Hof Den Haag, 20-12-2017, nr. 22-003351-16
ECLI:NL:GHDHA:2017:3702
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
20-12-2017
- Zaaknummer
22-003351-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:3702, Uitspraak, Hof Den Haag, 20‑12‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1135, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Gst. 2019/168 met annotatie van E. Sikkema
Uitspraak 20‑12‑2017
Inhoudsindicatie
art. 272 sr. Schending geheimplicht / 363 sr. omkoping / Z 3 van de Kieswet. Oud-wethouder neemt gedurende een periode giften van een bevriende projectontwikkelaar (medeverdachte) en van een drietal andere lokale ondernemers aan, waaronder luxe reizen naar onder andere buitenlandse voetbalwedstrijden en naar vastgoedbeurzen. Ook zijn er donaties gedaan aan een vennootschap waarbij de oud-wethouder betrokken was. De oud-wethouder zich heeft laten omkopen, omdat hij door het vragen en aannemen van die giften niet meer voldoende onafhankelijk kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot die ondernemers. Ook heeft de oud-wethouder vertrouwelijke informatie uit de sollicitatieprocedure voor een nieuwe burgemeester gelekt en is hij met volmachten bij verkiezingen in strijd met de regels omgegaan.
Partij(en)
Rolnummer: 22-003351-16
Parketnummer: 10-964013-12
Datum uitspraak: 20 december 2017
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 juli 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945,
[adres].
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van dit hof op 9, 16 maart en 7, 8, 14, 20, 28, 30 november en 6 en 15 december 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
2. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 en 7 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
3. Geldigheid inleidende dagvaarding
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat ter zake van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde de dagvaarding te weinig concreet is. In de tenlastelegging is het woord ‘gebruiken’ niet uitgewerkt en daardoor is niet duidelijk gemaakt om welke geschriften het gaat, waardoor de dagvaarding op dit onderdeel als obscuur libel dient te worden beschouwd, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Het hof begrijpt de raadsvrouw aldus dat zij bedoelt dat de inleidende dagvaarding ter zake van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde nietig dient te worden verklaard.
Het hof overweegt hiertoe het navolgende.
Het hof is van oordeel dat gelet op de inhoud van het procesdossier en het geheel van de onder 2 ten laste gelegde feiten, in onderling samenhang bezien, de verdachte in staat moet worden geacht de tekst daarvan te kunnen begrijpen. Meer in het bijzonder heeft de verdachte gedurende zijn verhoren bij de Rijksrecherche, ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep blijk gegeven van zijn begrip van het onder 2 ten laste gelegde. De geschriften waar de tenlastelegging op ziet (een volmachtbewijs op de achterkant van een stempas en een verzoek om bij volmacht te mogen stemmen) zijn naar het oordeel van het hof voldoende concreet omschreven. Daar komt bij dat gelet op de geldende jurisprudentie in een tenlastelegging ter zake van artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) het bestanddeel ‘gebruiken’ niet nader behoeft te worden omschreven.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
4. Bevoegdheid
De raadsvrouw van de verdachte heeft voorts ter zake van het onder 1 (burgemeestersbenoeming), 3 (stempas van [persoon 1]) en ter zake van feit 5 (reclamezuil met billboard met de afbeelding van [persoon 2]) bepleit dat het hof niet bevoegd is kennis te nemen van deze beschuldigingen. Daartoe heeft zij naar voren gebracht - zakelijk weergegeven – dat ter zake van de burgemeesters benoeming sprake is van een verdenking van een ambtsmisdrijf dat de verdachte heeft gepleegd als lid van de Staten-Generaal, nu de verdachte in de periode waarin hij lid was van Eerste Kamer der Staten-Generaal, informatie heeft verstrekt gebruikmakend van een telefoontoestel van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. De verdachte heeft aldus gebruik gemaakt van een middel hem door het ambt van Eerste Kamerlid te beschikking gesteld. Met betrekking tot de stempas en de reclamezuil is het, aldus de raadsvrouw, volstrekt duidelijk dat er sprake is van een verdenking van een ambtsmisdrijf in de hoedanigheid van senator. Deze zaken hebben immers geen enkele connectie met de verdachte als wethouder van de stad Roermond.
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte de ambtelijke corruptiefeiten op de dagvaarding in zijn hoedanigheid van ambtenaar en wethouder van de gemeente Roermond heeft gepleegd, zodat het hof bevoegd is van deze feiten kennis te nemen en daarover een oordeel te geven.
Het hof overweegt hiertoe het navolgende.
De Grondwet (hierna: Gw.) bepaalt in artikel 119 onder andere dat de leden van de Staten Generaal wegens ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen in die betrekking gepleegd ook na hun aftreden terechtstaan voor de Hoge Raad der Nederlanden.
Artikel 76, tweede lid van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (hierna: Wet RO) bepaalt dat onder ambtsmisdrijven begrepen zijn: strafbare feiten begaan onder een van de verzwarende omstandigheden omschreven in artikel 44 van het Sr. Daarin wordt als verzwarende omstandigheid opgenomen: “gebruik maken van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.”
Het hof is van oordeel dat de vraag naar de bevoegdheid van de rechter moet worden beantwoord op de grondslag van de tenlastelegging (artikel 348 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)). Blijkens de tenlastelegging ter zake van bovengenoemde feiten vervolgt het Openbaar Ministerie de verdachte niet voor enig feit ter zake waarvan de Hoge Raad der Nederlanden op grond van artikel 119 Gw, 76 Wet RO juncto artikel 44 Sr bevoegd is kennis te nemen, nu ter zake van het onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde, niet is opgenomen dat de feiten zijn gepleegd door de verdachte als lid van de Eerste Kamer en ook niet de volgende passage:
“terwijl hij door het begaan van het strafbaar feit een bijzondere ambtsplicht heeft geschonden of bij het begaan van een strafbaar feit gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken”
(vgl. Hoge Raad 8 december 1998, NJ 1999, 224).
Gelet op het vorenoverwogene is het hof bevoegd tot kennisneming van de feiten onder 1 (burgemeestersbenoeming), 3 (stempas van [persoon 1]) en ter zake van feit 5 (reclamezuil met billboard met de afbeelding van [persoon 2]).
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
5. Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
(zaaksdossier 01)
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2012 tot en met 27 september 2012 te Roermond en/of [gemeente 1], althans in Nederland,
een ambtenaar, te weten [medeverdachte 3] (burgemeester van de gemeente [gemeente 1]),
(een) gift(en) en/of (een) belofte(n) heeft gedaan en/of (een) dienst(en) heeft verleend en/of aangeboden, te weten
- -
een overzicht(je) van/over veiligheid en/of (informatie over) vragen en/of een toelichting en/of (gewenste) antwoorden op vragen die gesteld zouden worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond en/of
- -
(geheime) informatie over (de uitkomst(en) van) de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie,
althans enige gift en/of belofte en/of dienst,
(1o) (telkens) met het oogmerk om die [medeverdachte 3] te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht iets te doen en/of na te laten, te weten
- -
het anders dan om zakelijke redenen begunstigen van hem, verdachte en/of
- -
het geven van een voorkeursbehandeling aan hem, verdachte en/of
- -
het laten ontstaan en/of onderhouden van een zodanige relatie tussen hem, verdachte en die [medeverdachte 3] dat die [medeverdachte 3] tegenover hem, verdachte, niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of zo onbeïnvloedbaar en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot verdachte als in het geval dat die [medeverdachte 3] die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) niet had aangenomen
en/of
(2o) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door die [medeverdachte 3] in zijn huidige en/of vroegere bediening. als burgemeester van de gemeente [gemeente 1], in strijd met zijn plicht is gedaan en/of nagelaten, te weten
- -
het anders dan om zakelijke redenen begunstigen van hem, verdachte en/of
- -
het geven van een voorkeursbehandeling aan hem, verdachte
- -
het verstrekken van informatie over (het eventuele lidmaatschap van de VVD van) één van de kandidaten voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond, te weten [persoon 3] en/of
- -
het voordragen van hem, verdachte, als gedeputeerde (van de provincie Limburg) en/of
- -
het (openlijk) steunen van die voordracht;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2012 tot en met 27 september 2012 te Roermond en/of [gemeente 1], althans in Nederland, enig geheim, waarvan hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij uit hoofde van ambt en/of beroep en/of wettelijk voorschrift, te weten
- -
artikel 61c van de Gemeentewet en/of
- -
(de bepalingen in) de Circulaire procedureregels bij burgemeestersbenoemingen en/of
- -
(de bepalingen in) de Circulaire benoeming, functioneringsgesprekken en herbenoeming burgemeester van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en/of
- -
(de bepalingen in) het besluit van de gemeenteraad van Roermond met betrekking tot de taak, samenstelling, werkwijze en geheimhouding van de vertrouwenscommissie (raadsbesluit 2012/035/03),
althans enig wettelijk voorschrift,
verplicht was dat geheim te bewaren, (telkens) opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij, verdachte, als wethouder van de gemeente Roermond en/of adviseur van de vertrouwenscommissie (voor de benoeming van de nieuwe burgemeester voor de gemeente Roermond)
aan [medeverdachte 3]
- -
een overzicht(je) van/over veiligheid verstrekt en/of
- -
(informatie over) vragen en/of een toelichting en/of (gewenste) antwoorden op vragen die gesteld zouden worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond verstrekt en/of
- -
informatie over (de uitkomst(en) van) de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie, verstrekt en/of
- -
het standpunt van een lid van de vertrouwenscommissie, te weten mevrouw [persoon 4], bekend gemaakt,
en/of
aan [persoon 5]
- -
(informatie over) vragen en/of een toelichting en/of (gewenste) antwoorden op vragen die gesteld zouden worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond verstrekt en/of
- -
informatie over de beoordeling (door een aantal leden van de vertrouwenscommissie) van zijn gesprek met de vertrouwenscommissie verstrekt en/of
- -
informatie over de (uitkomst(en) van) de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie verstrekt
en/of
aan (andere) derden (buiten de vertrouwenscommissie)
- -
de namen van één of meer sollicitanten voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond bekend gemaakt, te weten:
- -
de naam van [persoon 3] aan [persoon 6] en/of [medeverdachte 3], en/of
- -
de naam van [medeverdachte 3] aan [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of
- -
de naam van [persoon 5] aan [medeverdachte 3]en/of [persoon 8];
2.
