze video-opnamen in de zittingszaal getoond.
Evenals de rechtbank zal het hof bij het vaststellen van de feiten de door de lokale omroep 3ML bij de woning van de verdachte gemaakte videobeelden5.tot uitgangspunt nemen. In aanvulling daarop zal het hof bij het vaststellen van het eerste gedeelte van het incident (daar waar de twee medewerkers van het bergingsbedrijf een aanvang maken met het verwijderen van het hekwerk voor de woning van de verdachte) tevens gebruik maken van een tweede video-opname6., welke opname blijkens het logo in het beeld is gemaakt door of namens de regionale omroep L1.
a. Video-opname van 3ML (digitale videobestand ‘2239.mp4_25.flv’):
De door de lokale omroep 3ML gemaakte videobeelden, welke niet zijn voorzien van geluid, betreffen een integrale (dat wil zeggen: doorlopende en niet gemonteerde) opname van hetgeen zich bij de woning van de verdachte heeft voorgedaan. De videobeelden zijn gemaakt met een camera welke was bevestigd aan een verkeersbord schuin tegenover de woning van de verdachte.7.Op de videobeelden is de woning van de verdachte te zien, met aan de linkerzijde daarvan een aanbouw met een plat dak. Voor de woning, direct aan de straat, bevindt zich een hekwerk van ongeveer één meter hoog bestaande gedeeltelijk uit gaas en gedeeltelijk uit horizontaal geplaatste houten planken.
Het hof heeft op deze videobeelden het volgende waargenomen (de genoemde tijdsindicatie betreft de tijd van het videobestand8.; waar wordt gesproken over links/rechts, wordt bedoeld links/rechts bezien vanuit het standpunt van de camera):9.
(0.00) Twee personen (naar het hof begrijpt de twee medewerkers van het bergingsbedrijf, zijnde [betrokkene 1] en zijn collega) staan gebogen over het hekwerk. Verdachte komt uit de woning door de deur in de aanbouw aan de linkerkant van de woning, met in zijn hand een fles. Hij loopt naar het hekwerk, naar de plaats waar [betrokkene 1] en zijn collega aan het werk zijn. [betrokkene 1] en zijn collega stappen opzij. Verdachte steekt de vloeistof in de fles aan en giet brandende vloeistof over de houten planken van het hek. [betrokkene 1] en zijn collega stappen nog verder achteruit en opzij. Vervolgens maakt verdachte een zwaaiende beweging met de fles in de richting van [betrokkene 1]. Op dat moment staat een politieambtenaar (naar het hof begrijpt [betrokkene 2]) in de nabijheid van [betrokkene 1]. [betrokkene 1] wordt geraakt door brandende vloeistof uit de fles. Hij dooft de vlammen met zijn hand. Verdachte gaat via de deur van de aanbouw weer terug de woning in. (0.27)
(3.17) Verdachte verschijnt in het geopende raam op de eerste verdieping boven de voordeur. Een politieambtenaar (naar het hof begrijpt [betrokkene 7]) loopt naar het hekwerk en spreekt met verdachte die voor het geopende raam op de eerste verdieping staat. [betrokkene 7] springt over het hekwerk en loopt naar de voordeur van de woning. Verdachte verdwijnt bij het raam, de voordeur gaat open, [betrokkene 7] gaat naar binnen en de voordeur gaat weer dicht. (4.16)
(7.47) Een politieambtenaar (naar het hof begrijpt [betrokkene 2]) springt plotseling over het hekwerk, gevolgd door vier andere politieambtenaren (naar het hof begrijpt [betrokkene 4], [betrokkene 3], [betrokkene 5] en [betrokkene 6]). [betrokkene 2] en [betrokkene 3] proberen de voordeur van de woning in te trappen. [betrokkene 5] probeert de deur van de aanbouw in te trappen. [betrokkene 2] en [betrokkene 6] rennen eveneens naar de deur van de aanbouw. [betrokkene 4] rent de andere kant op, naar de rechterzijde van de voortuin. Op enig moment lukt het [betrokkene 3] om de voordeur van de woning in te trappen, waarna hij de woning binnengaat. [betrokkene 6] en [betrokkene 5] rennen van de aanbouw naar de voordeur. Op dat moment verschijnt verdachte in het geopende raam boven de voordeur. Hij giet van boven vloeistof uit een fles. Hij hangt daarbij met zijn bovenlichaam voorover uit het raam. [betrokkene 6] krijgt een flinke hoeveelheid van deze vloeistof over zich heen. [betrokkene 6] wordt geraakt in haar nek en op haar rug. [betrokkene 5] wordt ook door de vloeistof uit de fles geraakt. Vervolgens rent [betrokkene 5] via de voordeur van de woning naar binnen, gevolgd door [betrokkene 6]. (8.21)
(8.21) Op datzelfde moment verschijnt verdachte wederom in het geopende raam op de eerste verdieping boven de voordeur. Verdachte heeft een fles met vloeistof in zijn rechterhand en steekt de vloeistof aan. Hij houdt de fles uit het raam, maakt met zijn rechterarm een zwaaiende beweging van links naar rechts en gooit de brandende fles naar rechts langs het de voorgevel van de woning in de richting van een politieambtenaar (naar het hof begrijpt [betrokkene 4]) die aan de rechterzijde in de voortuin staat. Door de zwaaiende beweging met de fles met de brandende vloeistof naar links valt brandende vloeistof langs de linker deurpost naar beneden op de grond voor de voordeur van de woning, als gevolg waarvan er een vuurkolom ontstaat van het raam op de eerste verdieping tot aan de grond. De brandende fles komt aan de rechterkant van het huis op het gras neer, stuitert nog eenmaal omhoog en komt tot stilstand ongeveer halverwege de woning en de plek waar [betrokkene 4] zich bevindt. Verdachte verdwijnt vervolgens naar binnen. (8.35)
(8.40) Een politieambtenaar (naar het hof begrijpt [betrokkene 3]) komt naar buiten gerend en springt over het vuur in de deuropening, direct gevolgd door een tweede politieambtenaar (naar het hof begrijpt [betrokkene 6]). Het vuur is op dat moment inmiddels afgenomen tot ongeveer kniehoogte. Een derde politieambtenaar (naar het hof begrijpt [betrokkene 5]) springt naar buiten over het vuur en even later stapt een vierde politieambtenaar (naar het hof begrijpt [betrokkene 7]) door de deuropening over het vuur. (8.53)
Alle politieambtenaren trekken zich terug uit de voortuin.
(9.14) Verdachte verschijnt in het raam op de eerste verdieping boven de voordeur met een handboog en gaat na enkele minuten weer naar binnen. Vervolgens verschijnt verdachte op het platte dak van de aanbouw met een boog in zijn rechterhand en pijlen in zijn linkerhand. De handboog is gespannen in die zin dat de handboog is voorzien van een koord dat tussen de boven- en de onderzijde van de boog was gespannen (niet zijnde aangespannen handboog). Verdachte loopt over dak heen en weer, kijkt een enkele keer over de rand van het dak en verdwijnt vervolgens definitief uit het zicht achter de woning. (12.29)
b. Video-opname van L1 (digitale videobestand ‘asset-1340293565578795’):
Op de hiervoor genoemde videobeelden van 3ML is te zien dat zich tussen het hekwerk voor de woning van de verdachte en de straat een groenstrook van ongeveer anderhalve meter breed bevindt. De camera waarmee de video-opname van de regionale omroep L1 is gemaakt bevindt zich op deze groenstrook, aan de linkerzijde van de woning (bezien vanuit het standpunt van de camera van 3ML).
Het hof heeft op deze videobeelden het volgende waargenomen (de genoemde tijdsindicatie betreft de tijd van het videobestand10.; waar wordt gesproken over links/rechts, wordt bedoeld links/rechts bezien vanuit het standpunt van de camera):11.
(0.02) Twee personen (naar het hof begrijpt de twee medewerkers van het bergingsbedrijf, zijnde [betrokkene 1] en zijn collega) staan over het hekwerk gebogen en zijn kennelijk doende het hekwerk te demonteren. [betrokkene 1] en zijn collega staan op de groenstrook. Achter hen, waar de groenstrook ophoudt en de straat begint, staat een aanhanger geparkeerd. Verdachte komt vanuit de deur van de aanbouw van de woning aangelopen. In zijn linkerhand heeft hij een fles en in zijn rechterhand een doosje lucifers. Hij strijkt een lucifer af en steekt de doek aan die in de hals van de fles steekt. Op dat moment stapt de collega van [betrokkene 1] weg van het hekwerk (in de richting van de camera). [betrokkene 1] staat nog aan het hek. Verdachte giet de brandende inhoud van de fles over de bovenkant van het hekwerk. Op dat moment doet [betrokkene 1] een stap opzij (weg van de camera) en blijft staan aan het hekwerk op ongeveer een meter afstand van de plaats waar verdachte doende is de vloeistof over het hekwerk te gieten. Op het moment dat verdachte de brandende vloeistof over het hekwerk giet, bevindt een politieambtenaar (naar het hof begrijpt [betrokkene 2]) zich midden op straat achter de aanhanger, op dezelfde hoogte als [betrokkene 1], maar op ongeveer tweeënhalve meter van hem verwijderd. Verdachte doet een stap naar [betrokkene 1] toe en gooit met een zwaaiende beweging brandende vloeistof in de richting van [betrokkene 1]. [betrokkene 2] bevindt zich op dat moment in de nabijheid van [betrokkene 1]. [betrokkene 1] bevindt zich op de groenstrook en wordt geraakt door de brandende vloeistof op zijn rechterarm, broek en T-shirt. [betrokkene 1] rent weg van het hekwerk naar het midden van de straat. [betrokkene 1] klopt het vuur op zijn arm en kleding met zijn linkerhand uit. Verdachte draait zich om en gaat de woning binnen door de deur van de aanbouw. (0.21)
3. Verklaringen en bevindingen van betrokkenen.
Door de betrokkenen zijn verklaringen afgelegd dan wel processen-verbaal van bevindingen opgemaakt over de gebeurtenissen op 21 juni 2012 bij de woning van de verdachte aan de [A-straat] te Haelen. Het hof zal hierna bij het weergeven van de verklaringen en de bevindingen uitgaan van de volgorde in de tenlastelegging.
a. Verklaring van de getuige [betrokkene 1].
De getuige [betrokkene 1] heeft op 22 juni 2012 bij de politie – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:12.
Op 21 juni 2012 was ik samen met mijn collega aanwezig bij het ruimen van een hekwerk op de locatie [A-straat] in Haelen. Ik ben werkzaam bij het bedrijf [bedrijf] te Venlo. Ik stalde mijn bedrijfsbus voor de woning op de straat. Mijn collega en ik stapten uit de auto en liepen naar het hek voor de woning. Ik begon met de houten platen van het hek af te halen. Op dat moment hoorde ik een mannenstem roepen: “Jullie moeten stoppen met het demonteren van het hek”, of woorden van gelijke strekking. Ik keek naar de woning in de richting van waar ik geluid hoorde komen. Dit was vanuit een raam aan de voorzijde van het huis, op de eerste verdieping, recht boven de voordeur van de woning. Ik zag daar een man staan. Wij zijn doorgegaan met het demonteren van het hekwerk. Ik stond voorover gebogen. Ik was bezig met het eruit halen van schroeven. Ik hoorde mijn collega ineens roepen: “Kijk uit, daar komt ie aan”, of woorden van gelijke strekking. Ik keek op en zag dat de man die ik even daarvoor voor het raam had zien staan voor mij stond. Ik denk dat de afstand tussen mij en de man ongeveer 1,5 meter betrof. Ik zag dat de man een fles in zijn handen had. Ik zag dat er een doek in de fles zat. Ik zag dat de man de doek aanstak. Ik sprong nog achteruit. Ik zag dat de man met de fles eerst het paaltje van het hekwerk aanstak. Ik zag dat de houten platen aan het hekwerk vlam vatten. Hierna zag ik dat de man met zijn rechterhand de brandende fles in mijn richting gooide. De fles bleef echter in zijn hand zitten. De brandende vloeistof vloog door de lucht in mijn richting. De man keek mij aan en riep daarbij “Hier ouwe” of woorden van gelijke strekking. Ik was ook al weg gesprongen/gelopen. Ik zag dat de mouw van mijn T-shirt in de brand stond. Ik zag dat mijn rechter mouw ter hoogte van mijn ellenboog in de brand stond. Ik zag ook dat mijn broek aan de rechterzijde ter hoogte van mijn heupen en mijn shirt boven mijn heup in de brand stond. Ik heb mijn kleren uitgeklopt met mijn armen en handen. Naar aanleiding van het afkloppen heb ik enkele blaren in mijn linker handpalm overgehouden. Ook heb ik op mijn rechteronderarm minder haar staan.
b. Bevindingen van verbalisant [betrokkene 2].
