Einde inhoudsopgave
RvdW 2011/1388
Griffierecht. Niet-tijdige betaling griffierecht; ‘menselijke fout’; ‘hardheidsclausule’?; ontvankelijkheid cassatieberoep.
HR 04-11-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4182
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 november 2011
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
11/01154
- Conclusie
A-G Huydecoper
- LJN
BQ4182
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Bestuursprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ4182, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑11‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ4182, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑04‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑02‑2011
- Wetingang
Wgbz art. 3 lid 3; Rv art. 409a lid 2
Essentie
Griffierecht. Niet-tijdige betaling griffierecht; ‘menselijke fout’; ‘hardheidsclausule’?; ontvankelijkheid cassatieberoep.
Het door eiser verschuldigde griffierecht is niet voldaan binnen de door art. 3 lid 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken voorgeschreven termijn van vier weken. Dat brengt mee dat eiser o.g.v. art. 409a lid 2 Rv niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De omstandigheden die de advocaat van eiser heeft aangevoerd nopen niet tot het geheel of gedeeltelijk buiten toepassing laten van laatstgenoemde bepaling op de in art. 127a lid 3 Rv genoemde grond.
Samenvatting
In deze zaak heeft eiser tot cassatie het griffierecht eerst voldaan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.