(zaaksdossier 02)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot en met 12 september 2012 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer stempas(sen) en/of volmachtbewij(s)(zen) op naam van
- [ persoon 9] en/of
- [ persoon 10] (e.v. [persoon 9]) en/of
- [ persoon 11] en/of
- [ persoon 12] en/of;
- [ persoon 13] en/of
- [ persoon 14] en/of
- [ persoon 15] (e.v. [persoon 14]) en/of
- [ persoon 16] en/of
- [ persoon 17] en/of
- [ persoon 18] en/of
- [ persoon 19] en/of
- [ persoon 20] en/of
- [ persoon 21] (e.v. [persoon 20]) en/of
- [ persoon 22] (e.v. [persoon 21]) en/of
- een of meer ander(en)
en/of
één of meer volmachtbewij(s)(zen) op naam van
- [ persoon 23] en/of
- [ persoon 24] en/of
- [ persoon 25] en/of
- [ persoon 26] en/of
- [ persoon 27] en/of
- [ persoon 28] (e.v. [persoon 29]) en/of
- [ persoon 30] en/of
- [ persoon 31] en/of
- [ persoon 32] en/of
- [ persoon 33] en/of
- [ persoon 34] en/of
- [ persoon 35] en/of
- [ persoon 36] en/of
- [ persoon 37] en/of
- [ persoon 38] en/of
- [ persoon 39] (e.v. [persoon 40]) en/of
- één of meer ander(en)
(voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad op 3 maart 2010 en/of de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer op 9juni 2010 en/of voor de verkiezing van de leden van de provinciale staten van 2 maart 2011 en/of voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer van 12 september 2012)
voorhanden heeft gehad met het oogmerk om die stempas(sen) en/of dat/die volmachtbewij(s)(zen) wederrechtelijk te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, immers heeft/hebben hij en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) toen aldaar -zakelijk weergegeven–
A.
(telkens) (een) door die [persoon 9] en/of [persoon 10] (e.v. [persoon 9]) en/of [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] en/of [persoon 14] en/of [persoon 15] (e.v. [persoon 14]) en/of [persoon 16] en/of [persoon 17] en/of [persoon 18] en/of [persoon 19] en/of [persoon 20] en/of [persoon 21] (e.v. [persoon 20]) en/of [persoon 22] (e.v. [persoon 21]) en/of een of meer ander(en)
ondertekend(e) volmachtbewij(s)(zen) (op de achterzijde van (een) stempas(sen)) in ontvangst genomen, terwijl daarop nog niet de persoons- en adresgegevens van de persoon die namens de stempashouder de stem zou uitbrengen waren ingevuld, om vervolgens
- -
daarop de persoons- en adresgegevens van een door hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte(en) aangewezen persoon (als gemachtigde van de volmachtgever) in te vullen en/of
- -
(vervolgens) door deze door hem verdachte en/of zijn medeverdachte(n) aangewezen persoon dat/die volmachtbewij(s)(zen) te laten ondertekenen (als gevolmachtigde van de volmachtgever) en deze persoon (vervolgens) daarmee een stem te laten uitbrengen,
en/of
B.
(telkens) een of meer (middels een verzoek om bij volmacht te mogen stemmen verkregen) volmachtbewij(s)(zen) op naam van die [persoon 23] en/of [persoon 24] en/of [persoon 25] en/of [persoon 26] en/of [persoon 27] en/of [persoon 28] (e.v. [persoon 29]) en/of [persoon 30] en/of [persoon 31] en/of [persoon 32] en/of [persoon 33] en/of [persoon 34] en/of [persoon 35] en/of [persoon 36] en/of [persoon 37] en/of [persoon 38] en/of [persoon 39] (e.v. [persoon 40]) en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) terwijl het verzoek om bij volmacht te mogen stemmen niet op de voorgeschreven wijze en/of onvolledig door de volmachtgever was ingevuld en/of (vervolgens) met dat verkregen volmachtbewijs een stem uitgebracht en/of uit laten brengen;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot en met 12 september 2012 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- een volmachtbewijs (op de achterzijde van (een) stempas(sen)) en/of
- een verzoek(en) om bij volmacht te mogen stemmen
zijnde één of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (telkens) in strijd met de waarheid (telkens)
- op een volmachtbewijs (op de achterzijde van een stempas) waarop de volmachtgever na de tekst “Ik heb bovenstaande zelf volledig ingevuld” een handtekening heeft gezet, onder de tekst “Ik stem niet zelf, maar laat mijn stem uitbrengen door:” zijn verdachtes en/of zijn medeverdachte(s) naam, adres en woonplaats ingevuld en/of (vervolgens) dat volmachtbewijs (als ware hij/zij de gevolmachtigde van de volmachtgever) ondertekend
en/of
- op een door de volmachtgever (niet zijnde verdachte en/of zijn medeverdachte(n)) (reeds) ondertekend verzoek om bij volmacht te mogen stemmen, onder de tekst “ondergetekende wijst de volgende persoon als gemachtigde aan:” zijn verdachtes en/of zijn medeverdachte(s) naam, voornaam en verder voorletters, geboortedatum, adres, postcode en/of woonplaats ingevuld en/of (vervolgens) dat verzoek om bij volmacht te mogen stemmen (als ware hij/zij de gevolmachtigde van de volmachtgever) ondertekend,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
3.
(zaaksdossier 02)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot en met 12 september 2012 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, stelselmatig één of meer perso(o)n(en) te weten:
- [ persoon 9] en/of
- [ persoon 10] (e.v. [persoon 9]) en/of
- [ persoon 11] en/of
- [ persoon 12] en/of
- [ persoon 13] en/of
- [ persoon 14] en/of
- [ persoon 15] (e.v. [persoon 14]) en/of
- [ persoon 16] en/of
- [ persoon 17] en/of
- [ persoon 18] en/of
- [ persoon 19] en/of
- [ persoon 20] en/of
- [ persoon 21] (e.v. [persoon 20]) en/of
- [ persoon 22] (e.v. [persoon 21]) en/of
- [ persoon 41] en/of
- [ persoon 1] en/of
- [ persoon 43] en/of
- [ persoon 1] (e.v. [persoon 43]) en/of
- [ persoon 23] en/of
- [ persoon 24] en/of
- [ persoon 25] en/of
- [ persoon 26] en/of
- [ persoon 27] en/of
- [ persoon 42] (e.v. [persoon 29]) en/of
- [ persoon 30] en/of
- [ persoon 31] en/of
- [ persoon 32] en/of
- [ persoon 33] en/of
- [ persoon 34] en/of
- [ persoon 35] en/of
- [ persoon 36] en/of
- [ persoon 37] en/of
- [ persoon 38] en/of
- [ persoon 39] (e.v. [persoon 40]) en/of
- een (aantal) andere perso(o)n(en))
heeft aangesproken en/of anderszins persoonlijk heeft benaderd, (telkens) teneinde hen te bewegen het formulier op hun stempas, bestemd voor het stemmen bij volmacht welke zich op de achterzijde van de stempas(en) bevindt (voor de verkiezingen van de Gemeenteraad d.d. 3 maart 2010 en/of voor Provinciale Staten d.d. 2 maart 2011 en/of voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal d.d. 9juni 2010 en/of 12 september 2012), te ondertekenen en deze pas(sen) aan hem, verdachte en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) af te geven;
4.
(zaaksdossier 03)
dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 april 2004 tot en met 9 november 2012, althans op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de jaren 2004 tot en met 2012, in de gemeente(n) Roermond en/of Maastricht en/of elders in Nederland en/of in Frankrijk en/of Duitsland en/of het Verenigd Koninkrijk en/of Zwitserland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
meermalen, althans eenmaal, als ambtenaar, één of meer gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en), te weten -zakelijk weergegeven-
- één of meer bezoek(en) aan internationale vastgoedbeurzen in Cannes (Mipim in de jaren 2008 tot en met 2010) en/of in München (Expo Real in de jaren 2007 tot en met 2010) en/of de rondom/ter gelegenheid van die vastgoedbeur(s)(zen) plaatsvindende bijeenkomst(en) /ontmoeting(en) en/of (een gedeelte van) de daarmee verband houdende entree- en/of reis- en/of verblijfskosten ter waarde van afgerond 37.520,00 euro, althans enig geldbedrag en/of
- één of meer bezoek(en) aan het WK voetbal in Duitsland in 2006 (op of omstreeks 21 juni 2006) en/of het EK voetbal in Zwitserland in 2008 (op of omstreeks 9 juni 2008 en/of 13 juni 2008 en/of 17 juni 2008) en/of (een gedeelte van) de daarmee verband houdende entree- en/of reis- en/of verblijfskosten ter waarde van afgerond 14.435,00 euro, althans enig geldbedrag en/of
22, althans één of meer bezoek(en) aan de (vakantie)woning van [medeverdachte 1] in St. Tropez/Frankrijk (in de periode 10 april 2004 tot en met 11 augustus 2012) en/of (een gedeelte van) de daarmee verband houdende reis- en/of verblijfskosten ter waarde van afgerond 12.966,00 euro, althans enig geldbedrag en/of
- één of meer bezoek(en) aan Berlijn (in 2006) en/of Londen (in 2007) en/of München (in 2007) en/of Lourdes (in 2010) en/of (een gedeelte van) de daarmee verband houdende reis- en/of verblijfskosten ter waarde van afgerond 14.333,00 euro, althans enig geldbedrag en/of
- één of meer girale geldbedrag(en) groot 16.660,00 euro, althans één of meer girale geldbedrag(en) in en/of via [Rechtspersoon A] (in of omstreeks de maand augustus 2006 en/of september 2006 en/of februari 2007 en/of januari 2010 en/of februari 2010) en/of
- een financiële bijdrage van 1.785,00 euro, althans enige financiële bijdrage aan de verkiezingscampagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 (in de vorm van een reclamezuil met billboard met de afbeelding van [persoon 2]) (op of omstreeks 9 november 2012),
althans enige gift en/of belofte en/of dienst, gedaan/te doen en/of verleend/te verlenen en/of aangeboden/aan te bieden door [medeverdachte 1] (in privé en/of in zijn hoedanigheid van (indirect) bestuurder van [Rechtspersoon C] en/of [Rechtspersoon F] en/of [Rechtspersoon G] en/of [Rechtspersoon D] en/of [Rechtspersoon E]) en/of [Rechtspersoon C] en/of [Rechtspersoon F] en/of [Rechtspersoon G] en/of [Rechtspersoon D] en/of [Rechtspersoon E]
A. heeft aangenomen, terwijl hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze gift(en) en/of deze belofte(n) en/of deze dienst(en) hem/hun werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden,
(1°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(2°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten en/of
heeft gevraagd,
(3°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(4°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten,
te weten (telkens) - zakelijk weergegeven-:
- het laten ontstaan en/of in stand houden en/of onderhouden en/of verbeteren van een zodanige relatie tussen hem, verdachte, en die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen) dat hij, verdachte, tegenover die (rechts)perso(o)n(en) voornoemd niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot voornoemde (rechts)perso(o)n(en) als in het geval dat hij, verdachte, die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) niet had aangenomen en/of gevraagd en/of
- het geven van een voorkeursbehandeling aan die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- het verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of interne/gemeentelijke en/of niet-openbare en/of concurrentiegevoelige informatie aan/met die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) ten gunste van die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen) verstrekken van (eenzijdige) informatie en/of het onthouden en/of achterhouden van informatie ten behoeve van/ter gelegenheid van besluitvormingsprocedures (binnen de gemeente Roermond) en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) (adviseren tot het) verstrekken en/of (ver)gunnen en/of betalen door de gemeente Roermond van werken en/of opdrachten en/of projecten en/of gebouwen aan die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen) en/of het (anders dan om zakelijke redenen) (adviseren tot het) door de gemeente Roermond laten aankopen van één of meer project(en) en/of werk(en) en/of grond(en) en/of gebouwen van die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen) voor een (aanzienlijk) hoger bedrag dan in redelijkheid op dat moment in het economisch verkeer gangbaar was, althans voor een niet marktconforme prijs en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) vergezellen van die [medeverdachte 1] en/of aanwezig zijn bij door en/of namens die [medeverdachte 1] georganiseerde ontmoetingen met potentiële nieuwe opdrachtgevers van die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen),
terwijl hij, verdachte, voornoemd(e) feit(en) telkens heeft begaan in verband met zijn hoedanigheid als wethouder van de gemeente Roermond;
5.