Verbalisant [betrokkene 2] (brigadier van politie) heeft op 21 juni 2012 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende bevonden:13.
Op 21 juni 2012 was ik belast met een integrale bestuursdwangactie in samenwerking met de gemeente Leudal om een hekwerk te verwijderen op de [A-straat] te Haelen. Op de [A-straat] te Haelen woont de mij ambtshalve bekende [verdachte]. Ik kwam samen met de heer [betrokkene 8] van de gemeente Leudal ter plaatse. Ik zag dat [verdachte] in zijn voortuin stond. De heer [betrokkene 8] heeft [verdachte] aangesproken en hem medegedeeld dat we kwamen om het hekwerk af te breken. Hierop heeft [betrokkene 8] contact gehad met de medewerkers van bergingsbedrijf [bedrijf] die het hekwerk zouden afbreken. Vervolgens zag ik dat [verdachte] naar zijn garagepoort liep. Ik zag dat [verdachte] vervolgens zijn garagepoort naar binnen liep en deze dicht deed. Hierop zijn twee medewerkers van het bergingsbedrijf [bedrijf] ter plaatse gekomen. Ik zag dat ze hun auto met aanhangwagen voor het hekwerk aan de [A-straat] te Haelen neerzetten. Ik zag dat de twee mannen van het bergingsbedrijf [bedrijf] begonnen met het afbreken van het hekwerk. Toen de twee mannen enkele seconden bezig waren, zag ik [verdachte] door de tussendeur (het hof begrijpt: de deur in de aanbouw) naar de voortuin komen met in zijn handen lucifers en een molotovcocktail. De molotovcocktail zag er uit als een plastic fles voor de helft gevuld met een troebele vloeistof. Boven uit de fles stak een doek welke ook voor een gedeelte in de fles zat. Ik zag dat [verdachte] direct het doek in de fles van de molotovcocktail aanstak, naar zijn hekwerk liep en een klein gedeelte van de vloeistof uit de fles over het houtwerk van zijn hekwerk goot. Ik zag dat er brand ontstond. Ik zag dat hij de rest van de inhoud van de fles met een zwaaiende beweging uit de fles gooide in de richting van de medewerkers van bergingsbedrijf [bedrijf] en in mijn richting. Ik zag dat één van de mannen van bergingsbedrijf [bedrijf] vuur op zijn arm kreeg wat hij zelf onmiddellijk doofde. Ik stond op dat moment ongeveer twee meter van [verdachte] vandaan. Ik voelde me op dat moment behoorlijk bedreigd en had het idee dat hij me opzettelijk in brand wilde steken. Ik zag dat [verdachte] door de tussendeur (het hof begrijpt: de deur in de aanbouw) weer zijn tuin (het hof begrijpt: woning) in liep. Ik heb vervolgens alle collega’s die op de achterhand stonden via de portofoon ter plaatse laten komen vanwege de escalerende situatie. Ik heb doorgegeven aan hen wat er gebeurd was. Op een later moment zag ik dat [verdachte] boven uit het slaapkamer raam hing en een handboog met diverse pijlen in zijn handen had. Hierop hebben we situatie bevroren en zijn we achter een veilige dekking gaan staan. Ik zag dat [verdachte] met zijn handboog en pijlen op het dak was gaan staan en heen en weer bleef lopen. Ik heb [verdachte] diverse malen gesommeerd de handboog en pijlen weg te leggen. Ik zag en hoorde [verdachte] zeggen dat hij dit niet zou doen. [verdachte] heeft hierbij vaker aangegeven dat we moesten schieten. [verdachte] heeft meerdere keren iets naar mij geschreeuwd en gezegd. Ik dacht op dat moment dat ik beter achter de dekking kon blijven staan omdat hij anders wel eens zijn pijlen op mij zou afschieten. Ik had het idee dat toen [verdachte] met zijn handboog en pijlen op het dak stond, hij er op uit was om mij te raken met één van zijn pijlen. Ik voelde me tijdens deze confrontatie ernstig bedreigd en had het idee dat hij me dood wilde maken.
c. Bevindingen van verbalisant [betrokkene 3].
Verbalisant [betrokkene 3] (wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, gedetacheerd bij de regiopolitie Limburg-Noord) heeft op 21 juni 2012 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende bevonden:14.
Op 21 juni 2012 was ik samen met hoofdagent [betrokkene 4] belast met de noodhulp voor de regio Leudal en Maasschouw. Wij hadden afgesproken met brigadier [betrokkene 2] om als back-up te fungeren bij het ruimen van het hekwerk op de [A-straat] te Haelen. Ik hoorde omstreeks 14.02 uur via mijn portofoon dat er om assistentie werd gevraagd. Hierop ben ik samen met mijn collega [betrokkene 4] naar de woning op de [A-straat] te Haelen gereden. Ik zag dat een man met een twee flessen in zijn handen achter het hekwerk over het perceel aan de [A-straat] te Haelen liep. Ik zag dat aan de bovenzijde van deze flessen vermoedelijk een lichtkleurige stoffen doek hing. Ik zag dat de man vervolgens zijn huis in ging. Ik zag vervolgens dat inspecteur [betrokkene 7] naar binnen ging. Ik zag dat de voordeur werd dichtgedaan. Ik hoorde dat iemand in de woning riep: “Laat vallen dat wapen, laat vallen dat wapen”. Ik ben vervolgens samen met andere collega’s over het hekwerk gesprongen. Ik trapte samen met een collega enkele keren tegen de voordeur. Ik hoorde en zag dat het slot van deze voordeur geforceerd was en dat de voordeur open ging. Ik liep de woning binnen en kwam daarbij in de hal te staan. Ik zag dat inspecteur [betrokkene 7] boven aan de trap stond. Ik zag vervolgens dat twee collega’s van de hondenbrigade (het hof begrijpt: verbalisanten [betrokkene 5] en [betrokkene 6]) binnen kwamen. Vervolgens zag ik dat er een brandende vloeistof buiten de woning ter hoogte van de voordeur naar beneden werd gegooid. Ik stond op dit moment in de hal en de voordeur was op ongeveer één meter afstand. Ik voelde dat een warme lucht naar binnen kwam, afkomstig van het vuur. Ik was bang dat het vuur naar binnen zou slaan. Ik ben vervolgens door het vuur naar buiten gesprongen. Ik zag dat de vrouwelijke collega van de hondenbrigade mij achterna kwam gerend. Ik ben vervolgens achter de brandweerwagen gaan staan om deze als dekking te gebruiken. Ik zag namelijk dat de verdachte in de opening van een geopend raam op de eerste verdieping stond en daarbij een zwaar model handboog vasthield. Ik zag dat de verdachte met pijl en boog uit het raam in de richting van personen op straat nabij de woning stond te dreigen. Ik zag vervolgens dat de verdachte over het platte dak van een aanbouw links naast de woning liep. Ik zag dat de verdachte nog steeds een boog met een pijl daarop vasthield. Ik hoorde de verdachte roepen: “Schiet me dan, schiet met dan in mijn been”. Op het moment dat ik in de hal van de woning stond, vlak bij de voordeur, en er met een brandende vloeistof vlak langs mij werd afgegooid, was ik bang dat ik door deze brandende vloeistof zou worden geraakt en door het daardoor ontstane vuur zeer ernstig letsel zou oplopen. Doordat de verdachte met een pijl en boog in de richting van de mensen op de rijbaan bij zijn woning wees, was ik bang dat hij van plan was om daarmee op mij te gaan schieten. Ik voelde mij hierdoor bedreigd.
d. Bevindingen van verbalisant [betrokkene 4].
Verbalisant [betrokkene 4] (hoofdagent van politie) heeft op 21 juni 2012 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende bevonden:15.
Op 21 juni 2012 was ik samen met collega [betrokkene 3] belast met noodhulp voor de basiseenheid Leudal/Maasgouw. Wij waren ter assistentie gevraagd bij een handhavingsactie van de gemeente Leudal die plaats zou gaan vinden op de [A-straat] te Haelen. Op het betreffende perceel zou [verdachte] wonen. Ik hoorde via de portofoon dat collega [betrokkene 2] om assistentie vroeg. Ik hoorde dat collega [betrokkene 2] mededeelde dat [verdachte] molotovcocktails in zijn handen had en hiermee had rond gesproeid. Ik ben samen met collega [betrokkene 3] richting de [A-straat] te Haelen gereden. Aangekomen bij de woning van [verdachte] zag ik voor de woning een manspersoon staan. Mij is ambtshalve bekend dat de man [verdachte] betreft. Ik zag dat [verdachte] in iedere hand een zogenaamde molotovcocktail vasthield. Ik zag dat [verdachte] de woning inliep. Ik zag dat collega [betrokkene 7] via de voordeur de woning inliep en dat de voordeur werd gesloten. Op een gegeven moment hoorde ik dat collega [betrokkene 7] vanuit de woning enkele malen riep: “Laat vallen dat wapen”, of woorden van gelijke strekking. Ik ben vervolgens met de aanwezige collega’s over het hekwerk gesprongen en in de richting van de voordeur gerend. Ik zag dat collega [betrokkene 3] met nog een collega tegen de voordeur trapte. Ik heb plaatsgenomen aan de rechterzijde van de deur, om zicht te houden op de woning. Op een gegeven moment zag ik dat de deur open ging. Ik zag dat [verdachte] voor de raamopening die boven de voordeur is gelegen verscheen. Ik heb toen positie ingenomen aan de rechterzijde van de woning in de voortuin. Op een gegeven moment zag ik dat [verdachte] een molotovcocktail tot ontbranding bracht, in mijn richting keek en de brandende molotovcocktail in mijn richting gooide. Ik zag dat de molotovcocktail op een afstand van ongeveer twee meter voor mij de grond raakte. Ik zag dat de brandende vloeistof eruit spoot en het gras rondom de fles in brand vloog. Ik voelde de hitte van het vuur. Op dat moment voelde ik mij ernstig bedreigd. Ik was bang dat ik zelf in brand zou vliegen. Op een gegeven moment zag ik dat [verdachte] weer verscheen in dezelfde raamopening. Nu zag ik dat [verdachte] een handboog compleet met een aantal pijlen in zijn handen vasthield. Ik zag dat een pijl in de handboog schietklaar werd gehouden. Ik zag dat [verdachte] in de richting van mij en mijn collega’s dreigde. Ik heb [verdachte] meerdere malen medegedeeld dat hij het wapen weg moest leggen. Ik zag dat [verdachte] hier geen gehoor aan gaf. Ik hoorde en zag dat [verdachte] diverse malen riep: “Schiet maar”, of woorden van gelijke strekking. Ik was bang dat [verdachte] dit wapen wilde gebruiken tegen mij of mijn collega’s. Vervolgens zag ik dat [verdachte] uit de raamopening verdween en iets later op het plat dak van een aanbouw die aan de linkerzijde van de woning is gelegen verscheen. Ik zag dat [verdachte] nog steeds een handboog met een aantal pijlen in zijn handen vasthield. Ik zag dat [verdachte] met dit wapen nog steeds mij en mij collega’s bedreigde. Hierbij riep [verdachte]: “Schiet maar. Schiet mij maar in mijn been”, of woorden van gelijke strekking. Ik was bang dat [verdachte] gebruik zou maken van dit wapen tegen mij of mijn collega’s. Op het platte dak bleef de verdachte heen en weer lopen met in zijn handen de boog en meerdere pijlen. Hierbij voortdurend schreeuwend en agressief provocerend in de richting van de politie.
e. Bevindingen van verbalisant [betrokkene 5].
