20.3.4 De partijen bij een overeenkomst tot het verrichten van transacties voor gemeenschappelijke rekening en de fiscale eenheid

Partijen die een overeenkomst tot verrichten van transacties voor gemeenschappelijke rekening sluiten, kunnen zodanig met elkaar verweven zijn, dat zij als één belastingplichtige in de zin van art. 11 Btw-richtlijn (ex art. 4 lid 4 Zesde richtlijn, vgl. art. 7 lid 4 Wet OB) zijn aan te merken. Noodzakelijk is dit echter niet. Er bestaat geen noodzakelijk verband tussen de overeenkomst tot het verrichten van transacties voor gemeenschappelijke rekening en het voldoen aan de verwevenheidseisen van art. 11 Btw-richtlijn (ex art. 4 lid 4 Zesde richtlijn, vgl. art. 7 lid 4 Wet OB).

Wanneer belastingplichtigen tezamen als één belastingplichtige zijn aangemerkt, is daarmee het bestaan van een overeenkomst tot verrichten van transacties voor gemeenschappelijke rekening voor de heffing van btw in ieder geval niet meer relevant. Opgemerkt zij dat voor andere doeleinden dan fiscale, btw-technische doeleinden het opstellen van een overeenkomst tot verrichten van transacties voor gemeenschappelijke rekening nog wél betekenis kan hebben.