(zaaksdossier 04)
dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 juli 2006 tot en met 21 september 2012, althans op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de jaren 2006 tot en met 2012, in de gemeente(n) Roermond en/of Weert en/of elders in Nederland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
meermalen, althans eenmaal,
als ambtenaar, één of meer gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en), te weten - zakelijk weergegeven -:
- -
één of meer girale geldbedrag(en) groot 8.330,00 euro, althans één of meer girale geldbedrag(en) in en/of via [Rechtspersoon A] en/of
- -
een financiële bijdrage van 1.190,00 euro, althans enige financiële bijdrage aan de verkiezingscampagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 (in de vorm van een reclamezuil met billboard met de afbeelding van [persoon 2]),
althans enige gift en/of belofte en/of dienst, gedaan/te doen en/of verleend/te verlenen en/of aangeboden/aan te bieden door [persoon 44] (in privé en/of in zijn hoedanigheid van (indirect) bestuurder van [Rechtspersoon J] en/of [Rechtspersoon K] en/of [Rechtspersoon L]) en/of [persoon 45] (in zijn hoedanigheid van senior projectontwikkelaar van [Rechtspersoon L]) en/of [Rechtspersoon J] en/of [Rechtspersoon K] en/of [Rechtspersoon L]
A. heeft aangenomen, terwijl hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze gift(en) en/of belofte(n) en/of deze dienst(en) hem/hun werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden,
(1°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(2°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten en/of
heeft gevraagd,
(3°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(4°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten,
te weten (telkens) - zakelijk weergegeven-:
- het laten ontstaan en/of in stand houden en/of onderhouden en/of verbeteren van een zodanige relatie tussen hem, verdachte, en die [persoon 44] en/of [persoon 45] en/of één of meer aan die [persoon 44] en/of die [persoon 45] gelieerde vennootschap(pen) dat hij, verdachte, tegenover die (rechts)perso(o)n(en) voornoemd niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot voornoemde (rechts)perso(o)n(en) als in het geval dat hij, verdachte, die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) niet had aangenomen en/of gevraagd en/of
- het geven van een voorkeursbehandeling aan die [persoon 44] en/of [persoon 45] en/of één of meer aan die [persoon 44] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van die [persoon 44] en/of [persoon 45] en/of één of meer aan die [persoon 44] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- het verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of interne/gemeentelijke en/of niet-openbare en/of concurrentiegevoelige informatie aan/met die [persoon 44] en/of [persoon 45] en/of één of meer aan die [persoon 44] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) ten gunste van die [persoon 44] en/of [persoon 45] en/of één of meer aan die [persoon 44] gelieerde vennootschap(pen) verstrekken van (eenzijdige) informatie en/of het onthouden en/of achterhouden van informatie ten behoeve van/ter gelegenheid van besluitvormingsprocedures (binnen de gemeente Roermond) en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) (adviseren tot het) verstrekken en/of (ver)gunnen en/of betalen door de gemeente Roermond van werken en/of opdrachten en/of projecten aan die [persoon 44] en/of [persoon 45] en/of één of meer aan die [persoon 44] gelieerde vennootschap(pen),
terwijl hij, verdachte, voornoemd(e) feit(en) telkens heeft begaan in verband met zijn hoedanigheid als wethouder van de gemeente Roermond;
6.
(zaaksdossier 05)
dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 november 2006 tot en met 1 oktober 2011, althans op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de jaren 2006 tot en met 2011, in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), meermalen, althans eenmaal,
als ambtenaar, één of meer gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en), te weten -zakelijk weergegeven-:
- één of meer girale geldbedrag(en) groot 595,00 euro, althans één of meer girale geldbedrag(en) in en/of via [Rechtspersoon A] en/of
- het aanleveren van privéadressen van medewerkers van [Rechtspersoon M], woonachtig in Roermond, die benaderd konden worden in het kader van de persoonlijke campagnevoering door verdachte voor de gemeenteraadsverkiezingen, met als doel om met voorkeursstemmen te worden gekozen en/of
- het laten reageren door vijf tot tien mensen uit de omgeving van [persoon 46]/[Rechtspersoon M] op een door Dagblad [dagblad] te publiceren negatief/suggestief krantenbericht over de bestuurscultuur in Roermond in het algemeen en over de verdachte persoonlijk in het bijzonder,
althans enige gift en/of belofte en/of dienst, gedaan/te doen en/of verleend/te verlenen en/of aangeboden/aan te bieden door
[persoon 46] (in privé en/of in zijn hoedanigheid van bestuurder van [Rechtspersoon M]) en/of [Rechtspersoon M]
A. heeft aangenomen, terwijl hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze gift(en) en/of belofte(n) en/of deze dienst(en) hem/hun werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden,
(1°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(2°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten
en/of
heeft gevraagd,
(3°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(4°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten,
te weten (telkens) - zakelijk weergegeven-:
- -
het laten ontstaan en/of in stand houden en/of onderhouden en/of verbeteren van een zodanige relatie tussen hem, verdachte, en die [persoon 46] en/of die [Rechtspersoon M] dat hij, verdachte, tegenover die (rechts)perso(o)n(en) voornoemd niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot voornoemde (rechts)perso(o)n(en) als in het geval dat hij, verdachte, die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) niet had aangenomen en/of gevraagd en/of
- -
het geven van een voorkeursbehandeling aan die [persoon 46] en/of die [Rechtspersoon M] en/of
- -
het (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van die [persoon 46] en/of die [Rechtspersoon M] en/of
- -
het verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of interne/gemeentelijke en/of niet-openbare en/of concurrentiegevoelige informatie aan/met die [persoon 46] en/of die [Rechtspersoon M] en/of
- -
het (anders dan om zakelijke redenen) ten gunste van die [persoon 46] en/of die [Rechtspersoon M] verstrekken van (eenzijdige) informatie en/of het onthouden en/of achterhouden van informatie ten behoeve van/ter gelegenheid van besluitvormingsprocedures (binnen de gemeente Roermond) en/of
- -
het (anders dan om zakelijke redenen) (adviseren tot het) verstrekken en/of (ver)gunnen en/of betalen door de gemeente Roermond van opdrachten en/of projecten aan die [persoon 46] en/of die [Rechtspersoon M],
terwijl hij, verdachte, voornoemd(e) feit(en) telkens heeft begaan in verband met zijn hoedanigheid als wethouder van de gemeente Roermond;
7.
(zaaksdossier 06)
dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2002 tot en met 31 december 2012 in de gemeente(n) Roermond en/of Breda en/of elders in Nederland,
(telkens) alleen, althans tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
van één of meer girale geldbedrag(en) van in totaal circa 175.000,00 euro, althans enig (giraal) geldbedrag, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die geldbedrag(en) was/waren en/of wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had/hadden,
en/of
één of meer girale geldbedrag(en) van in totaal circa 175.000,00 euro, althans enig (giraal) geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) (telkens) - onmiddellijk of middellijk - geheel of ten dele, afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
6. Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
7. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
7.1
Verjaring
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit niet is verjaard, nu dit feit kan worden aangemerkt als een voortdurend delict. Dientengevolge is het feit pas voltooid en vangt de termijn van verjaring aan op het moment dat de verdachte met de verboden gedraging is gestopt, te weten op 13 september 2012.
Het hof overweegt hiertoe het navolgende.
Ter zake van het onder 3 ten laste gelegde wordt de verdachte verweten dat hij zich in de periode van 1 februari 2010 tot en met 12 september 2012 schuldig heeft gemaakt aan het – kort gezegd – ronselen van stemmen voor verkiezingen van de Gemeenteraad in 2010, de Provinciale Staten in 2011 en de Tweede Kamer in 2010 en 2012 en daarmee aan overtreding van het bepaalde in artikel Z8 van de Kieswet.
Met betrekking tot de vraag of het recht op strafvervolging is verjaard, overweegt het hof het volgende.
Artikel Z8 van de Kieswet luidt als volgt:
“Degene die stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun stempas, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze pas af te geven, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de derde categorie.”
Art. Z11 van de Kieswet luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“ […] de in de artikel Z6 tot en met Z10 bedoelde strafbare feiten zijn overtredingen”
Het hof heeft gelet op het bepaalde in artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht, waarin onder meer is bepaald dat het recht tot strafvervolging voor overtredingen in drie jaar vervalt. Volgens artikel 71 Sr vangt de termijn van verjaring aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd, waarbij elke daad van vervolging de verjaring stuit (art. 72 Sr).
Bij de beoordeling van de vraag wanneer de verjaringstermijn in dit geval een aanvang neemt, dient te worden vastgesteld of het bepaalde in artikel Z8 van de Kieswet moet worden aangemerkt als een voortdurend, of als een aflopend delict.