Verbalisant [betrokkene 5] (hoofdagent van politie) heeft op 21 juni 2012 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende bevonden:16.
Op 21 juni 2012 was ik in dienst in de hoedanigheid van surveillancehondgeleider. Ik was tezamen met surveillancehondgeleider [betrokkene 6]. Wij waren ter assistentie gevraagd bij een handhavingsactie van de gemeente Leudal die plaats zou gaan vinden op de [A-straat] te Haelen. De handhavingsactie zou bestaan uit het verwijderen van een hekwerk dat door de bewoner genaamd [verdachte] rondom zijn woning was geplaatst. Ik hoorde dat collega [betrokkene 2] portofonisch om assistentie riep. Hierop zijn collega [betrokkene 6] en ik onmiddellijk ter plaatse gegaan. Ik zag voor de woning een manspersoon staan. Ik zag dat deze man in iedere hand een molotovcocktail vasthield. Ik hoorde dat collega [betrokkene 2] de manspersoon enkele malen met “[verdachte]” aansprak. Hieruit begreep ik dat de manspersoon met de molotovcocktails de voornoemde [verdachte] betrof. Kort hierna zag ik dat [verdachte] zijn woning betrad. Ik zag dat [betrokkene 7] de woning betrad en dat de voordeur vervolgens werd dicht gedaan. Kort hierna hoorde ik collega [betrokkene 7] roepen: “Laat vallen dat wapen!”. Hierop begaven [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 6], [betrokkene 4] en ik ons naar de voordeur van de woning. Ik zag dat collega [betrokkene 3] de voordeur openschopt en de woning binnenging. Hierop begaf ik mij naar de voordeur van de woning. Ik zag dat collega [betrokkene 6] ongeveer één meter voor mij liep. Wij naderden de voordeur. Hierop hoorde ik iemand roepen: “Kijk uit!”. Toen wij de voordeur tot op een afstand van één meter genaderd waren, zag ik dat er een wolk vloeistof uit de lucht kwam vallen. Ik voelde dat ik geraakt werd door druppels van deze vloeistof. Ik rook meteen een benzinelucht. Toen ik op keek zag ik dat [verdachte] in een van zijn beide handen een fles vloeistof hield en hiermee een heen en weer gaande beweging maakte waardoor de vloeistof uit de fles spoot. Toen ik de woning via de voordeur had betreden, zag ik collega [betrokkene 7] op ongeveer driekwart van de trap staan. Ik zag dat collega [betrokkene 6] mij volgde en achter mij de trap op liep. Ik hoorde dat collega [betrokkene 6] riep: “Ik zit onder de benzine”. Ik zag dat [verdachte] bovenaan de trap op de overloop stond. Ik zag dat [verdachte] in een van zijn beide handen een mes met een groot lemmet hield. Ik zag dat [verdachte] een kamer inliep, die vanuit mijn oogpunt gezien rechts bovenaan de trap lag. Ik zag dat [verdachte] in de voornoemde kamer verdween. Hierop zag ik dat er vuur ontstond in de deuropening van de voordeur. Ik zag dat dit grote vlammen waren die wel tot één meter hoog oplaaiden. Op dat moment was ik erg bang. Ik was bang dat mijn kleding, waarop ik benzine had gekregen, mogelijk vlam zou vatten. Hierop riep ik naar de andere collega’s: “Weg, wegwezen”, of woorden van gelijke strekking. Ik ben hierop de trap naar beneden gerend en zag dat collega [betrokkene 6] voor mij hetzelfde deed. Ik zag dat zij door het vuur rende omdat dit de enige uitweg was. Ik ben vervolgens ook door de vlammen bij de voordeur naar buiten gerend. Toen ik buiten was, zag ik dat collega [betrokkene 7] tevens naar buiten rende. Hierop nam ik tezamen met de andere collega’s dekking in achter onze dienstvoertuigen. Ik zag dat [verdachte] vervolgens wederom in het raam aan de voorzijde op de eerste verdieping stond. Ik zag dat hij een handboog en een aantal pijlen in zijn handen had. Ik hoorde dat [verdachte] van alles schreeuwde. Ik hoorde onder andere dat hij zei dat wij hem maar moesten neerschieten. Nadat [verdachte] enige tijd in de voornoemde raamopening had gestaan, zag ik dat hij zich verplaatste naar het plat dak dat links van de voordeur lag. [verdachte] bleef constant schreeuwen en provoceren in onze richting. Op het moment dat [verdachte] ons vanuit het raam met benzine besproeide en de trappengang in brand stak, ben ik zeer bang geweest om daadwerkelijk in brand te vliegen. Ik heb mij zeer ernstig bedreigd gevoeld door de handelingen van [verdachte].
f. Bevindingen van verbalisant [betrokkene 6].
Verbalisant [betrokkene 6] (hoofdagent van politie) heeft op 21 juni 2012 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende bevonden:17.
Op 21 juni 2012 was ik in dienst in de hoedanigheid van surveillancehondgeleider. Ik was met surveillancehondgeleider [betrokkene 5]. Wij waren ter assistentie gevraagd bij een handhavingsactie van de gemeente Leudal die plaats zou gaan vinden op de [A-straat] te Haelen. De handhavingsactie zou bestaan uit het verwijderen van een hekwerk dat door de bewoner [verdachte] rondom zijn woning was geplaatst. Ik hoorde dat collega [betrokkene 2] portofonisch om assistentie riep. Ik hoorde dat [betrokkene 2] zei dat [verdachte] molotovcocktails in zijn handen had en hiermee had rond gesproeid. Hierbij had [verdachte] een van de medewerkers die de hekken begonnen te ruimen geraakt. Hierop ben ik samen met collega [betrokkene 5] onmiddellijk ter plaatse gegaan. Ik zag voor de woning een manspersoon staan. Ik zag dat deze man in iedere hand een molotovcocktail vasthield. Ik hoorde dat collega [betrokkene 2] de manspersoon enkele malen met “[verdachte]” aansprak en tegen ons zei dat dat de bewoner was om wie het ging. Hieruit begreep ik dat de manspersoon met de molotovcocktails [verdachte] betrof. Kort hierna betrad [verdachte] via de voordeur zijn woning. Ik zag dat collega [betrokkene 7] de woning betrad en dat de voordeur vervolgens werd dicht gedaan. Kort hierna hoorde ik collega [betrokkene 7] roepen: “Laat vallen dat wapen!”. Hierop klom ik samen met collega’s [betrokkene 5], [betrokkene 4], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] over het hek aan de voorzijde van de woning. Ik zag dat collega’s [betrokkene 3] en [betrokkene 2] de voordeur opentrapten waarop collega [betrokkene 3] naar binnen rende. Direct hierna volgde ik samen met collega [betrokkene 5]. Op dat moment hoorde ik iemand roepen: “Kijk uit!”. Instinctief keek ik naar boven en ik zag [verdachte] uit het raam op de eerste verdieping hangen. Ik zag dat [verdachte] mij aankeek terwijl hij een fles naar beneden hield. Ik zag dat uit de fles vloeistof naar beneden kwam vallen. Ik probeerde nog weg te komen maar het was al te laat waardoor de vloeistof op mijn bovenlichaam terechtkwam. Ik voelde de vloeistof in mijn nek, op mijn rug en op mijn linkerarm. Ik rook direct een sterke benzinegeur en besefte dat de verdachte benzine op mij had gegooid. Ik volgde collega [betrokkene 5] naar binnen waar wij direct de trap op renden. Binnen in de woning zag ik collega [betrokkene 7] bovenaan de trap staan. Collega [betrokkene 5] stond voor mij op de trap. Kort daarna zag ik achter mij hoge vlammen in de toegangsdeur ontstaan die naar binnen sloegen, in de richting van mijn benen. Ik zag dat het vuur slechts enkele centimeters van mijn benen kwam en daarna terugsloeg naar de voordeur waar het vuur bleef branden. Ik hoorde een collega roepen: “We zitten vast, weg hier, weg hier!”. Op dat moment zag ik rechts van mij, uit de richting van de woonkamer, collega [betrokkene 3] aan komen rennen en ik zag dat hij door het vuur in de deuropening de voordeur uit rende. Direct hierna rende ik eveneens door het vuur de voordeur uit. Ik vreesde [toen] voor mijn leven. Vervolgens heb ik samen met de overige collega’s positie ingenomen achter de aldaar geparkeerde voertuigen. Ik zag dat [verdachte] wederom in het geopende raam aan de voorzijde op de eerste verdieping stond. Ik zag dat hij een grote handboog en een aantal pijlen in zijn handen had. Hierbij hoorde ik dat de verdachte constant van alles schreeuwde, onder andere dat wij hem maar neer moesten schieten. Dit duurde enige tijd waarna [verdachte] zich verplaatste naar het dak van de garage (het hof begrijpt: de aanbouw). Op het platte dak bleef de verdachte heen en weer lopen met in zijn handen de boog en meerdere pijlen. Hierbij voortdurend schreeuwend en agressief provocerend in de richting van de politie. Ik hield samen met eerdergenoemde collega’s de verdachte in het zicht vanachter een veilige dekking.
De getuige [getuige], zijnde een brandweerman die in die hoedanigheid op 21 juni 2012 aanwezig was bij de woning van de verdachte aan de [A-straat] te Haelen, heeft op 29 juni 2012 bij de politie met betrekking tot het jegens verbalisant [betrokkene 6] gepleegde feit – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard (V = vraag verhorende verbalisant, A = antwoord [getuige]):18.
V: Wat zouden de gevolgen kunnen zijn van het handelen van die man in Haelen?
A: Mensen hadden in brand kunnen staan. Op het moment dat die man iets brandends omlaag had gegooid in de richting van die vrouwelijke hondengeleidster dan had zij een groot probleem gehad. Zij was namelijk vol op haar rug geraakt door het spul uit de molotovcocktail en was dan zeer waarschijnlijk in brand gevlogen.
V: Hoe ernstig waren de gevolgen geweest als die hondengeleidster in brand was geraakt?
A: Ik weet dat vuur direct omhoog gaat. Zij had wat langere haren en deze waren dus in brand gevlogen waardoor zij flinke brandwonden aan haar hoofd had kunnen oplopen. Een brandbare vloeistof versnelt het brandingsproces. Als je een droog kledingstuk in brand steekt gaat dit langzamer dan wanneer je dat kledingstuk eerst in een brandbare vloeistof houdt.
g. Bevindingen en verklaringen van verbalisant [betrokkene 7].
Verbalisant [betrokkene 7] (inspecteur van politie) heeft op 21 juni 2012 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende bevonden:19.
