Einde inhoudsopgave
RvdW 2011/1409
Onvoldoende bewijs dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat ander wederrechtelijk in Nederland verbleef.
HR 08-11-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8629
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 november 2011
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, W.F. Groos, C.H.W.M. Sterk
- Zaaknummer
09/05178
- Conclusie
A-G Aben
- LJN
BQ8629
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ8629, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑11‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ8629, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑06‑2011
Essentie
Onvoldoende bewijs dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat ander wederrechtelijk in Nederland verbleef.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage van 14 december 2009, nummer 22/002846-09, in de strafzaak tegen: [Verdachte]. Adv. mr. C.A. Lucardie, te 's‑Gravenhage.
Conclusie
Conclusie A-G mr. Aben:
1.
Het gerechtshof te 's‑Gravenhage heeft bij arrest van 14 december 2009 de verdachte ter zake van het ‘een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij ernstige reden heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is’ veroordeeld tot een taakstraf ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.