Het onder 3 ten laste gelegde feit betreft een delict waarin een bepaald handelen strafbaar wordt gesteld. Het gaat niet om het laten voortbestaan van een verboden toestand. Dit leidt ertoe dat het hof van oordeel is dat artikel Z8 als een aflopend delict dient te worden aangemerkt. Het hof stelt vast dat ter zake van feit 3, het ronselen voor vier verschillende, in tijd afgebakende verkiezingen ten laste is gelegd.
De in de bepaling opgenomen stelselmatigheid van het “ronselen”, dat ook in de wetsgeschiedenis wordt benadrukt, ziet op meer dan een incidenteel geval, maar brengt niet mee dat sprake is van een voortdurend handelen. Het stelselmatig ronselen van stemmen, en daarmee de vraag naar de aanvang van de verjaringstermijn, moet dan ook gerelateerd worden aan die betreffende verkiezingen en niet aan de laatste dag van de ten laste gelegde periode.
De verjaringstermijn voor het ronselen van stemmen voor elk van de tenlastegelegde verkiezingen gaat naar het oordeel van het hof lopen op de dag na de dag waarop de verdachte de laatste persoon voor de betreffende verkiezing benaderde om diens stem te ronselen. Dan is immers de “laatste handeling verricht” in het kader van het ronselen van stemmen voor die verkiezing. Dit brengt mee dat de verjaringstermijn voor de verkiezingen van de Gemeenteraad d.d. 3 maart 2010, op 4 maart 2010 aanvangt, de termijn voor de verkiezingen van de Provinciale Staten d.d. 2 maart 2011, op 3 maart 2011, voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer d.d. 9 juni 2010, op 10 juni 2010 respectievelijk voor de verkiezingen van 12 september 2012, op 13 september 2012.
Blijkens de stukken van het geding heeft de officier van justitie op 16 oktober 2013 bij de rechter-commissaris een machtiging voor een bevel tot het verstrekken van historische gegevens bij de gemeente Roermond op grond van het bepaalde in artikel 126nd, lid 6 Sv gevorderd. In die vordering is opgenomen dat er een verdenking bestaat dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van bepalingen van de Kieswet. Deze datum beschouwt het hof als eerste daad van vervolging.
Gelet op het vorenoverwogene is hof van oordeel dat het tenlastegelegde ronselen voor verkiezingen die hebben plaatsgevonden vóór 16 oktober 2010 zijn verjaard. Dit betreft de Gemeenteraadsverkiezingen d.d. 3 maart 2010 en de Tweede Kamerverkiezingen d.d. 9 juni 2010.
Het Openbaar Ministerie dient waar het gaat om de ten laste gelegde feiten die hebben plaatsgevonden in de periode van 1 februari 2010 tot 16 oktober 2010 niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte te worden verklaard.
7.2
Start van het onderzoek / [persoon 6]tap / Doorzoeking
De raadsvrouw heeft de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte bepleit en heeft daartoe – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De CIE informatie op basis waarvan het onderzoek tegen de verdachte is gestart was onjuist en na een kort onderzoek door het Openbaar Ministerie eenvoudig te weerleggen. De officier van justitie wist dat een ondernemer een wrok koesterde tegen de gemeente Roermond en de verdachte. De CIE informatie, waarop de start van onderzoek is gebaseerd, was afkomstig van die ondernemer. Het Openbaar Ministerie heeft door die CIE informatie zonder nader onderzoek toch te gebruiken bewust en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte gebruik gemaakt van valse startinformatie.
Daar komt volgens de raadsvrouw het volgende bij. Op het moment dat de toenmalige staatssecretaris van Veiligheid en Justitie [persoon 6] telefonisch met de verdachte contact had op 20 september 2012 is het tapsysteem dat dat gesprek had moeten opnemen bewust en opzettelijk stilgelegd. Het manipuleren van het systeem kan de officier van justitie worden toegerekend en daarmee zijn de belangen van de verdachte onherstelbaar en op grove wijze geschonden. Verder waren de doorzoekingen in de woning van de verdachte en zijn kinderen onrechtmatig. De enkele verdenking dat de verdachte informatie zou hebben gelekt uit de vertrouwenscommissie voor de benoeming van de nieuwe burgemeester van Roermond is onvoldoende om een zo ingrijpend middel als de doorzoeking te rechtvaardigen. Dit laatste brengt met zich dat alle resultaten van de doorzoekingen in ieder geval dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt hiertoe het navolgende.
7.2.1.
De start van het onderzoek
Op 2 juli 2012 is door de verbalisant [verbalisant 1] een proces-verbaal van verdenking opgemaakt waarin met feiten en omstandigheden onderbouwd het vermoeden wordt uitgesproken dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] zich schuldig hebben gemaakt aan het aannemen van giften, ambtelijke corruptie en witwassen; strafbaar gesteld in de artikelen 362, 363 en 420 bis Sr. Uit dat proces-verbaal blijkt dat aan die verdenkingen ten grondslag liggen een CIE proces-verbaal gedateerd 31 augustus 2010, een CIE proces-verbaal gedateerd 11 april 2011, een CIE proces-verbaal gedateerd 23 februari 2012, twee processen-verbaal gedateerd 31 mei 2012 en een analyse van het Vastgoed Intelligence Center op basis van de in de CIE informatie gedateerd 23 februari 2012 genoemde [Rechtspersoon A].
In de genoemde CIE processen-verbaal is vermeld dat de informatie verwerkt in die respectievelijke processen-verbaal als betrouwbaar is aangemerkt.
Naar het oordeel van het hof was de toen voorhanden zijnde informatie voldoende om de verdachte en [medeverdachte 1] als verdachten aan te merken en een strafrechtelijk onderzoek tegen beiden te starten. Dat de informatie van de CIE vals zou zijn en allemaal afkomstig van een ondernemer met een wrok tegen de verdachte en de gemeente Roermond, zoals door de raadsvrouw gesteld, is niet gebleken en dat de officier van justitie dat met een eenvoudig onderzoek had kunnen vaststellen is niet aannemelijk geworden.
7.2.2. “[
persoon 6]tap”
De verdachte heeft verklaard dat hij op 20 september 2012 telefonisch heeft gesproken met de toenmalige Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie [persoon 6].
De telefoon van de verdachte werd in die tijd afgeluisterd en het Openbaar Ministerie heeft geconstateerd dat het desbetreffende gesprek niet is opgenomen. Daar is nader onderzoek naar gedaan en de resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in het hierna genoemde proces-verbaal van bevindingen. In het proces-verbaal van bevindingen nr. 24092013.1140.2554 gedateerd 1 november 2013 opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 2] staat vermeld – kort en zakelijk weergegeven – dat onderzoek heeft uitgewezen dat er op 20 september 2012 een technisch probleem is gerezen met een module van het tapsysteem. Die module heeft enige tijd niet gewerkt waardoor de in die periode gevoerde telefoongesprekken niet zijn opgenomen.
Uit de brief van Minister [minister 1] aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal gedateerd 17 december 2013 over deze kwestie blijkt verder dat er zich een storing heeft voorgedaan in de voeding van de opslagcomponent waardoor de elektronica niet correct heeft gefunctioneerd. Na analyse van de storing is het systeem weer opgestart waarna het systeem weer operationeel was.
Het hof heeft naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep geen aanleiding gevonden om aan de juistheid van voornoemde informatie te twijfelen. Dat het tapsysteem bewust en opzettelijk is stilgelegd, toen de verdachte met de Staatsecretaris belde is niet gebleken en ook overigens zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de conclusie rechtvaardigen dat het systeem is gemanipuleerd zoals door de raadsvrouw is gesteld.
7.2.3.
De doorzoekingen op 19 oktober 2012
Op 16 oktober 2012 is door de verbalisant [verbalisant 1] een proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming opgemaakt. Kort en zakelijk weergegeven staat daarin met feiten en omstandigheden onderbouwd vermeld, dat de verdachte wordt verdacht van het plegen van de strafbare feiten: omkoping van een ambtenaar, schending van zijn ambtsgeheim, het aannemen van giften en beloften en witwassen als bedoeld in de artikelen 177, 177a, 272, 362, 363 en 420 bis Sr. Gevraagd wordt om een machtiging van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken om de woning van de verdachte, zijn werkplek op het stadhuis, de woning van zijn zoon, de woning van zijn dochter en het bedrijfspand/de woning van zijn schoonzoon te doorzoeken.
In dat proces-verbaal wordt ook melding gemaakt van de informatie in het CIE proces-verbaal gedateerd 23 februari 2012 met betrekking tot de mogelijke betrokkenheid bij strafbare feiten van [Rechtspersoon A], waarvan de zoon en de dochter van de verdachte bestuurder waren.
De doorzoekingen zijn gevorderd op grond van de artikelen 177, 177a, 272, 362, 363 en 420 bis Sr. De rechter-commissaris heeft deze vorderingen toegewezen.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd is niet louter de verdenking, dat de verdachte informatie zou hebben gelekt uit de vertrouwenscommissie voor de benoeming van de nieuwe burgemeester van Roermond, de grondslag geweest voor de doorzoekingen. De rechter-commissaris kon, gelet op de hierboven beschreven verdenking, in redelijkheid de administratie van de verdachte in beslag nemen. Daarvoor was geen nadere vordering van de officier van justitie vereist.
De doorzoekingen zijn naar het oordeel van het hof rechtmatig geschied en hetgeen bij die gelegenheid in beslag is genomen is rechtmatig verkregen. Reden om het met die doorzoekingen vergaarde bewijsmateriaal uit te sluiten is het hof naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep evenmin gebleken.
7.2.4.
Conclusie
Gelet op het hierboven overwogene is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
8. Vrijspraken en partiële vrijspraken
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, onder 2 partieel en onder 3 overig, te weten de verkiezingen voor de Provinciale Staten d.d. 2 maart 2011 en voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal d.d. 12 september 2012, is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe het navolgende.
8.1
Feit 1 primair
Het Openbaar Ministerie heef zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden veroordeeld. Daartoe is – verkort en zakelijk weergegeven en voor zover in dit verband van belang - het volgende aangevoerd.