Op 21 juni 2012 werd er in samenwerking met de gemeente Leudal ter uitvoering van een bestuursrechtelijke beslissing een actie gehouden bij de woning aan de [A-straat] te Haelen. Hierbij zou een hekwerk voor de woning onder bestuursdwang worden verwijderd. De bewoner van de woning betrof [verdachte]. Een medewerker van de gemeente Leudal en een wijkagent zijn aan de deur gegaan. Uit de berichtgevingen hoorde ik dat er contact was met [verdachte] bij diens woning, dat de situatie rustig en onder controle was en dat er werd gestart met het verwijderen van het hekwerk. Enkele minuten later volgde het bericht dat [verdachte] een molotovcocktail in zijn handen had en even later dat hij deze gebruikte tegen de medewerkers die met de verwijdering waren begonnen. Hierop begaf ik mij naar de woning. Ter plaatse gekomen werd getracht om contact te krijgen met [verdachte], verder te noemen als verdachte. Aangezien ik de verdachte persoonlijk ken en hem tot rede wilde brengen riep ik hem aan. Ik gaf aan dat ik met hem in gesprek wilde gaan over de situatie en of ik daarvoor binnen mocht komen. Hij vond dit goed en wij begaven ons via de voordeur in diens woning. Hier sprak ik met hem in de grote leefruimte op de begane grond. Tijdens dit gesprek deelde ik hem mede dat hij vanwege het dreigen en zijn handelingen naar de medewerkers van de gemeente door mij werd aangehouden. Ik hoorde en zag dat hij hieraan niet wilde meewerken. Hij riep dat hij dit niet ging doen. De verdachte rende via de woonkamer richting voordeur alwaar de trap naar de eerste verdieping was. Ik volgde de verdachte. Hij rende de trap op. Ik stond halverwege de trap toen de verdachte zich omdraaide. Ik zag dat hij tweemaal een trappende beweging in de richting van mijn hoofd maakte. Bij de tweede trap in de richting van mijn hoofd moest ik de trap ontwijken om niet geraakt te worden. Vervolgens zag ik dat de verdachte plotseling een groot mes in zijn rechter hand had en hiermee in mijn richting wees. Ik had nauwelijks bewegingsruimte om hem te kunnen ontwijken indien hij een stekende beweging zou maken. Hij stond op een afstand van ongeveer een meter bij mij vandaan. Ik riep twee of drie keer hard in zijn richting dat hij het wapen moest laten vallen. Hij rende vervolgens de kamer op de eerste verdieping in, waarvan het raam zich recht boven de voordeur bevindt. Ik hoorde dat er hard tegen de voordeur werd geschopt. Kennelijk hadden collega’s gehoord wat er gaande was en kwamen deze ter assistentie naar binnen. Ik liep terug tot halverwege de trap. Ik zag op dat moment dat er vlammen bij de geopende voordeur naar beneden vallen. Wij verlieten hierop de woning aangezien wij de verdachte op dat moment niet veilig onder controle konden krijgen. Na korte tijd verscheen de verdachte aan het raam en later op het platte gedeelte van het dak van de woning. Hij liep hier rond met een handboog en pijlen. Ik hoorde hem diverse malen roepen dat we moesten schieten.
Voorts heeft verbalisant [betrokkene 7] op de verplaatste terechtzitting van het hof van 27 maart 2014 op de locatie [A-straat] te Haelen met betrekking tot het incident op de trap – zakelijk weergegeven – onder meer nog het volgende verklaard:20.
[verdachte] is doorgelopen tot bovenaan de trap. Ik stond op dat moment op de trap. [verdachte] draaide zich vervolgens om en maakte een schoppende beweging naar mijn hoofd. Deze trap was bedoeld om mij op afstand te houden en om mij te intimideren. De tweede trap van de verdachte was beduidend harder. Deze tweede trap was echt gericht op mijn hoofd. Deze trap heb ik moeten ontwijken om niet geraakt te worden. Ik heb de trap ontweken door met mijn lichaam naar achteren te bewegen. De tweede trap was echt een forse trap. Ik zag het recht voor mij gebeuren. Gelukkig zag ik de trap aan komen. De tweede trap was hard en gericht naar mijn hoofd. Toen [verdachte] in de richting van mijn hoofd schopte, stond ik hier op de trap (het hof heeft tijdens de schouw waargenomen dat de getuige [betrokkene 7] op dat moment van beneden bezien op de 7e trede van de trapopgang staat). Het is ook mogelijk dat ik een trede lager stond (het hof begrijpt: van beneden bezien op de 6e trede van de trapopgang).
Tijdens het verhoor van de getuige [betrokkene 7] op de verplaatste terechtzitting van het hof van 27 maart 2014 op de locatie [A-straat] te Haelen heeft het hof het volgende waargenomen:21.
De getuige [betrokkene 7] toont op welke wijze de verdachte heeft geschopt, waarbij de getuige [betrokkene 7] de positie van de verdachte inneemt en de voorzitter de positie van [betrokkene 7]. De voorzitter staat daarbij op de 7e trede van de trapopgang.
De getuige [betrokkene 7] toont nogmaals op welke wijze de verdachte heeft geschopt, waarbij de getuige [betrokkene 7] de positie van de verdachte inneemt en de voorzitter de positie van [betrokkene 7]. De voorzitter staat daarbij ditmaal op de 6e trede van de trapopgang.
Het hof heeft waargenomen dat het bij de wijze waarop de getuige [betrokkene 7] de schoppende beweging heeft getoond, mogelijk is om op deze positie op de trapopgang door deze schoppende beweging geraakt te worden, dat dit geldt voor de positie op de 6e trede van de trap en dat dit des te meer geldt voor de positie op de 7e trede van de trap.
Voorts heeft verbalisant [betrokkene 7] op 24 juni 2012 bij de politie met betrekking tot het door de verdachte tonen van de handboog en pijlen – zakelijk weergegeven – onder meer nog het volgende verklaard:22.
Nadat ik mij samen met collega’s, voor onze eigen veiligheid, had teruggetrokken tot voor de woning, liep [verdachte] na korte tijd rond op het platte gedeelte van het dak van diens woning met een handboog. Hij riep dat wij weg moesten gaan en hij riep dat we op hem moesten schieten. Ik voelde mij door deze handelingen en de woorden die hij hierbij gebruikte bedreigd. Iedereen heeft dekking gezocht achter voertuigen om buiten het bereik van het wapen en van [verdachte] te blijven.
h. Verklaring van aangever [betrokkene 8].
De getuige [betrokkene 8] heeft op 3 juli 2012 bij de politie – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:23.
Op 21 juni 2012 was ik aanwezig bij het ruimen van het hekwerk voor de woning [A-straat] te Haelen. Op grond van bestuursdwang zou dit hekwerk verwijderd worden. Ik ben met [betrokkene 2] naar de voorzijde van het [A-straat] gegaan. Daar stond de heer [verdachte] achter het hekwerk. Ik heb hem aangesproken. Ik heb tegen hem gezegd dat hij de dag ervoor een brief van de gemeente had gekregen waarin wij hebben aangegeven dat wij vandaag het hekwerk af zouden komen breken. Zijn reactie hierop was: “Ga je gang”. Ik heb contact gezocht met het bergingsbedrijf dat door de gemeente hiervoor waren ingehuurd. Inmiddels is de heer [verdachte] terug in zijn huis gegaan en heeft een fles met inhoud gehaald. Ik zag de fles in zijn handen op het moment dat de bergwerkzaamheden begonnen. Ik zag hem met de fles naar buiten komen. Hij kwam via een deur naast de woning naar voren lopen. Op het moment dat de bergers de eerste plank los wilden schroeven, stak de heer [verdachte] de inhoud van de fles in brand terwijl hij dit over een gedeelte van het hekwerk gooide. De inhoud van de fles die inmiddels ook brandde gooide hij naar één van de bergers en duidelijk was te zien dat hij de berger met brandende vloeistof raakte. De heer [verdachte] ging terug naar binnen. Met pijl en handboog stond hij vervolgens boven in het raam. Dit raam bevond zich recht boven de voordeur van de woning. De heer [verdachte] verplaatste zich vervolgens met boog en een koker vol pijlen richting plat dak aan de linkerzijde van het woonhuis. Hier stond hij in een voor mij driegende houding met handboog en een pijl in de aanslag. Regelmatig werd mijn naam geroepen. Omdat mijn naam werd geroepen en [verdachte] op het dak stond met handboog en pijlen, voelde ik mij ernstig bedreigd. Ik heb dekking gezocht achter een voertuig, zodat hij mij in ieder geval niet zou kunnen raken zodra hij zou beginnen met schieten. Met name door het roepen van mijn naam, voelde dit ook als een persoonlijke aanval. Door zijn handelingen voelde ik mij met de dood bedreigd.
4. Verklaringen van de verdachte.
De verdachte heeft op de terechtzitting van de rechtbank van 8 januari 2013 – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:24.
Het waren flessen met benzine en een lap stof erin. Ik heb de lap stof met lucifers aangestoken. Ik heb gegooid met brandende vloeistof. Ik had een boog met pijlen. Ik heb met benzine gezwiept naar politiemensen.
Voorts heeft de verdachte op de verplaatste terechtzitting van het hof van 27 maart 2014 op de locatie [A-straat] te Haelen – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:25.
Op 21 juni 2012 is verbalisant [betrokkene 7] mijn woning binnengegaan. Nadat [betrokkene 7] binnen was gekomen, zijn wij op de benedenverdieping blijven staan. Ik heb een gesprek met [betrokkene 7] gehad. [betrokkene 7] heeft toen gezegd dat hij mij wilde afvoeren of iets in die trant. Hij wilde mij meenemen. Dat was mij wel duidelijk. Vervolgens ben ik naar boven gerend. [betrokkene 7] is toen vlak achter mij aan gekomen. [betrokkene 7] liep vrij dicht achter mij. Tussen ons zat een ruimte van ongeveer vijf traptreden. Toen [betrokkene 7] achter mij aan de trap op kwam, heb ik nog geprobeerd om hem beneden te houden door te dreigen met schoppen. Ik heb een schoppende beweging gemaakt toen ik bovenaan de trap stond. Ik had op dat moment een mes bij mij. Ik ben toen de kamer aan de voorzijde van de woning binnen gegaan en heb de deur van de kamer dicht gedaan en geprobeerd dicht te houden. Vervolgens kwam een andere agent ook naar boven. Ik heb toen met een lucifer een doek aangestoken die in een fles met benzine zat. Ik heb de brandende fles met benzine toen naar buiten gegooid. Vervolgens ben ik aan de achterzijde van de woning het plat dak op gegaan.
Overwegingen van het hof
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1A subsidiair, 1B meer subsidiair, 1C meer subsidiair, 1D meer subsidiair, 1E meer subsidiair, 1F primair, 1G meer subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De advocaat-generaal heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat voor wat betreft de jegens [betrokkene 1] gepleegde handelingen (feit 1A) sprake is van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad en dat voor wat betreft de jegens verbalisant [betrokkene 6] gepleegde handelingen (feit 1F) sprake is van poging tot moord. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat, anders dan door de rechtbank is beslist, bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich jegens verbalisant [betrokkene 7] heeft schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling door in de richting van het hoofd van [betrokkene 7] te schoppen terwijl deze op de trap stond. Voor wat betreft de overige ten laste gelegde feiten heeft de advocaat-generaal zich achter de bewezenverklaring van de rechtbank geschaard.
De verdediging heeft ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de onder 1A tot en met 1G ten laste gelegde feiten heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad en voorts dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich jegens de in de tenlastelegging genoemde personen heeft schuldig gemaakt aan poging tot moord/doodslag dan wel poging tot zware mishandeling dan wel bedreiging. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaring van verbalisant [betrokkene 7] niet overeenkomt met de verklaring van de verdachte en dat op basis van deze verklaringen niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Voorts heeft de verdediging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit aangevoerd dat, mocht worden aangenomen dat [betrokkene 7] als gevolg van de schoppende beweging van de trap had kunnen vallen, er geen aanmerkelijke kans bestond dat [betrokkene 7] als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zou bekomen, laat staat dat de verdachte zich van deze aanmerkelijke kans bewust is geweest. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat onduidelijk is met welk mes de verdachte verbalisanten [betrokkene 7] zou hebben bedreigd. Voorts heeft de verdediging ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit aangevoerd dat [betrokkene 7] zich door het tonen van het kleine klapmes niet bedreigd heeft kunnen voelen nu [betrokkene 7] een gewapende politieambtenaar was en op ruime afstand van de verdachte stond. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte zich met een legale handboog met pijlen op zijn eigen terrein bevond en dat op de video-opnamen van het incident is te zien dat hij de handboog niet heeft aangespannen en geen pijl op de boog heeft gelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van de ten laste gelegde voorbedachte raad.
