NJB 2016/1839
Prejudiciële procedure. Beslag op eigendommen van vreemde staten. Hoge Raad: Het internationaal publiekrecht beperkt de uitvoerbaarheid in Nederland van zowel conservatoire als executoriale maatregelen in die zin dat dergelijke maatregelen zijn uitgesloten tenzij en voor zover sprake is van een geval als bedoeld in art. 19 onderdelen a-c VN-Verdrag. Eigendommen van vreemde staten zijn niet vatbaar voor beslag en executie tenzij en voor zover is vastgesteld dat deze een bestemming hebben die daarmee niet onverenigbaar is. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de vatbaarheid voor beslag en executie rusten op de schuldeiser. Ook indien de vreemde staat verstek laat gaan, zal de schuldeiser gegevens moeten aandragen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de goederen worden gebruikt of zijn bestemd voor andere dan publieke doeleinden
HR 30-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2236 (Morning Star)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 september 2016
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
16/01153
- Roepnaam
Morning Star
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2236, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑09‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:551, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑06‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑05‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑05‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑01‑2016
- Wetingang
(art. 18, 19 VN-Verdrag; art. 6 EVRM; art. 13a Wet AB; art. 438 lid 4 Rv; art. 3a leden 2, 6 en 7 Gerechtsdeurwaarderswet)
Essentie
Prejudiciële procedure. Beslag op eigendommen van vreemde staten. Hoge Raad: Het internationaal publiekrecht beperkt de uitvoerbaarheid in Nederland van zowel conservatoire als executoriale maatregelen in die zin dat dergelijke maatregelen zijn uitgesloten tenzij en voor zover sprake is van een geval als bedoeld in art. 19 onderdelen a-c VN-Verdrag. Eigendommen van vreemde staten zijn niet vatbaar voor beslag en executie tenzij en voor zover is vastgesteld dat deze een bestemming hebben die daarmee niet onverenigbaar is. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de vatbaarheid voor beslag en executie rusten op de schuldeiser. Ook indien de vreemde staat verstek ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.