De verdachte, destijds adviseur van de vertrouwenscommissie voor de benoeming van de nieuwe burgemeester van Roermond, heeft in strijd met zijn geheimhoudingsplicht vertrouwelijke informatie uit die commissie verstrekt aan [medeverdachte 3], één van de sollicitanten naar de functie van burgemeester van Roermond. Daardoor is volgens het Openbaar Ministerie tussen beiden een onzuivere relatie ontstaan. De verdachte had het oogmerk om bij het verstrekken van de vertrouwelijke informatie aan [medeverdachte 3] een voorkeurspositie voor zichzelf te creëren. [medeverdachte 3] zou na zijn benoeming de verdachte niet op gelijke wijze als andere wethouders iets kunnen weigeren, aldus het Openbaar Ministerie.
Het hof overweegt hiertoe het navolgende.
Anders dan het Openbaar Ministerie is het hof van oordeel dat in het dossier wettig en overtuigend bewijs ontbreekt om tot bewezenverklaring te komen van het oogmerk van de verdachte op - kort gezegd - het bewegen van [medeverdachte 3]om in strijd met zijn ambtelijke plicht iets te doen of na te laten ten gunste van de verdachte. De enkele gedragingen van de verdachte in dit verband zijn onvoldoende om voornoemd oogmerk te bewijzen.
Evenmin acht het hof bewijs voorhanden voor het – kort gezegd – opzettelijk belonen van [medeverdachte 3]naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn ambtelijke plicht zou hebben gedaan of nagelaten ten gunste van de verdachte.
Naar het oordeel van het hof is het op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet onaannemelijk, dat – zoals door de raadsvrouw is betoogd – het handelen van de verdachte is ingegeven door zijn wens om de beste burgemeester voor de stad Roermond benoemd te zien en [medeverdachte 3] was volgens de verdachte de beste kandidaat en van VVD huize.
8.2
Feit 2 partieel
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat - zakelijk weergegeven en overeenkomstig pagina 33 van het schriftelijk requisitoir -, het merendeel van de personen ten laste gelegd onder feit 2 dient te worden bewezen verklaard.
Anders dan het Openbaar Ministerie is het hof van oordeel dat van de stempassen en/of volmachtbewijzen van de in de bewezenverklaring weg gestreepte personen niet kan worden bewezen dat de verdachte en/of zijn mededaders deze voorhanden hebben gehad om deze wederrechtelijk te gebruiken.
Van één persoon is in het strafdossier geen stempas aangetroffen, ook ontbreken bij enkele personen de verzoeken tot het verlenen van een volmacht, heeft één persoon uiteindelijk zelf gestemd, waardoor er dus geen volmacht is afgegeven, en waren enkele personen zelf gevolmachtigde waardoor zij eveneens geen volmacht hebben afgegeven. Tot slot kende één persoon degene aan wie zij haar volmacht had verleend.
8.3
Feit 3
Onder feit 3 is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij samen met anderen stemmen heeft geronseld voor de Provinciale Statenverkiezingen van 2 maart 2011 en de verkiezen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 12 september 2012. Het hof dient na te gaan of de verdachte al dan niet samen met anderen voor deze verkiezingen heeft geronseld.
Uit het schema dat door de Rijksrecherche is opgemaakt en dat is weergegeven op pagina ZD.02.04.1689 e.v. van het dossier blijkt, dat in de woning van de verdachte 13 kopieën van stempassen voor de Provinciale Statenverkiezingen in 2011 en één kopie van een stempas voor de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 zijn aangetroffen. Het betreft de stempassen op naam van: [persoon 41], [persoon 14], [persoon 17], [persoon 18], [persoon 15], [persoon 1] en acht andere personen die niet in de tenlastelegging worden genoemd.
Vijf volmachtgevers zijn in dit verband door de Rijksrecherche en/of de rechter-commissaris gehoord.
Uit deze verhoren komt in onvoldoende mate naar voren dat het de verdachte en/of zijn medeverdachten zijn geweest die deze volmachtgevers hebben bewogen tot afgifte van hun stempas.
Onder deze omstandigheden dient verdachte van het onder 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
9. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2012 tot en met 27 september 2012 te Roermond en/of [gemeente 1], althans in Nederland, enig geheim, waarvan hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij uit hoofde van ambt en/of beroep en/of wettelijk voorschrift, te weten
- -
artikel 61c van de Gemeentewet en/of
- -
(de bepalingen in) de Circulaire procedureregels bij burgemeestersbenoemingen en/of
- -
(de bepalingen in) de Circulaire benoeming, functioneringsgesprekken en herbenoeming burgemeester van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en/of
- -
(de bepalingen in) het besluit van de gemeenteraad van Roermond met betrekking tot de taak, samenstelling, werkwijze en geheimhouding van de vertrouwenscommissie (raadsbesluit 2012/035/03),
althans enig wettelijk voorschrift,
verplicht was dat geheim te bewaren, (telkens) opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij, verdachte, als wethouder van de gemeente Roermond en/of adviseur van de vertrouwenscommissie (voor de benoeming van de nieuwe burgemeester voor de gemeente Roermond)
aan [medeverdachte 3]
- -
een overzicht(je) van/over veiligheid verstrekt en/of
- -
(informatie over) vragen en/of een toelichting en/of (gewenste) antwoorden op vragen die gesteld zouden worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond verstrekt en/of
- -
informatie over (de uitkomst(en) van) de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie, verstrekt en/of
- -
het standpunt van een lid van de vertrouwenscommissie, te weten mevrouw [persoon 4], bekend gemaakt,
en/of
aan [persoon 5]
- -
(informatie over) vragen en/of een toelichting en/of (gewenste) antwoorden op vragen die gesteld zouden worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond verstrekt en/of
- -
informatie over de beoordeling (door een aantal leden van de vertrouwenscommissie) van zijn gesprek met de vertrouwenscommissie verstrekt en/of
- -
informatie over de (uitkomst(en) van) de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie verstrekt
en/of
aan (andere) derden (buiten de vertrouwenscommissie)
- -
de namen van één of meer sollicitanten voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond bekend gemaakt, te weten:
- -
de naam van [persoon 3] aan [persoon 6] en/of [medeverdachte 3], en/of
- -
de naam van [medeverdachte 3] aan [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of
- -
de naam van [persoon 5] aan [medeverdachte 3]en/of [persoon 8];
2.
(zaaksdossier 02)
hij op
of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot en met 2 maart 2011 12 september 2012 in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer stempas(sen) en/of volmachtbewij(s)(zen) op naam van
- [ persoon 9] en/of
- [persoon 10] (e.v. [persoon 9]) en/of
- [persoon 11] en/of
- [ persoon 12] en/of
- [persoon 13] en/of
- [ persoon 14] en/of
- [ persoon 15] (e.v. [persoon 14]) en/of
- [ persoon 16] en/of
- [ persoon 17] en/of
- [ persoon 18] en/of
- [ persoon 19] en/of
- [persoon 20] en/of
- [persoon 21] (e.v. [persoon 20]) en/of
- [persoon 22] (e.v. [persoon 21]) en/of
- een of meer ander(en)
en/of
één of meer volmachtbewij(s)(zen) op naam van de volgende volmachtgevers:
- [ persoon 23] en/of
- [ persoon 24] en/of
- [ persoon 25] en/of
- [persoon 26] en/of
- [persoon 27] en/of
- [persoon 28] (e.v. [persoon 29]) en/of
- [persoon 30] en/of
- [persoon 31] en/of
- [persoon 32] en/of
- [ persoon 33] en/of
- [ persoon 34] en/of
- [ persoon 35] en/of
- [ persoon 36] en/of
- [ persoon 37] en/of
- [ persoon 38] en/of
- [persoon 39] (e.v. [persoon 40]) en/of
- één of meer ander(en)
(voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad op 3 maart 2010 en/of de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer op 9 juni 2010 en/of voor de verkiezing van de leden van de provinciale staten van 2 maart 2011 en/of voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer van 12 september 2012)
voorhanden heeft gehad met het oogmerk om die stempas(sen) en/of dat/die volmachtbewij(s)(zen) wederrechtelijk te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, immers heeft/hebben hij en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) toen aldaar -zakelijk weergegeven –
A.
(telkens) (een) door die [persoon 9] en/of [persoon 10] (e.v. [persoon 9]) en/of [persoon 11] en/of [persoon 12] en/of [persoon 13] en/of [persoon 14] en/of [persoon 15] (e.v. [persoon 14]) en/of [persoon 16] en/of [persoon 17] en/of [persoon 18] en/of [persoon 19] en/of [persoon 20] en/of [persoon 21] (e.v. [persoon 20]) en/of [persoon 22] (e.v. [persoon 21]) en/of een of meer ander(en) ondertekend(e) volmachtbewij(s)(zen) (op de achterzijde van (een) stempas(sen)) in ontvangst genomen, terwijl daarop nog niet de persoons- en adresgegevens van de persoon die namens de stempashouder de stem zou uitbrengen waren ingevuld, om vervolgens
- daarop de persoons- en adresgegevens van een door hem, verdachte, en/of zijn medeverdachte(en) aangewezen persoon (als gemachtigde van de volmachtgever) in te vullen en/of
- (vervolgens) door deze door hem verdachte en/of zijn medeverdachte(n) aangewezen persoon dat/die volmachtbewij(s) (zen) te laten ondertekenen (als gevolmachtigde van de volmachtgever) en deze persoon (vervolgens) daarmee een stem te laten uitbrengen,
en/of
B.
(telkens) een of meer (middels een verzoek om bij volmacht te mogen stemmen verkregen) volmachtbewij(s)(zen) op naam van die volmachtgevers [persoon 23] en/of [persoon 24] en/of [persoon 25] en/of [persoon 26] en/of [persoon 27] en/of [persoon 28] (e.v. [persoon 29]) en/of [persoon 30] en/of [persoon 31] en/of [persoon 32] en/of [persoon 33] en/of [persoon 34] en/of [persoon 35] en/of [persoon 36] en/of [persoon 37] en/of [persoon 38] en/of [persoon 39] (e.v. [persoon 40]) en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) verkregen terwijl het verzoek om bij volmacht te mogen stemmen niet op de voorgeschreven wijze en/of onvolledig door de volmachtgever was ingevuld. en/of (vervolgens) met dat verkregen volmachtbewijs een stem uitgebracht en/of uit laten brengen;
4.