Met de advocaat-generaal stelt het hof vast dat de verdachte in de aanloop naar de gebeurtenissen op 21 juni 2012 voorbereidingen heeft getroffen in verband met een eventuele confrontatie met de gemeente en de politie zoals het prepareren van zogenaamde molotovcocktails, het klaarzetten van een handboog en pijlen en het informeren van de media over de actie die aanstaande was. Voorts heeft de verdachte voorafgaand aan de actie op 21 juni 2012 in de richting van de gemeente en de politie bedreigingen geuit. Hoewel voornoemde gedragingen van de verdachte een aanwijzing kunnen vormen dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad, sluit het hof in het onderhavige geval niet uit dat de verdachte tijdens de actie bij zijn woning op 21 juni 2012 toch heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Uit het dossier volgt dat de verdachte op de dag voor het incident van de gemeente het (definitieve) bericht heeft gekregen dat de volgende dag het hekwerk voor zijn woning zou worden verwijderd. Het hof houdt het voor mogelijk dat dit bericht bij de verdachte heeft geleid tot een gemoedsopwelling, welke gemoedsopwelling heeft voortgeduurd tot tijdens de gebeurtenissen bij de woning van de verdachte op 21 juni 2012. Naar het oordeel van het hof kunnen de door de verdachte getroffen voorbereidingshandelingen dan ook in het kader van deze gemoedsopwelling worden gezien. Daaraan doet niet af dat tussen het bericht van de gemeente en de daadwerkelijk actie bij de woning enige tijd is verstreken. Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van een voorgenomen daad, doch niet gebleken is dat de verdachte ook daadwerkelijk van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt. In hetgeen door de advocaat-generaal is aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Mitsdien acht het hof niet bewezen dat de verdachte op enig moment tijdens de gebeurtenissen bij zijn woning op 21 juni 2012 heeft gehandeld met voorbedachte raad en zal verdachte in zoverre van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het hof zal hierna, mede aan de hand van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, per ten laste gelegde feit bespreken hoe de door de verdachte jegens de in de tenlastelegging genoemde personen verrichte handelingen juridisch moeten worden geduid.
Ten aanzien van feit 1A ([betrokkene 1]).
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte, nadat [betrokkene 1] en zijn collega van het bergingsbedrijf waren begonnen met het demonteren van het hekwerk, op korte afstand van [betrokkene 1] met een zwaaiende beweging vanuit een fles brandende benzine in de richting van [betrokkene 1] heeft gegooid waardoor brandende benzine op de arm, broek en T-shirt van [betrokkene 1] is terechtgekomen.
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte heeft getracht om [betrokkene 1] opzettelijk van het leven te beroven nu er, gelet op de hoeveelheid brandende benzine die blijkens de video-opnamen door de verdachte naar [betrokkene 1] is gegooid en de omstandigheid dat de vlammen snel door [betrokkene 1] konden worden gedoofd, geen aanmerkelijke kans bestond dat [betrokkene 1] als gevolg van verdachtes handelen zodanig letsel zou oplopen dat hij daardoor zou kunnen komen te overlijden. Mitsdien zal verdachte van het onder 1A primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Wel bestond er naar het oordeel van het hof een aanmerkelijke kans dat [betrokkene 1] als gevolg van verdachtes handelen zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. De kans dat een persoon van wie de ontblote huid en kleding in aanraking komt met een brandende vloeistof of vuur als gevolg daarvan ernstige brandwonden met veel pijn en mogelijk ontsierende littekens oploopt is naar het oordeel van het hof naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte – het van korte afstand met een fles met daarin brandende benzine zwaaien in de richting van [betrokkene 1] teneinde kennelijk te voorkomen dat met de verwijdering van het hekwerk zou worden voortgegaan – leidt het hof af dat de verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. Mitsdien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich jegens [betrokkene 1] heeft schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling, zoals onder 1A subsidiair is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 1B ([betrokkene 2]).
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat op het moment dat de verdachte brandende benzine naar [betrokkene 1] gooide, verbalisant [betrokkene 2] in de nabijheid van [betrokkene 1] stond.
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte heeft getracht om [betrokkene 2] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen nu uit de video-opnamen van het incident volgt dat [betrokkene 2] niet zodanig in de nabijheid van [betrokkene 1] stond dat er een aanmerkelijke kans bestond dat hij als gevolg van verdachtes handelen door de brandende benzine zou worden geraakt. Mitsdien zal verdachte van het onder 1B primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Wel kon naar het oordeel van het hof als gevolg van verdachtes handelen – het gooien van brandende benzine naar een persoon in de nabijheid van [betrokkene 2] – bij [betrokkene 2] de redelijke vrees ontstaan dat hij als gevolg van brandwonden zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Door in de nabijheid van andere personen brandende benzine te gooien teneinde kennelijk te voorkomen dat met de verwijdering van het hekwerk zou worden voortgegaan heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij omstanders die in de directe nabijheid stonden vrees voor het oplopen van zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Mitsdien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich jegens [betrokkene 2] heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, zoals onder 1B meer subsidiair is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 1C ([betrokkene 3]).
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte vanuit een raam op de eerste verdieping van de woning boven de voordeur brandende benzine naar beneden op de grond voor de geopende voordeur heeft gegooid, terwijl verbalisant [betrokkene 3] zich op dat moment in de hal achter de voordeur op korte afstand van die voordeur bevond.
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte heeft getracht om [betrokkene 3] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen nu uit de verklaring van [betrokkene 3] volgt dat hij zich niet zodanig dicht bij de deuropening heeft gestaan dat er een aanmerkelijke kans bestond dat hij als gevolg van verdachtes handelen door de brandende benzine zou worden geraakt of door het vuur bij de voordeur gewond zou raken. Mitsdien zal verdachte van het onder 1C primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Wel kon naar het oordeel van het hof als gevolg van verdachtes handelen – het op de grond voor de woning gooien van brandende benzine terwijl [betrokkene 3] zich op dat moment in de woning op korte afstand van die plek bevond – bij [betrokkene 3] de redelijke vrees ontstaan dat hij als gevolg van brandwonden zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de verdachte zich reeds op een eerder tijdstip die dag op gewelddadige wijze tegen de verwijdering van het hekwerk had verzet, waarbij de verdachte onder meer brandende benzine op het lichaam van een medewerker van het bergingsbedrijf had gegooid, van welke omstandigheid ook [betrokkene 3] op de hoogte was. Gelet op de omstandigheid dat de actie bij de woning van de verdachte reeds enige tijd gaande was en daarbij meerdere personen betrokken waren, kan het naar oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van andere personen in of in de directe nabijheid van de woning op het moment dat hij de brandende benzine uit het raam boven de voordeur naar beneden gooide. Dit geldt des te meer nu een aantal politieambtenaren kort daarvoor nog doende was om zich met geweld toegang tot de woning van de verdachte te verschaffen. Door desondanks brandende benzine vanuit een raam boven de voordeur naar beneneden te gooien heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij personen die in de directe nabijheid aanwezig waren vrees voor het oplopen van zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Mitsdien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich jegens [betrokkene 3] heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, zoals onder 1C meer subsidiair is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 1D ([betrokkene 4]).
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte vanuit een raam op de eerste verdieping van de woning met een zwaaiende beweging een brandende molotovcocktail in de richting van verbalisant [betrokkene 4] heeft gegooid die – gezien vanaf de straat voor de woning van verdachte – op dat moment rechts voor de woning in de voortuin stond.
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte heeft getracht om [betrokkene 4] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen nu uit de video-opnamen van het incident volgt dat de molotovcocktail op zodanige afstand van [betrokkene 4] op de grond is terechtgekomen dat er geen aanmerkelijke kans bestond dat [betrokkene 4] als gevolg van verdachtes handelen door de brandende benzine zou worden geraakt of door het vuur uit de fles gewond zou raken. Mitsdien zal verdachte van het onder 1D primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Wel kon naar het oordeel van het hof als gevolg van verdachtes handelen – het met een zwaaiende beweging in de richting van [betrokkene 4] gooien van een brandende molotovcocktail – bij [betrokkene 4] de redelijke vrees ontstaan dat hij als gevolg van brandwonden zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de verdachte zich reeds op een eerder tijdstip die dag op gewelddadige wijze tegen de verwijdering van het hekwerk had verzet, waarbij de verdachte onder meer brandende benzine op het lichaam van een medewerker van het bergingsbedrijf had gegooid, van welke omstandigheid ook [betrokkene 4] op de hoogte was. Gelet op de omstandigheid dat de actie bij de woning van de verdachte reeds enige tijd gaande was en daarbij meerdere personen betrokken waren, kan het naar oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van andere personen in of in de directe nabijheid van de woning op het moment dat hij de brandende molotovcocktail weggooide. Dit geldt des te meer nu een aantal politieambtenaren kort daarvoor nog doende was om zich met geweld toegang tot de woning van de verdachte te verschaffen. Door desondanks met een zwaaiende beweging een brandende molotovcocktail in de voortuin van de woning te gooien heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij personen die in de directe nabijheid aanwezig waren vrees voor het oplopen van zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Mitsdien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich jegens [betrokkene 4] heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, zoals onder 1C meer subsidiair is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 1E ([betrokkene 5]).
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte vanuit een raam op de eerste verdieping van de woning boven de voordeur benzine naar beneden heeft gegooid of gespoten waarbij druppels op [betrokkene 5] zijn terechtgekomen. Kort daarna heeft de verdachte vanuit hetzelfde raam brandende benzine naar beneden op de grond voor de geopende voordeur heeft gegooid, terwijl [betrokkene 5] zich op dat moment op de trap in de hal achter de voordeur op korte afstand van de voordeur bevond.
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte heeft getracht om [betrokkene 5] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen nu uit de verklaring van [betrokkene 5] volgt dat hij zich niet zodanig dicht bij de deuropening heeft gestaan dat er een aanmerkelijke kans bestond dat hij als gevolg van verdachtes handelen door de brandende benzine zou worden geraakt of door het vuur bij de voordeur gewond zou raken. De omstandigheid dat [betrokkene 5] kort daarvoor benzine op zich had gekregen maakt dat niet anders nu uit de verklaring van [betrokkene 5] en de video-opnamen van het incident blijkt dat het slechts druppels betrof. Mitsdien zal verdachte van het onder 1E primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Wel kon naar het oordeel van het hof als gevolg van verdachtes handelen – het op [betrokkene 5] gooien dan wel spuiten van druppels benzine en het kort daarna op de grond voor de woning gooien van brandende benzine terwijl [betrokkene 5] zich op dat moment in de woning op korte afstand van die plek bevond – bij [betrokkene 5] de redelijke vrees ontstaan dat hij als gevolg van brandwonden zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de verdachte zich reeds op een eerder tijdstip die dag op gewelddadige wijze tegen de verwijdering van het hekwerk had verzet, waarbij de verdachte onder meer brandende benzine op het lichaam van een medewerker van het bergingsbedrijf had gegooid, van welke omstandigheid ook [betrokkene 5] op de hoogte was. Gelet op de omstandigheid dat de actie bij de woning van de verdachte reeds enige tijd gaande was en daarbij meerdere personen betrokken waren, kan het naar oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van andere personen in of in de directe nabijheid van de woning op het moment dat hij de brandende benzine uit het raam boven de voordeur naar beneden gooide. Dit geldt des te meer nu een aantal politieambtenaren kort daarvoor nog doende was om zich met geweld toegang tot de woning van de verdachte te verschaffen. Door desondanks brandende benzine vanuit een raam boven de voordeur naar beneneden te gooien heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij personen die in de directe nabijheid aanwezig waren vrees voor het oplopen van zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. Mitsdien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich jegens [betrokkene 5] heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, zoals onder 1E meer subsidiair is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 1F ([betrokkene 6]).
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte vanuit een raam op de eerste verdieping van de woning boven de voordeur vanuit een fles een aanzienlijke hoeveelheid benzine naar beneden gericht op verbalisant [betrokkene 6] heeft gespoten. De benzine is in de nek, op de rug en op een arm van [betrokkene 6] terechtgekomen. Kort daarna heeft de verdachte vanuit hetzelfde raam brandende benzine naar beneden op de grond voor de geopende voordeur heeft gegooid, terwijl [betrokkene 6] zich op dat moment onderaan op de trap in de hal achter de voordeur op korte afstand van de voordeur bevond. [betrokkene 6] heeft verklaard dat de vlammen naar binnen sloegen en dat het vuur tot op enkele centimeters van haar benen kwam.
Anders dan door de advocaat-generaal is betoogd acht het hof niet bewezen dat de verdachte heeft getracht om [betrokkene 6] opzettelijk van het leven te beroven nu er, mede gelet op de aanwezigheid van brandweer nabij de woning, geen aanmerkelijke kans bestond dat, indien het vuur bij de voordeur naar [betrokkene 6] zou zijn overgeslagen, zij als gevolg daarvan zodanig letsel zou oplopen dat zij daardoor zou kunnen komen te overlijden. Mitsdien zal verdachte van het onder 1F primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Wel bestond er naar het oordeel van het hof een aanmerkelijke kans dat het vuur bij de voordeur naar [betrokkene 6] zou overslaan en zij als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat [betrokkene 6] kort daarvoor een aanzienlijke hoeveelheid benzine over zich heen had gekregen waardoor er benzine op haar lichaam en kleding zat. Uit de verklaring van brandweerman [getuige] volgt dat dit het risico dat de kleding van [betrokkene 6] als gevolg van verdachtes handelen in brand zou gaan aanzienlijk heeft vergroot. De kans dat een persoon van wie de ontblote huid en kleding in aanraking komt met een brandende vloeistof of vuur als gevolg daarvan ernstige brandwonden met veel pijn en mogelijk ontsierende littekens oploopt is naar het oordeel van het hof naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Gelet op de omstandigheid dat de actie bij de woning van de verdachte reeds enige tijd gaande was en daarbij meerdere personen betrokken waren, kan het naar oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van andere personen in of in de directe nabijheid van de woning op het moment dat hij de brandende benzine uit het raam boven de voordeur naar beneden gooide. Dit geldt des te meer nu een aantal politieambtenaren kort daarvoor nog doende was om zich met geweld toegang tot de woning van de verdachte te verschaffen. Door desondanks brandende benzine vanuit een raam boven de voordeur naar beneneden te gooien terwijl verdachte kort daarvoor gericht een aanzienlijke hoeveelheid benzine op [betrokkene 6] had gespoten heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [betrokkene 6] als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Mitsdien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich jegens [betrokkene 6] heeft schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling, zoals onder 1F subsidiair is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 1G ([betrokkene 7]).
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte vanuit een raam op de eerste verdieping van de woning boven de voordeur brandende benzine naar beneden op de grond voor de geopende voordeur heeft gegooid, terwijl verbalisant [betrokkene 7] zich op dat moment op de trap in de hal achter de voordeur bevond.
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte heeft getracht om [betrokkene 7] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen nu uit de verklaring van [betrokkene 7] volgt dat hij zich niet zodanig dicht bij de deuropening heeft gestaan dat er een aanmerkelijke kans bestond dat hij als gevolg van verdachtes handelen door de brandende benzine zou worden geraakt of door het vuur bij de voordeur gewond zou raken. Mitsdien zal verdachte van het onder 1G primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Voorts is het hof van oordeel dat, gelet op de omstandigheid dat [betrokkene 7] zich op het moment dat de verdachte de brandende benzine naar beneden gooide nagenoeg bovenaan de trap en derhalve op redelijke afstand van de deuropening bevond terwijl onder hem op de trap nog twee andere politieambtenaren stonden ([betrokkene 5] en [betrokkene 6]), bij [betrokkene 7] niet de redelijke vrees kon ontstaan dat hij als gevolg van verdachtes handelen brandenwonden zou oplopen ten gevolge hij zou kunnen overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen bekomen. Mitsdien zal verdachte eveneens van het onder 1G meer subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte op de trap in de woning met kracht een schoppende beweging heeft gemaakt in de richting van het hoofd van verbalisant [betrokkene 7] die op dat moment onder hem op de trap stond. Volgens de verklaring van [betrokkene 7] was deze schop van de verdachte gericht op zijn hoofd en heeft hij deze moeten ontwijken om niet geraakt te worden door met zijn lichaam naar achteren te bewegen. Tijdens de verplaatste terechtzitting van het hof in de woning van de verdachte heeft [betrokkene 7] getoond op welke positie hij zich op de trap bevond toen de verdachte de schoppende beweging maakte en op welke wijze de verdachte heeft geschopt. Het hof heeft daarbij waargenomen dat het bij de wijze waarop [betrokkene 7] de schoppende beweging heeft getoond mogelijk is dat [betrokkene 7] door de schoppende beweging van de verdachte zou worden geraakt. Het hof ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de verklaring van [betrokkene 7] en hetgeen hij bij de verplaatste terechtzitting in de woning van verdachte heeft getoond te twijfelen.
Naar het oordeel van het hof bestond er een aanmerkelijke kans dat [betrokkene 7] als gevolg van verdachtes handelen – het met kracht maken van een schoppende beweging naar het hoofd van [betrokkene 7] die zich op dat moment onder de verdachte op de trap bevond, welke schoppende beweging [betrokkene 7] heeft moeten ontwijken om niet te worden geraakt – van de trap zou vallen en daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De kans dat een persoon als gevolg van een krachtige schop tegen zijn hoofd zwaar lichamelijk letsel bekomt dan wel ten gevolge daarvan van de trap valt en door die schop en die val zwaar lichamelijk letsel bekomt is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Ook verdachte moet hiervan op de hoogte zijn geweest. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte – het maken van een trappende beweging in de richting van het hoofd van een ander teneinde daarmee kennelijk te voorkomen dat die ander verder omhoog de trap zou opkomen – leidt het hof af dat de verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. Mitsdien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich jegens [betrokkene 7] heeft schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling, zoals onder 2 is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 3.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte op de trap in de woning een mes aan [betrokkene 7] heeft getoond en in de richting van [betrokkene 7] heeft gehouden. Uit de verklaring van [betrokkene 7] volgt dat de verdachte op dat moment op een afstand van ongeveer één meter van hem vandaan stond en dat hij nauwelijks bewegingsruimte had om het mes te kunnen ontwijken als daarmee door de verdachte zou worden gestoken.
De verklaring van [betrokkene 7] over het incident op de trap met het mes vindt bevestiging in de verklaring van de verdachte voor zover inhoudende dat hij een mes bij zich had toen hij op de trap stond. De verklaring van [betrokkene 7] vindt voorts bevestiging in het relaas van meerdere politieambtenaren ter plaatse die hebben verklaard dat zij [betrokkene 7] op enig moment vanuit de woning hoorden roepen “laat vallen dat wapen” (dan wel woorden van gelijke strekking), waarna zij de voordeur van de woning hebben ingetrapt en zagen dat de verdachte en [betrokkene 7] op de trap stonden. Bovendien heeft verbalisant [betrokkene 5] op dat moment bij de verdachte een mes in zijn hand waargenomen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om aan de juistheid van de verklaring van [betrokkene 7] over het incident op de trap met het mes te twijfelen.
Naar het oordeel van het hof heeft als gevolg van verdachtes handelen – het op een trap op korte afstand van [betrokkene 7] tonen en in de richting van [betrokkene 7] houden van een mes terwijl [betrokkene 7] op dat moment geen bewegingsruimte had – bij [betrokkene 7] de redelijke vrees kunnen ontstaan dat hij door de verdachte van het leven zou worden beroofd. Dat [betrokkene 7] een gewapende politieambtenaar was maakt dat niet anders. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de verdachte zich reeds op een eerder tijdstip die dag op gewelddadige wijze tegen de verwijdering van het hekwerk had verzet, waarbij de verdachte onder meer met brandende benzine en een brandende molotovcocktail had gegooid, van welke omstandigheid ook [betrokkene 7] op de hoogte was. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte leidt het hof bovendien af dat de verdachte door het tonen en in de richting van [betrokkene 7] houden van het mes minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat als gevolg daarvan bij [betrokkene 7] vrees voor verlies van zijn leven zou ontstaan. Mitsdien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich jegens [betrokkene 7] heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zoals onder 3 is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 4.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte aan de verbalisanten [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6] en [betrokkene 7] en aan gemeentemedewerker [betrokkene 8] een handboog en pijlen heeft getoond door daarmee voor het geopende raam op de bovenverdieping van de woning te staan en later op het platte dak van de aanbouw heen en weer te lopen. Daarbij heeft de verdachte zich ook op verbaal agressieve wijze tegen de omstanders gericht. Op de video-opname heeft het hof waargenomen dat de handboog gespannen was in die zin dat de handboog was voorzien van een koord dat tussen de boven- en de onderzijde van de boog was gespannen.
Naar het oordeel van het hof heeft als gevolg van verdachtes handelen – het tonen van een gespannen handboog en pijlen en het daarbij op verbaal agressieve wijze in de richting van de omstander uiten – bij voornoemde personen de redelijke vrees kunnen ontstaan dat zij door de verdachte van het leven zou worden beroofd. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de verdachte zich reeds op een eerder tijdstip die dag op gewelddadige wijze tegen de verwijdering van het hekwerk had verzet, waarbij de verdachte onder meer met brandende benzine en een brandende molotovcocktail had gegooid, van welke omstandigheid ook voornoemde personen op de hoogte waren. Hieraan doet niet af dat niet alle van voornoemde personen expliciet hebben verklaard dat zij zich door het handelen van de verdachte bedreigd hebben gevoeld. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte leidt het hof bovendien af dat de verdachte door het tonen van de gespannen handboog en pijlen minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat als gevolg daarvan bij omstanders vrees voor verlies van hun leven zou ontstaan. Dat een handboog een legaal wapen betreft en de verdachte zich op zijn eigen terrein bevond maakt al het voorgaande niet anders. Mitsdien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich jegens [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7] en [betrokkene 8] heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zoals onder 4 is ten laste gelegd.
Evenals de rechtbank acht het hof niet bewezen dat de verdachte ook [betrokkene 1] heeft bedreigd nu uit de verklaring van [betrokkene 1] volgt dat hij zich op het moment dat de verdachte met de gespannen handboog en pijlen verscheen reeds op geruime afstand van de woning van de verdachte bevond. Mitsdien zal verdachte in zoverre van het onder 4 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor bij de bewijsmiddelen weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, en hetgeen hiervoor bij de ‘Overwegingen van het hof’ is overwogen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1A subsidiair, 1B meer subsidiair, 1C meer subsidiair, 1D meer subsidiair, 1E meer subsidiair, 1F subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1A.
hij op 21 juni 2012 te Haelen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet brandende benzine tegen het lichaam van voornoemde [betrokkene 1] heeft gegooid ten gevolge waarvan een arm en het T‑shirt en de broek van [betrokkene 1] vlam hebben gevat, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1B.
hij op 21 juni 2012 te Haelen [betrokkene 2] (brigadier van politie) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend brandende benzine in de richting van voornoemde [betrokkene 2] gegooid;
1C.
hij op 21 juni 2012 te Haelen [betrokkene 3] (wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, gedetacheerd bij de regiopolitie Limburg-Noord) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend brandende benzine op de grond voor het huis gegooid terwijl voornoemde [betrokkene 3] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond;
1D.
hij op 21 juni 2012 te Haelen [betrokkene 4] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een brandende zogenaamde “molotovcocktail” (zijnde een fles met daarin benzine met daarin een doek) in de richting van voornoemde [betrokkene 4] gegooid;
1E.
hij op 21 juni 2012 te Haelen [betrokkene 5] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend benzine tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 5] gegooid en/of gespoten en brandende benzine op de grond voor het huis gegooid terwijl voornoemde [betrokkene 5] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond;
1F.
hij op 21 juni 2012 te Haelen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 6] (hoofdagent van politie) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet benzine tegen het lichaam en tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 6] heeft gespoten en brandende benzine op de grond voor het huis gegooid, terwijl voornoemde [betrokkene 6] zich op dat moment in het huis op korte afstand van die plek bevond (terwijl verdachte net van te voren benzine tegen het lichaam en tegen de kleding van voornoemde [betrokkene 6] had gespoten), gedurende de rechtmatige uitoefening van de bediening van voornoemde [betrokkene 6], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 21 juni 2012 te Haelen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 7] (inspecteur van politie Limburg-Noord) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet in de richting van het hoofd van voornoemde [betrokkene 7] heeft geschopt terwijl [betrokkene 7] zich op dat moment op een trap bevond, gedurende de rechtmatige uitoefening van de bediening van voornoemde [betrokkene 7], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 21 juni 2012 te Haelen [betrokkene 7] (inspecteur van politie Limburg-Noord) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan voornoemde [betrokkene 7] getoond en in de richting van voornoemde [betrokkene 7] gehouden;
4.
hij op 21 juni 2012 te Haelen [betrokkene 2] (brigadier van politie) en [betrokkene 3] (wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, gedetacheerd bij de regiopolitie Limburg-Noord) en [betrokkene 4] (hoofdagent van politie) en [betrokkene 5] (hoofdagent van politie) en [betrokkene 6] (hoofdagent van politie) en [betrokkene 7] (inspecteur van politie) en [betrokkene 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (gespannen) handboog en pijlen aan voornoemde [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] en [betrokkene 5] en [betrokkene 6] en [betrokkene 7] en [betrokkene 8] getoond.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1A bewezen verklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Het onder 1B, 1C, 1D en 1E bewezen verklaarde levert telkens op:
Bedreiging met zware mishandeling.