(zaaksdossier 03)
dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 april 2004 tot en met 23 oktober 9 november 2012, althans op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de jaren 2004 tot en met 2012, in de gemeente(n) Roermond en/of Maastricht en/of elders in Nederland en/of in Frankrijk en/of Duitsland en/of het Verenigd Koninkrijk en/of Zwitserland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
meermalen, althans eenmaal,
als ambtenaar, één of meer gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en), te weten -zakelijk weergegeven-
- één of meer bezoek(en) aan internationale vastgoedbeurzen in Cannes (Mipim in de jaren 2008 tot en met 2010) en/of in München (Expo Real in de jaren 2007 tot en met 2010) en/of de rondom/ter gelegenheid van die vastgoedbeur(s)(zen) plaatsvindende bijeenkomst(en)/ontmoeting(en) en/of (een gedeelte van) de daarmee verband houdende entree- en/of reis- en/of verblijfskosten ter waarde van afgerond 37.520,00 euro, althans enig geldbedrag en/of
bezoeken aan Cannes (in de jaren 2008 tot en met 2010) en de rondom/ ter gelegenheid van de vastgoedbeurzen aldaar plaatsvindende bijeenkomsten/ontmoetingen en (een gedeelte van) de daarmee verband houdende reis- en verblijfskosten ter waarde van enig geldbedrag en
- één of meer bezoek(en) aan het WK voetbal in Duitsland in 2006 (op of omstreeks 21 juni 2006) en/of het EK voetbal in Zwitserland in 2008 (op of omstreeks 9 juni 2008 en/of 13 juni 2008 en/of 17 juni 2008) en/of (een gedeelte van) de daarmee verband houdende entree- en/of reis- en/of verblijfskosten ter waarde van afgerond 14.435,00 euro, althans enig geldbedrag en/of
- 22, althans één of meer bezoek(en) aan de (vakantie)woning van [medeverdachte 1] in St. Tropez/Frankrijk (in de periode 10 april 2004 tot en met 11 augustus 2012) en/of (een gedeelte van) de daarmee verband houdende reis en/of verblijfskosten ter waarde van afgerond 12.966,00 euro, althans enig geldbedrag en/of
- één of meer bezoek(en) aan Berlijn (in 2006) en/of Londen (in 2007) en/of München (in 2007) en/of Lourdes (in 2010) en/of (een gedeelte van) de daarmee verband houdende reis- en/of verblijfskosten ter waarde van afgerond 14.333,00 euro, althans enig geldbedrag en/of
- één of meer girale geldbedrag(en) groot 16.660,00 euro, althans één of meer girale geldbedrag(en) in en/of via [Rechtspersoon A] (in of omstreeks de maand augustus 2006 en/of september 2006 en/of februari 2007 en/of januari 2010 en/of februari 2010) en/of
- een financiële bijdrage van 1.785,00 euro, althans enige financiële bijdrage aan de verkiezingscampagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 (in de vorm van een reclamezuil met billboard met de afbeelding van [persoon 2]) (op of omstreeks 9 november 2012),
althans enige gift en/of belofte en/of dienst, gedaan/te doen en/of verleend/te verlenen en/of aangeboden/aan te bieden door
[medeverdachte 1] (in privé en/of in zijn hoedanigheid van (indirect) bestuurder van [Rechtspersoon C] en/of [Rechtspersoon F] en/of [Rechtspersoon G] en/of [Rechtspersoon D] en/of [Rechtspersoon E]) en/of [Rechtspersoon C] en/of [Rechtspersoon F] en/of [Rechtspersoon G] en/of [Rechtspersoon D] en/of [Rechtspersoon E]
A.) heeft aangenomen, terwijl hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze gift(en) en/of deze belofte(n) en/of deze dienst(en) hem/hun werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden,
(1°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(2°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten
en/of
B.) heeft gevraagd,
(3°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(4°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten,
te weten (telkens) - zakelijk weergegeven-:
- het laten ontstaan en/of in stand houden en/of onderhouden en/of verbeteren van een zodanige relatie tussen hem, verdachte, en die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen) dat hij, verdachte, tegenover die (rechts)perso(o)n(en) voornoemd niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot voornoemde (rechts)perso(o)n(en) als in het geval dat hij, verdachte, die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) niet had aangenomen en/of gevraagd en/of
- het geven van een voorkeursbehandeling aan die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap{pen) en/of
- het verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of interne/gemeentelijke en/of niet-openbare en/of concurrentiegevoelige informatie aan/met die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) ten gunste van die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap{pen) verstrekken van (eenzijdige) informatie en/of het onthouden en/of achterhouden van informatie ten behoeve van/ter gelegenheid van besluitvormingsprocedures (binnen de gemeente Roermond) en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) (adviseren tot het) verstrekken en/of (ver)gunnen en/of betalen door de gemeente Roermond van werken en/of opdrachten en/of projecten en/of gebouwen aan die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) (adviseren tot het) door de gemeente Roermond laten aankopen van één of meer project(en) en/of werk(en) en/of grond(en) en/of gebouwen van die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen) voor een (aanzienlijk) hoger bedrag dan in redelijkheid op dat moment in het economisch verkeer gangbaar was, althans voor een niet marktconforme prijs en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) vergezellen van die [medeverdachte 1] en/of aanwezig zijn bij door en/of namens die [medeverdachte 1] georganiseerde ontmoetingen met potentiële nieuwe opdrachtgevers van die [medeverdachte 1] en/of één of meer aan die [medeverdachte 1] gelieerde vennootschap(pen),
terwijl hij, verdachte, voornoemd(e) feit(en) telkens heeft begaan in verband met zijn hoedanigheid als wethouder van de gemeente Roermond.
.
(zaaksdossier 04)
dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 juli 2006 tot en met 21 september 2012, althans op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de jaren 2006 tot en met 2012, in de gemeente(n) Roermond en/of Weert en/of elders in Nederland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
meermalen, althans eenmaal,
als ambtenaar, één of meer gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en), te weten - zakelijk weergegeven -:
- één of meer girale geldbedrag(en) groot 8.330,00 euro, althans één of meer girale geldbedrag(en) in en/of via [Rechtspersoon A] en/of
- een financiële bijdrage van 1.190,00 euro, althans enige financiële bijdrage aan de verkiezingscampagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 (in de vorm van een reclamezuil met billboard met de afbeelding van [persoon 2]),
althans enige gift en/of belofte en/of dienst, gedaan/te doen en/of verleend/te verlenen en/of aangeboden/aan te bieden door
[persoon 44] (in privé en/of in zijn hoedanigheid van (indirect) bestuurder van [Rechtspersoon J] en/of [Rechtspersoon K] en/of [Rechtspersoon L]) en/of [persoon 45] (in zijn hoedanigheid van senior projectontwikkelaar van [Rechtspersoon L]) en/of [Rechtspersoon J] en/of [Rechtspersoon K] en/of [Rechtspersoon L]
A.) heeft aangenomen, terwijl hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze gift(en) en/of belofte(n) en/of deze dienst(en) hem/hun werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden,
(1°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(2°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten
en/of
B.) heeft gevraagd,
(3°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(4°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten,
te weten (telkens) - zakelijk weergegeven-:
- -
het laten ontstaan en/of in stand houden en/of onderhouden en/of verbeteren van een zodanige relatie tussen hem, verdachte, en die [persoon 44] en/of [persoon 45] en/of één of meer aan die [persoon 44] en/of die [persoon 45] gelieerde vennootschap(pen) dat hij, verdachte, tegenover die (rechts)perso(o)n(en) voornoemd niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot voornoemde (rechts)perso(o)n(en) als in het geval dat hij, verdachte, die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) niet had aangenomen en/of gevraagd en/of
- -
het geven van een voorkeursbehandeling aan die [persoon 44] en/of [persoon 45] en/of één of meer aan die [persoon 44] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- -
het (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van die [persoon 44] en/of [persoon 45] en/of één of meer aan die [persoon 44] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- -
het verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of interne/gemeentelijke en/of niet-openbare en/of concurrentiegevoelige informatie aan/met die [persoon 44] en/of [persoon 45] en/of één of meer aan die [persoon 44] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- -
het (anders dan om zakelijke redenen) ten gunste van die [persoon 44] en/of [persoon 45] en/of één of meer aan die [persoon 44] gelieerde vennootschap(pen) verstrekken van (eenzijdige) informatie en/of het onthouden en/of achterhouden van informatie ten behoeve van/ter gelegenheid van besluitvormingsprocedures (binnen de gemeente Roermond) en/of
- -
het (anders dan om zakelijke redenen) (adviseren tot het) verstrekken en/of (ver)gunnen en/of betalen door de gemeente Roermond van werken en/of opdrachten en/of projecten aan die [persoon 44] en/of [persoon 45] en/of één of meer aan die [persoon 44] gelieerde vennootschap(pen),
terwijl hij, verdachte, voornoemd(e) feit(en) telkens heeft begaan in verband met zijn hoedanigheid als wethouder van de gemeente Roermond.
6.
(zaaksdossier 05)
dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 november 2006 tot en met 1 oktober 2011, althans op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de jaren 2006 tot en met 2011, in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
meermalen, althans eenmaal,
als ambtenaar, één of meer gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en), te weten -zakelijk weergegeven-:
- -
één of meer girale geldbedrag(en) groot 595,00 euro, althans één of meer girale geldbedrag(en) in en/of via [Rechtspersoon A] en/of
- -
het aanleveren van privéadressen van medewerkers van [Rechtspersoon M], woonachtig in Roermond, die benaderd konden worden in het kader van de persoonlijke campagnevoering door verdachte voor de gemeenteraadsverkiezingen, met als doel om met voorkeursstemmen te worden gekozen en/of
- -
het laten reageren door vijf tot tien mensen uit de omgeving van [persoon 46]/[Rechtspersoon M] op een door Dagblad [dagblad] te publiceren negatief/suggestief krantenbericht over de bestuurscultuur in Roermond in het algemeen en over de verdachte persoonlijk in het bijzonder,
althans enige gift en/of belofte en/of dienst, gedaan/te doen en/of verleend/te verlenen en/of aangeboden/aan te bieden door [persoon 46] (in privé en/of in zijn hoedanigheid van bestuurder van [Rechtspersoon M]) en/of [Rechtspersoon M]
A.) heeft aangenomen, terwijl hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze gift(en) en/of belofte(n) en/of deze dienst(en) hem/hun werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden,
(1°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(2°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten
en/of
B.) heeft gevraagd,
(3°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(4°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten,
te weten (telkens) - zakelijk weergegeven-:
- -
het laten ontstaan en/of in stand houden en/of onderhouden en/of verbeteren van een zodanige relatie tussen hem, verdachte, en die [persoon 46] en/of die [Rechtspersoon M] dat hij, verdachte, tegenover die (rechts)perso(o)n(en) voornoemd niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot voornoemde (rechts)perso(o)n(en) als in het geval dat hij, verdachte, die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) niet had aangenomen en/of gevraagd en/of
- -
het geven van een voorkeursbehandeling aan die [persoon 46] en/of die [Rechtspersoon M] en/of
- -
het (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van die [persoon 46] en/of die [Rechtspersoon M] en/of
- -
het verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of interne/gemeentelijke en/of niet-openbare en/of concurrentiegevoelige informatie aan/met die [persoon 46] en/of die [Rechtspersoon M] en/of
- -
het (anders dan om zakelijke redenen) ten gunste van die [persoon 46] en/of die [Rechtspersoon M] verstrekken van (eenzijdige) informatie en/of het onthouden en/of achterhouden van informatie ten behoeve van/ter gelegenheid van besluitvormingsprocedures (binnen de gemeente Roermond) en/of
- -
het (anders dan om zakelijke redenen) (adviseren tot het) verstrekken en/of (ver)gunnen en/of betalen door de gemeente Roermond van opdrachten en/of projecten aan die [persoon 46] en/of die [Rechtspersoon M],
terwijl hij, verdachte, voornoemd(e) feit(en) telkens heeft begaan in verband met zijn hoedanigheid als wethouder van de gemeente Roermond.
7.
dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2002 juli 2006 tot en met 31 december 2012 in de gemeente(n) Roermond en/of Breda en/of elders in Nederland,
(telkens) alleen, althans tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
van één of meer girale geldbedrag(en) van in totaal circa 175.000,00 euro, althans enig (giraal) geldbedrag, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die geldbedrag(en) was/waren en/of wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had/hadden,
en/of
één of meer girale geldbedrag(en) van in totaal circa 175.000,00 euro, althans enig (giraal) geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) (telkens) - onmiddellijk of middellijk - geheel of ten dele, afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
10. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelenbijlage I zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
11. Bewijsoverwegingen / Bewijsmotivering
11.1
Feit 1 subsidiair: Schending geheimhoudingsplicht/ ambtsgeheim
Tenlastelegging
Onder feit 1 subsidiair wordt de verdachte verweten dat hij, als adviseur van de vertrouwenscommissie voor de benoeming van een nieuwe burgemeester van Roermond, zijn geheimhoudingsplicht c.q. ambtsgeheim heeft geschonden.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Immers de verdachte heeft zijn geheimhoudingsplicht niet geschonden, nu de vraagstelling en de juiste beantwoording van de vragen tijdens het sollicitatiegesprek voor de hand lag en was te verwachten. Wat de verdachte heeft gedaan is klankborden, hetgeen gebruikelijk is, een politieke usance. De geheimhoudingsplicht ziet bovendien slechts op het geheimhouden van de namen van de sollicitanten voor de buitenwereld.
Standpunt Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich ter zake van het ten laste gelegde, kort en zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat een veroordeling dient te volgen, nu de verdachte op de hoogte was van zijn geheimhoudingsplicht en deze opzettelijk heeft geschonden.
Beoordeling
Het hof stelt vast dat de geheimhoudingsplicht, zoals neergelegd in artikel 61c van de Gemeentewet, ziet op de gehele procedure van die vertrouwenscommissie vanaf het moment van instellen van de vertrouwenscommissie door de gemeenteraad tot in ieder geval het moment van het uitbrengen van verslag van haar bevindingen door de vertrouwenscommissie aan de gemeenteraad en aan (destijds) de Commissaris van de Koningin (vgl. ECLI:NL:HR:2016:1330). Daaronder vallen derhalve mede de door de vertrouwenscommissie gevoerde sollicitatie gesprekken met de kandidaten voor het ambt van burgemeester in Roermond. Een andere uitleg is naar het oordeel van het hof niet verenigbaar met de strekking van de procedure.
Dat de geheimhoudingsplicht niet alleen ziet op de namen van sollicitanten en dat de verdachte dit ook wist, leidt het hof ook af uit de gang van zaken tijdens de sollicitatieprocedure.
Het hof wijst er in dat verband op dat de Commissaris van de Koningin in de provincie Limburg tijdens zijn overleg met de commissie op 29 augustus 2012 die geheimhoudingsplicht nog eens heeft beklemtoond, alsmede in door de hem gezonden brief aan de voorzitter van de commissie Roermond, de heer [persoon 47], van 30 augustus 2012. In deze brief onderstreept de Commissaris van de Koningin dat de gemeenteraad de werkwijze van de commissie zodanig regelt dat vóór, tijdens en na het verrichten van de werkzaamheden door de commissie volstrekte geheimhouding is gegarandeerd.
Het hof wijst tevens op de brief van 4 april 2012 van de heer [persoon 47], als plaatsvervangend voorzitter van de Raad, gericht aan de Gemeenteraad, waarin hij met het oog op de vast te stellen verordening benadrukt dat voor alle betrokkenen bij de commissie (leden, adviseur én secretaris) volstrekte geheimhouding geldt.
In de Verordening commissie van de gemeente Roermond - vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Roermond d.d. 10 mei 2012 met nr. 2012/035/3 – wordt de geheimhoudingsplicht omschreven. Ook heeft de voorzitter van de vertrouwenscommissie aan het begin van de besloten raadsvergadering op 27 september 2012 nog eens de geheimhoudingsplicht benadrukt.
Het hof is voorts van oordeel dat de door de verdachte als adviseur van de vertrouwenscommissie gegeven informatie het ‘klankborden’ binnen een politieke partij vergaand te buiten gaat. De verdachte heeft hele specifieke informatie aan [medeverdachte 3]en [persoon 5] gegeven omtrent hetgeen zou worden besproken in het sollicitatiegesprek. Wat er verder zij van de door de verdachte gestelde politieke usance van klankborden, is het hof van oordeel dat die zich in ieder geval niet verhoudt met het zijn van adviseur (of lid) van een vertrouwenscommissie, gelet op de voor deze geldende geheimhoudingsplicht.
Aldus kan geconcludeerd worden dat de verdachte de geheimhoudingsverplichting grovelijk heeft geschonden en [medeverdachte 3]en [persoon 5] een belangrijke voorsprong op andere kandidaten heeft verschaft. Het handelen van de verdachte verdraagt zich naar het oordeel van het hof niet met de binnen het openbaar bestuur geldende integriteitsnormen die er onder meer van uitgaan dat politieke ambtsdragers het algemeen belang dienen en hun taken onbevooroordeeld en objectief vervullen.
De raadsvrouw heeft voorts nog aangevoerd dat de namen van de in de tenlastelegging genoemde sollicitanten bij de gesprekspartners van de verdachte al bekend waren, zodat er op dat punt geen sprake kan zijn geweest van een schending van de geheimhoudingsplicht door de verdachte.
Het hof is van oordeel dat de omstandigheid dat de gesprekspartners van de verdachte op de hoogte zijn van de namen van sollicitanten nog niet met zich brengt dat de geheimhoudingsplicht voor de verdachte daarmee wordt opgeheven. De verdachte had, als adviseur van de vertrouwenscommissie, deze gesprekken niet mogen voeren.
De verweren worden verworpen.
11.2
Feit 2: Wederrechtelijk gebruik van stempassen en volmachtbewijzen.
Tenlastelegging
Onder feit 2 wordt aan de verdachte ten laste gelegd - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het medeplegen van het voorhanden hebben van stempassen en volmachtbewijzen met het oogmerk om deze wederrechtelijk te gebruiken tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 2010, de Gemeenteraadsverkiezingen van 2010 en de Provinciale Statenverkiezingen van 2011.
Standpunt verdediging
Door de raadsvrouw is naar voren gebracht dat de door de verdachte gebezigde handelswijze niet in strijd is met de bewoordingen van de Kieswet en voorts, dat deze ook voorkomt in andere Nederlandse gemeenten. De verdachte dient derhalve van het onder feit 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Standpunt Openbaar Ministerie
De verdachte en anderen hebben de stempassen en volmachtsbewijzen van de ten laste gelegde personen voorhanden gehad met het oogmerk die stempassen en volmachtsbewijzen wederrechtelijk te gebruiken.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Vaststaande feiten en omstandigheden
Uit de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat aan kiezers die aan de verdachte of aan andere medewerkers van de VVD Roermond hadden aangegeven hun stem per volmacht te willen uitbrengen, werd verzocht om enkel hun eigen naam, adres en handtekening op hun stempas dan wel op het L8 formulier (een verzoek aan de burgemeester om bij volmacht te mogen stemmen) te plaatsen. Vervolgens werden deze ingevulde documenten door de verdachte of zijn medewerkers naar het zogenaamde campagnehuis gebracht, waar zij werden verdeeld onder partijleden van de VVD, en familieleden en bekenden van de verdachte die zich op verzoek van de verdachte bereid hadden verklaard om bij gelegenheid van de verkiezingen als gevolmachtigde op te treden. Daarna werden de stempassen en de L8 formulieren van de naam, adres en de handtekening van de gevolmachtigde voorzien. Daarmee waren de stempassen gereed voor gebruik door de gevolmachtigde. Na inwilliging van het verzoek van het L8-formulier werd het zogenaamde volmachtbewijs door de gemeente aan de op het formulier aangegeven gevolmachtigde gestuurd. Met dit volmachtbewijs kan de gemachtigde namens de volmachtgever een stem uitbrengen.
Ten slotte was het de bedoeling dat de gevolmachtigden op de verkiezingsdatum hun eigen stem en die van de respectieve volmachtgevers uit zouden brengen. De verdachte heeft in dat verband verklaard dat hij tijdens de Tweede Kamerverkiezingen en de Gemeenteraadsverkiezingen in 2010, de Provinciale Statenverkiezingen van 2011 en de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 de stemcoördinator van de VVD in Roermond was. Ter terechtzitting in eerste aanleg en ook in hoger beroep heeft de verdachte de hierboven weergegeven gang van zaken in grote lijnen bevestigd.
Uit de omstandigheid dat diverse kopieën van volmacht bewijzen bij de verdachte zijn aangetroffen, leidt het hof af dat de L8 formulieren bij de gemeente zijn ingediend.
Beoordeling
Uit de Memorie van Toelichting bij de voorgestelde wijziging van de Kieswet (TK 1987-1988, 20264, p. 67) blijkt zonneklaar, dat het initiatief tot het verzoek om bij volmacht te stemmen en de keuze van de gemachtigde bij de kiezer behoort te liggen.
“De volmachtregeling is niet bedoeld om groeperingen de gelegenheid te bieden de stembevoegdheid van kiesgerechtigden die om hen moverende redenen niet aan de verkiezingen wensen deel te nemen, over te nemen en door een nader aan te wijzen derde te doen uitoefenen “, aldus die Memorie.