Het onder 1F en 2 bewezen verklaarde levert telkens op:
Poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Het onder 3 ten laste gelegde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 4 ten laste gelegde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft betoogd dat sprake is geweest van psychische overmacht. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat, gelet op de voorgeschiedenis rondom het conflict met de bewoners van het naastgelegen woonwagenkamp en de rol van de gemeente en de politie daarbij, sprake was van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden toen de gemeente overging tot het verwijderen van het hekwerk bij de woning van de verdachte nu dit hekwerk de verdachte en zijn gezin nog enigszins een gevoel van veiligheid en rust gaf. Volgens de verdediging was de verdachte buiten zinnen. Ondanks dat de gemeente en de politie hiervan op de hoogte waren, hebben zij hun actie doorgezet. De verdediging heeft geconcludeerd dat de verdachte bijgevolg ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat een beroep op psychische overmacht kan worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Uit het dossier volgt dat de onderhavige zaak een lange voorgeschiedenis kent. Hoewel het hof het voorstelbaar acht dat de situatie waarin de verdachte verkeerde en de gebeurtenissen in de jaren voorafgaand aan 21 juni 2012 bij de verdachte hebben geleid tot oplopende spanningen, is het hof van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende aannemelijk is geworden dat de verdachte op de dag dat het hekwerk voor zijn woning van gemeentewege zou worden verwijderd, geestelijk in een zodanige toestand verkeerde dat hij niet anders kon of behoefde te handelen dan dat hij toen heeft gedaan. Uit de in het kader van de onderhavige zaak door psychiater H.E.M. van Beek en psycholoog J.J.M. van der Heijden verrichte onderzoeken26.volgt dat bij de verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en dat hij volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Verdachte moet dan ook hebben ingezien dat wat hij deed om verwijdering van hekwerk te voorkomen (het gooien met brandende benzine en/of een brandende molotovcocktail naar een betrokken medewerker van een door de gemeente ingeschakeld bergingsbedrijf en politieambtenaren, het op een trap schoppen naar het hoofd van een politieambtenaar en het dreigen met een mes naar die politieambtenaar die in de woning was om met verdachte over de situatie te spreken en het dreigen met een (gespannen) handboog en pijlen naar omstanders) volstrekt ongeoorloofd was en dat er andere (minder vergaande) mogelijkheden en middelen waren om zich tegen de verwijdering van het hekwerk te verzetten. Het handelen van de verdachte in de periode direct voorafgaand aan het incident (het prepareren van molotovcocktails, het klaarzetten van een handboog en pijlen en het informeren van de media over de actie die aanstaande was) duidt naar het oordeel van het hof meer op weloverwogen en planmatig handelen. Hieraan doet niet af dat, zoals hiervoor ten aanzien van de voorbedachte raad is overwogen, het hof het voor mogelijk houdt dat het bericht van de gemeente op de dag voorafgaand aan het incident dat het hekwerk de volgende dag zou worden verwijderd bij de verdachte heeft geleid tot een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De omstandigheid dat is gehandeld onder invloed van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling staat er echter niet aan in de weg dat bij dat handelen inzicht in het ongeoorloofde van dat handelen aanwezig was en dat voor de verdachte de mogelijkheid bestond om zijn bewezen verklaarde gedragingen te beëindigen. Psycholoog Van der Heijden heeft in dat verband op de terechtzitting van het hof verklaard27.dat naar zijn oordeel bij verdachte geen sprake was van een onweerstaanbare zucht tot zelfbehoud omdat de verdachte nog in staat was om zijn wil te bepalen en een afweging te maken over het wel of niet staken van zijn acties. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte op de dag van het incident het gevolg is geweest van een van buiten komende drang waaraan hij redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Het hof verwerpt mitsdien het beroep op psychische overmacht. Dat neemt niet weg dat het hof hierna bij de bepaling van de op te leggen straf uitdrukkelijk rekening zal houden met de bijzondere situatie waarin de verdachte destijds verkeerde.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof komt tot een veroordeling ter zake van drie gevallen van poging tot zware mishandeling, vijf gevallen van bedreiging met zware mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en nogmaals zeven gevallen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Toen een hekwerk bij de woning van de verdachte van gemeentewege zou worden verwijderd, heeft de verdachte zich daartegen met geweld verzet. Verdachte heeft daarbij onder meer brandende benzine en/of een brandende molotovcocktail naar een medewerker van een door de gemeente ingehuurd bergingsbedrijf en naar aanwezige politieagenten gegooid. Daarbij heeft een arm en de kleding van de betreffende medewerker van het bergingsbedrijf zelfs kortstondig in brand gestaan. Een van de politieagenten heeft een aanzienlijke hoeveelheid benzine over zich heen gespoten gekregen, waarna de verdachte in haar nabijheid brandende benzine op de grond heeft gegooid. De wetenschap dat zij benzine op haar lichaam en kleding had terwijl zij vlakbij open vuur was moet voor haar een uitermate angstige situatie zijn geweest. Voorts heeft de verdachte een politieagent, die in de woning van de verdachte was om daar met hem te spreken teneinde de situatie te de-escaleren, met een mes bedreigd en naar zijn hoofd geschopt. De politieagent, die op het moment van het schoppen door de verdachte op de trap stond, heeft deze schop ternauwernood kunnen ontwijken. Tot slot heeft de verdachte de aanwezige politieambtenaren en een medewerker van de gemeente bedreigd door een (gespannen) handboog en pijlen aan hen te tonen.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij, hoewel hij volgens zijn eigen zeggen met zijn handelen zijn eigen veiligheid en die van zijn gezin wilde beschermen, daarmee anderen die slechts hun werk uitvoerden in gevaar heeft gebracht. De meeste slachtoffers waren op geen enkele wijze persoonlijk betrokken bij het conflict tussen de verdachte en de gemeente. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaringen die zich in het dossier bevinden hebben de gebeurtenissen een grote impact op de slachtoffers gehad.
Anderzijds heeft het hof ook oog voor bij de verdachte bestaande frustraties die hij als gevolg van het optreden van de gemeente in de kwestie met het naastgelegen woonwagenkamp en het hekwerk bij zijn woning heeft ondervonden. Uit het dossier volgt dat de verdachte gedurende lange tijd veel hinder en overlast ondervindt van het woonwagenkamp dat op enig moment naast zijn woning is gevestigd. Verdachte heeft regelmatig juridische procedures gevoerd en andere legale wegen bewandeld om zijn recht te krijgen en zijn gezin een rustige en veilige woonomgeving te bieden. Het hof kan op basis van het dossier niet anders concluderen dan dat de gemeente in deze kwestie op meerdere momenten ernstig is tekort geschoten. Het hof acht het invoelbaar dat de verdachte zich door het optreden van de gemeente in de steek gelaten voelde. Hoewel dit alles het handelen van de verdachte op de dag van incident niet kan rechtvaardigen, kan het optreden van de verdachte op het moment dat de gemeente overging tot het verwijderen van het hekwerk niet los van deze context worden gezien. Het hof zal met deze omstandigheden dan ook uitdrukkelijk rekening houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Anders dan door de verdediging is betoogd ziet het hof geen aanleiding om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf nu daarmee onvoldoende recht zou worden gedaan aan de ernst van het bewezen verklaarde en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.
Naar het oordeel van het hof zou, gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden in beginsel als passend kunnen worden beschouwd. Gelet op de achtergrond van de zaak, zoals hiervoor uiteengezet, zal het hof aan de verdachte evenwel een aanzienlijk lagere straf opleggen en bepalen dat een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt namelijk enerzijds uitdrukking gegeven aan de ernst van de feiten en wordt anderzijds rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval. Bovendien wordt met een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor een kortere duur dan door de advocaat-generaal is gevorderd nu het hof, anders dan de advocaat-generaal bij de formulering van zijn strafeis tot uitgangspunt heeft genomen, niet bewezen acht dat de verdachte in het geval van [betrokkene 1] heeft gehandeld met voorbedachte raad en evenmin dat verdachte in het geval van [betrokkene 6] heeft gepoogd om deze [betrokkene 6] opzettelijk en met voorbedachte van het leven te beroven.
Een en ander in aanmerking genomen zal het hof de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
In hetgeen overigens door de verdediging is aangevoerd ziet het hof geen reden om de duur van de gevangenisstraf verder te matigen.
Vorderingen van de benadeelde partijen
[betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7] en [betrokkene 8] hebben zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het strafgeding gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingesteld bestaande uit immateriële schade. De vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 7] bedragen € 2.500,-. De vordering van de benadeelde partij [betrokkene 5] bedraagt € 3.500,-. De vordering van de benadeelde partij [betrokkene 6] bedraagt € 5.000,-. De vordering van de benadeelde partij [betrokkene 8] bedraagt € 650,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij vonnis waarvan beroep is de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 8] afgewezen en is ieder van de andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in zijn of haar vordering. Alle benadeelde partijen hebben zich binnen de grenzen van ieders oorspronkelijke vordering in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6] en [betrokkene 7].
Voor wat betreft de benadeelde partijen [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] acht het hof bewezen dat de verdachte zich jegens hen telkens heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling (voor wat betreft [betrokkene 2] bestaande uit het in zijn richting gooien van brandende benzine, voor wat betreft [betrokkene 3] bestaande uit het in zijn nabijheid op de grond gooien van brandende benzine, voor wat betreft [betrokkene 4] bestaande uit het in zijn richting gooien van een brandende molotovcocktail en voor wat betreft [betrokkene 5] bestaande het gooien en/of spuiten van benzine tegen zijn lichaam en/of kleding en het in zijn nabijheid op de grond gooien van brandende benzine) en aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (bestaande uit het tonen van een (gespannen) handboog en pijlen).
Voor wat betreft de benadeelde partij [betrokkene 6] acht het hof bewezen dat de verdachte zich jegens haar heeft schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling (bestaande uit het in nabijheid van [betrokkene 6] op de grond gooien van brandende benzine terwijl verdachte kort daarvoor benzine tegen haar lichaam en kleding had gespoten) en aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (bestaande uit het tonen van een (gespannen) handboog en pijlen).
Voor wat betreft de benadeelde partij [betrokkene 7] acht het hof bewezen dat de verdachte zich jegens hem heeft schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling (bestaande uit het naar het hoofd van [betrokkene 7] schoppen terwijl [betrokkene 7] zich op dat moment op een trap bevond) en aan twee gevallen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (bestaande uit het tonen en het in de richting van [betrokkene 7] houden van een mes en bestaande uit het tonen van een (gespannen) handboog en pijlen).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partijen [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6] en [betrokkene 7] als gevolg van voornoemd bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade hebben geleden. Voor wat betreft de benadeelde partijen [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5] en [betrokkene 7] is het hof van oordeel dat, gelet op het handelen van de verdachte en de gevolgen daarvan voor deze benadeelde partijen, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, een bedrag van € 500,- telkens als redelijk en billijk kan worden beschouwd. Voor wat betreft de benadeelde partij [betrokkene 6] is het hof van oordeel dat, gelet op het handelen van de verdachte en de gevolgen daarvan voor deze benadeelde partij, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, een bedrag van € 1.000,- als redelijk en billijk kan worden beschouwd. Verdachte is telkens tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vorderingen van deze benadeelde partijen in zoverre toewijsbaar zijn.
Voor het overige zal het hof de benadeelde partijen [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6] en [betrokkene 7] in hun vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. Het hof overweegt daartoe dat de benadeelde partijen in de onderbouwing van hun vordering ervan zijn uitgegaan dat de verdachte heeft gepoogd om hen van het leven te beroven terwijl het hof zulks niet bewezen acht. Voorts hebben de benadeelde partijen bij hun vordering betrokken de invloed van de media-aandacht en de omstandigheid dat zij zowel op hun werk als privé op hun optreden zijn aangesproken, hetgeen de vraag oproept in hoeverre dit aan de verdachte kan worden tegengeworpen. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat nader onderzoek nodig is naar het verband tussen het meer gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding en het bewezen verklaarde handelen van de verdachte, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
Het hof zal de verdachte verwijzen in de door de benadeelde partijen [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6] en [betrokkene 7] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Het hof begroot deze kosten tot op heden op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 8].
Voor wat betreft de benadeelde partij [betrokkene 8] acht het hof bewezen dat de verdachte zich jegens hem heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (bestaande uit het tonen van een (gespannen) handboog en pijlen).
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat de benadeelde partij [betrokkene 8] als gevolg van voornoemd bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Hoewel in juridische zin sprake is van bedreiging jegens [betrokkene 8], acht het hof het niet aannemelijk dat de handelingen van de verdachte naar objectieve maatstaven een zodanige impact op [betrokkene 8] hebben gehad dat hij daardoor enige immateriële schade heeft geleden. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte op een redelijke afstand van [betrokkene 8] stond en hij de handboog en de pijlen op geen enkel moment op [betrokkene 8] heeft gericht. Mitsdien zal het hof de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 8] afwijzen.
Het hof zal de benadeelde partij [betrokkene 8] verwijzen in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Het hof begroot deze kosten tot op heden op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte – ter meerdere zekerheid van de betaling van de schadevergoedingen aan de benadeelde partijen [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6] en [betrokkene 7] – telkens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht telkens aansprakelijk voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1A primair, 1B primair en subsidiair, 1C primair en subsidiair, 1D primair en subsidiair, 1E primair en subsidiair, 1F primair en 1G primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1A subsidiair, 1B meer subsidiair, 1C meer subsidiair, 1D meer subsidiair, 1E meer subsidiair, 1F subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 2] ter zake van het onder 1B en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [betrokkene 2] in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij in zoverre zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij [betrokkene 2] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [betrokkene 2] een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 3] ter zake van het onder 1C en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [betrokkene 3] in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij in zoverre zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij [betrokkene 3] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [betrokkene 3] een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 4] ter zake van het onder 1D en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [betrokkene 4] in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij in zoverre zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij [betrokkene 4] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [betrokkene 4] een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 5] ter zake van het onder 1E en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [betrokkene 5] in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij in zoverre zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij [betrokkene 5] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [betrokkene 5] een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 6] ter zake van het onder 1F en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [betrokkene 6] in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij [betrokkene 6] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [betrokkene 6] een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 7] ter zake van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [betrokkene 7] in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij in zoverre zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij [betrokkene 7] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [betrokkene 7] een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst af de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 8].
Verwijst de benadeelde partij [betrokkene 8] in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. K.J. van Dijk, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. O.A.J.M. Lavrijssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F. Gerritsen, griffier,
en op 19 maart 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. O.A.J.M. Lavrijssen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 19‑03‑2015
Zie over de aanleiding van de actie onder meer het ambtsedige proces-verbaal van bevindingen van 24 juni 2012 van verbalisant [betrokkene 2], dossierpagina’s 42 tot en met 48, het ambtsedige proces-verbaal van verhoor getuige van 22 juni 2012 inhoudende de verklaring van de getuige [betrokkene 1], en het ambtsedige proces-verbaal van aangifte van 3 juli 2012 inhoudende de verklaring van aangever [betrokkene 8], dossierpagina’s 149 tot en met 152.
Proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank van 8 januari 2013.
Proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 7 oktober 2014.
DVD met als opschrift ‘Beelden 3ML’ met daarop het digitale videobestand getiteld ‘2239.mp4_25.flv’.
DVD met als opschrift ‘Regio Politie Limburg Noord, Regionale Recherche, Bureau Digitale Expertise, Zaaknummer: 12-0253-001’ met daarop het digitale videobestand getiteld ‘asset-1340293565578795’.
Zie de verklaring van de getuige [medewerker 3ML], afgelegd op de terechtzitting van het hof van 7 oktober 2014, weergegeven in het proces-verbaal van die terechtzitting.
De video-opname heeft een totale duur van 12 minuten en 31 seconden.
DVD met als opschrift ‘Beelden 3ML’ met daarop het digitale videobestand getiteld ‘2239.mp4_25.flv’, afgespeeld op de terechtzitting van het hof van 7 oktober 2014.
De video-opname heeft een totale duur van 1 minuut en 23 seconden.
DVD met als opschrift ‘Regio Politie Limburg Noord, Regionale Recherche, Bureau Digitale Expertise, Zaaknummer: 12-0253-001’ met daarop het digitale videobestand getiteld ‘asset-1340293565578795’, afgespeeld op de terechtzitting van het hof van 7 oktober 2014.
Ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van 22 juni 2012 inhoudende de verklaring van de getuige [betrokkene 1], dossierpagina’s 49 tot en met 53.
Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 24 juni 2012 van verbalisant [betrokkene 2], dossierpagina’s 42 tot en met 48.
Proces-verbaal van bevindingen van 24 juni 2012 van verbalisant [betrokkene 3], dossierpagina’s 139 tot en 141.
Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 24 juni 2012 van verbalisant [betrokkene 4], dossierpagina’s 132 tot en met 135.
Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 24 juni 2012 van verbalisant [betrokkene 5], dossierpagina’s 115 tot en met 118.
Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 24 juni 2012 van verbalisant [betrokkene 6], dossierpagina’s 122 tot en met 125.
Ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige van 29 juni 2012 inhoudende de verklaring van de getuige [getuige], dossierpagina’s 62 tot en met 68.
Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2012 van verbalisant [betrokkene 7], dossierpagina’s 145 tot en met 147.
Proces-verbaal van de verplaatste en met gesloten deuren gehouden terechtzitting van het hof van 27 maart 2014 op de locatie [A-straat] te Haelen, inhoudende de verklaring van de getuige [betrokkene 7], weergegeven op pagina’s 8 tot en met 12 van het proces-verbaal.
Proces-verbaal van de verplaatste en met gesloten deuren gehouden terechtzitting van het hof van 27 maart 2014 op de locatie [A-straat] te Haelen, inhoudende de eigen waarneming van het hof, weergegeven op pagina’s 9 en 10 van het proces-verbaal.
Ambtsedig proces-verbaal van aangifte van 24 juni 2012 inhoudende de verklaring van aangever [betrokkene 7], dossierpagina’s 143 en 144.
Ambtsedig proces-verbaal van aangifte van 3 juli 2012 inhoudende de verklaring van aangever [betrokkene 8], dossierpagina’s 149 tot en met 152.
Proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank van 8 januari 2013, inhoudende de verklaring van de verdachte, weergegeven op pagina’s 1 en 2 van het proces-verbaal.
Proces-verbaal van de verplaatste en met gesloten deuren gehouden terechtzitting van het hof van 27 maart 2014 op de locatie [A-straat] te Haelen, inhoudende de verklaring van de verdachte, weergegeven op pagina’s 3 tot en met 7 van het proces-verbaal.
Zie het Pro Justitia rapport d.d. 2 september 2012 van psychiater H.E.M. van Beek en het Pro Justitia rapport d.d. 28 november 2013 van psycholoog J.J.M. van der Heijden.
Verklaring van deskundige J.J.M. van der Heijden, afgelegd op de terechtzitting van het hof van 5 maart 2015.
Uitspraak 21‑10‑2014
Inhoudsindicatie
Tussenarrest zaak hekwerk Haelen. Tijdens de beraadslaging in raadkamer is het hof tot het oordeel gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest en dat een psycholoog nader dient te worden gehoord.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001531-13
Uitspraak : 21 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's‑Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 2 april 2013 in de strafzaak met parketnummer 04-800125-12 tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van poging tot zware mishandeling (feit 1 subsidiair), vier gevallen van bedreiging met zware mishandeling en een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (feit 1 meer subsidiair), bedreiging met zware mishandeling (feit 3) en zeven gevallen van bedreiging met zware mishandeling (feit 4) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is de vordering van één benadeelde partij afgewezen en is ieder van de overige benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in zijn of haar vordering.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
verdachte zal vrijspreken van: feit 1A primair, feit 1B primair en subsidiair, feit 1C primair en subsidiair, feit 1D primair en subsidiair, feit 1E primair en subsidiair, feit 1G primair en subsidiair en feit 4 voor zover betrekking hebbende op [betrokkene 1];
bewezen zal verklaren:
- -
feit 1F primair (poging tot moord op [betrokkene 2]);
- -
feit 1A subsidiair (poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad jegens [betrokkene 1]);
- -
feit 1B meer subsidiair, feit 1C meer subsidiair, feit 1D meer subsidiair, feit 1E meer subsidiair en feit 1G meer subsidiair (telkens bedreiging met zware mishandeling, gepleegd jegens [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6] en [betrokkene 7]);
- -
feit 2 (poging tot zware mishandeling van een ambtenaar in functie, gepleegd jegens [betrokkene 7]);
- -
feit 3 (bedreiging met zware mishandeling, gepleegd jegens [betrokkene 7]);
- -
feit 4 (bedreiging met zware mishandeling, gepleegd jegens [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 2], [betrokkene 7] en [betrokkene 8]);
- -
verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest;
- -
de vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6] en [betrokkene 7] telkens zal toewijzen tot een bedrag van € 500,- en de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 2] tot een bedrag van € 1.000,-, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 8] zal afwijzen.
De verdediging heeft primair met een beroep op psychische overmacht betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft de verdediging het hof verzocht om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. Meer subsidiair heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Uiterst subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd en verzocht dat het hof in geen geval een hogere gevangenisstraf zal opleggen dan voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.
Heropening van het onderzoek
Door de verdediging is betoogd dat sprake is geweest van psychische overmacht. Tijdens de beraadslaging in raadkamer heeft het hof bij de beoordeling van dit verweer onder meer acht geslagen op de omtrent de persoon van verdachte opgemaakte psychiatrische en psychologische rapporten, waaronder het rapport van psycholoog J.J.M. van der Heijden d.d. 28 november 2013. Daarbij is het hof tot het oordeel gekomen dat, gelet op hetgeen door psycholoog Van der Heijden is gerapporteerd, het onderzoek niet volledig is geweest en dat psycholoog Van der Heijden nader over de in het rapport vastgelegde bevindingen en conclusies dient te worden gehoord. Mitsdien zal het hof het onderzoek heropenen teneinde psycholoog Van der Heijden op te roepen om op een nog nader te bepalen terechtzitting van het hof als deskundige te worden gehoord.
BESLISSING
Het hof:
Heropent het onderzoek.
Bepaalt dat het onderzoek op een nog nader te bepalen terechtzitting zal worden hervat.
Verzoekt dat de zaak ter appointering zal worden aangebracht bij de strafkamer onder voorzitterschap van mr. K.J. van Dijk (2e strafkamer).
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen de datum en het tijdstip van de nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de kennisgeving aan de raadsvrouw van de datum en het tijdstip van de nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping als deskundige van J.J.M. van der Heijden, psycholoog te ’s‑Hertogenbosch en geregistreerd in het Nederland Register Gerechtelijk Deskundigen onder nummer 1008.33, tegen de datum en het tijdstip van de nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de kennisgeving aan de benadeelde partijen van de datum en het tijdstip van de nog nader te bepalen terechtzitting.
Aldus gewezen door
mr. K.J. van Dijk, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. O.A.J.M. Lavrijssen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F. Gerritsen, griffier,
en op 21 oktober 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. K.J. van Dijk is buiten staat dit tussenarrest mede te ondertekenen.