Deze opvatting van de wetgever is niet veranderd bij gelegenheid van de daarop volgende wijzigingen van de Kieswet. Een en ander wordt kan ook worden afgeleid uit het bepaalde in artikel L10, aanhef en sub a Kieswet, waaruit volgt dat een verzoek als bedoeld in artikel L8 (via het zogenaamde L8-formulier) door de burgemeester dient te worden afgewezen, indien blijkt dat de kiezer niet zelf de gemachtigde heeft aangewezen. De heer [persoon 48], voorzitter van de Kiesraad, heeft bij gelegenheid van zijn verhoor door de rechter-commissaris op 8 december 2015 verklaard:
“De bedoeling van de wetgever is geweest dat de volmachtgever gekend is en dat willens en wetens aan een bepaalde persoon de volmacht wordt verleend. (…) Het is dus niet de bedoeling een blanco volmacht te verstrekken met hooguit de handtekening erop met de gedachte: “Ik zie wel waar ze terechtkomen.”
Met andere woorden: de kiezer moet bepalen wie de persoon is die hij machtigt om voor hem te stemmen. Uit de hierboven weergegeven gang van zaken stelt het hof vast dat dit niet het geval is geweest.
Vrijwel alle volmachtgevers die in dit verband door de Rijksrecherche, de rechter-commissaris of de raadsheer-commissaris zijn gehoord, hebben aangegeven dat zij (de naam van) de persoon, die voor hen als gemachtigde is opgetreden, niet kennen. De stelling van de raadsvrouw dat deze gang van zaken ook in andere Nederlandse gemeenten voorkomt, kan niet leiden tot een ander oordeel over de strafbaarheid van de gedraging die aan de verdachte wordt verweten.
De raadsvrouw heeft ook nog aangevoerd dat uit het dossier in onvoldoende mate naar voren komt wie de naam en adresgegevens van de respectieve gevolmachtigden heeft ingevuld. De raadsvrouw stelt vervolgens de vraag of dit wel de verdachte is geweest.
Dit verweer ziet er naar het oordeel van het hof aan voorbij dat aan de verdachte wordt verweten dat hij het strafbare feit als omschreven in artikel Z3 van de Kieswet heeft medegepleegd.
Uit de hierboven beschreven gang van zaken volgt een zodanig bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, dat van medeplegen kan worden gesproken. Of de verdachte of een van zijn mededaders de bedoelde gegevens heeft ingevuld is dan ook niet van belang. Gelet op het bovenstaande stelt het hof vast dat de verdachte en zijn mededaders de stempassen en de volmachtbewijzen voorhanden hebben gehad om deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Onder wederrechtelijk gebruik kan in dat verband worden verstaan: het gebruik dat strijdig is met de hierboven weergegeven regeling met betrekking tot het stemmen bij volmacht uit de Kieswet.
Voor het onderdeel van de tenlastelegging dat de verdachte en/of zijn mededaders met deze stempassen en volmachtbewijzen daadwerkelijk een stem hebben laten uitbrengen is onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden, zodat de verdachte van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
11.3
De Feiten 4, 5 en 6: Ambtelijke omkoping
Ter zake van de feiten 4, 5 en 6 wordt de verdachte - kort weergegeven - verweten dat hij in de jaren 2004 tot en met 2010 zich als wethouder van de gemeente Roermond heeft laten omkopen door [medeverdachte 1] (feit 4), [persoon 44] (feit 5), [persoon 45] (feit 5), [persoon 46] (feit 6) en de aan hun gelieerde vennootschappen.
Bij de beoordeling van die feiten stelt het hof naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de gebezigde bewijsmiddelen het navolgende voorop.
Integriteit en de handhaving daarvan zijn van fundamenteel belang voor een goed functionerende overheid en het vertrouwen van de burger in de overheid.
Teneinde een onafhankelijk en integer bestuur te waarborgen is onder meer in artikel 41a Gemeentewet opgenomen dat een wethouder de eed/belofte dient af te leggen, onder meer inhoudende dat hij om iets in dit ambt te doen of na te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heeft aangenomen of zal aannemen.
De verdachte was in de periode van april 1998 tot 23 oktober 2012 ambtenaar en wethouder van de gemeente Roermond, met een portefeuille waarvan de kern bestond uit de onderwerpen volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en economische ontwikkelingen. Voor zijn benoeming als wethouder in 1989 had de verdachte reeds een lange carrière als ambtenaar en bestuurder achter de rug, in zowel de gemeentelijke, als de provinciale als de landelijke politiek. Zo was hij gemeenteraadslid van de gemeente Roermond, wethouder (belast met maatschappelijk welzijn en onderwijs) van de gemeente Roermond, lid van Provinciale Staten van Limburg, en lid van Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Om bestuurders een houvast te bieden bij het bepalen van normen omtrent de integriteit van het bestuur is door de gemeente Roermond in 2003 een gedragscode opgesteld. Zowel in de versie van 2003 als in de latere versie van 2007 is onder meer opgenomen dat een bestuurder van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aanneemt die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden (art. 2.5) en dat een bestuurder die familie- of persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, zich onthoudt van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht (art. 2.4). Voorts is opgenomen dat bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen voorkomt (art. 2.2). De verdachte was bekend met deze gedragscodes.
11.4
Feit 4: Ambtelijke omkoping door [medeverdachte 1]
Aan de verdachte is een aantal giften ten laste gelegd. Het gaat dan om bezoeken aan vastgoedbeurzen in Cannes en München, bezoeken aan WK- en EK- voetbalwedstrijden, bezoeken aan de vakantiewoning van [medeverdachte 1] in St. Tropez (Frankrijk), en reizen naar diverse steden. Voorts zou [medeverdachte 1] op verzoek van de verdachte geldbedragen geschonken hebben aan [Rechtspersoon A] (hierna: [Rechtspersoon A]) en een bijdrage hebben gegeven ten behoeve van de reclamezuil voor de verkiezingscampagne van [persoon 2].
Bij de beoordeling van dit feit gaat het hof op grond van de gebezigde bewijsmiddelen voorts uit van het navolgende.
[medeverdachte 1] was in de bewezenverklaarde periode werkzaam als projectontwikkelaar. Hij was (indirect) bestuurder van [Rechtspersoon C], [Rechtspersoon D], [Rechtspersoon E], [Rechtspersoon F] en [Rechtspersoon G] Gelet op de verwevenheid tussen [medeverdachte 1] privé en in diens hoedanigheid van directeur/bestuurder van de voornoemde aan hem gelieerde vennootschappen, wordt in het hierna volgende met “[medeverdachte 1]” bedoeld zowel [medeverdachte 1] als privépersoon, als ook [medeverdachte 1] als directeur/bestuurder, alsmede één van de voornoemde vennootschappen.
In de bewezenverklaarde periode liepen er diverse grote vastgoedprojecten in de gemeente Roermond van [medeverdachte 1] of waar [medeverdachte 1] bij betrokken was. Het gaat dan onder meer om de ontwikkeling van het Kazernevoorterrein (realisering van een ondergrondse parkeergarage en huisvesting van het stadsdeelkantoor), het Retailpark, het Multicultureel Zorgcentrum en de ECI Cultuurfabriek.
Voordat de verdachte wethouder werd zijn er door de verdachte afspraken gemaakt, die ook aan de gemeenteraad zijn medegedeeld na de vorming van een nieuw college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond na de gemeenteraadsverkiezingen van 1998.
Die afspraken luiden volgens de verdachte als volgt: de verdachte zou nooit met [medeverdachte 1] overleggen zonder ambtenaren en hij zou nooit met [medeverdachte 1] onderhandelingen voeren of overleg plegen over financiële zaken; bij kritiek was hij niet de aangewezen persoon maar de gemeentesecretaris en/of de burgemeester en tot slot zou hij gezamenlijke familievakanties en/of reizen melden aan het College.
11.4.1.
Giften
Het doen van een gift (in de zin van de ambtelijke omkopingsbepalingen in het Wetboek van Strafrecht) kan volgens vaste rechtspraak worden beschouwd als elk overdragen aan een ander van iets dat voor deze materiële of immateriële waarde heeft. Van een persoonlijke bevoordeling hoeft geen sprake te zijn. Met dit juridisch kader voor ogen zal het hof hierna de tenlastegelegde giften bespreken.
Bezoeken
Het hof stelt aan de hand van het verhandelde ter terechtzitting en de gebezigde bewijsmiddelen het volgende vast.
De verdachte is in 2007, 2008, 2009 en 2010 met [medeverdachte 1] naar de vastgoedbeurs Expo Real in München gereisd en heeft samen met [medeverdachte 1] aldaar verbleven. In 2008, 2009 en 2010 is de verdachte samen met [medeverdachte 1] naar Cannes gereisd en heeft daar in een hotel verbleven ten tijde van de vastgoedbeurs (Mipim). Voorts heeft de verdachte op uitnodiging van [medeverdachte 1] in 2006 een wedstrijd van het Nederlands elftal tijdens het WK-voetbal in Duitsland en in 2008 drie wedstrijden van het Nederlands elftal tijdens het EK-voetbal in Zwitserland bijgewoond. De verdachte is in genoemde periode een aantal keer per jaar naar de vakantiewoning van [medeverdachte 1] in St. Tropez gereisd en heeft daar verbleven. Samen met [medeverdachte 1] heeft de verdachte in 2006 Berlijn en in 2007 Londen en München bezocht. In 2010 heeft de verdachte samen met de echtgenote van [medeverdachte 1] Lourdes bezocht, welke reis door [medeverdachte 1] is betaald.
Voor voornoemde bezoeken geldt dat de reis- en verblijfkosten door [medeverdachte 1] zijn betaald. Weliswaar heeft de verdachte in een aantal gevallen achteraf een bijdrage in die kosten aan [medeverdachte 1] betaald, maar die bijdragen dekten slechts een deel van de gemaakte kosten.
Door de raadsvrouw zijn, onder verwijzing naar het rapport van [accountant], kanttekeningen geplaatst bij de door de Rijksrecherche gemaakte berekening. Daarin worden uitgaven die ter zake van hotelkamers en vluchten per privévliegtuig zijn gedaan niet meegenomen omdat deze uitgaven ook zouden zijn gedaan als de verdachte niet was meegegaan.
Naar het oordeel van het hof wordt ook in de laatst beschreven situatie met de vluchten en het verblijf in hotels iets van waarde overgedragen aan de verdachte.
Dat voorts niet alle uitgaven die de verdachte heeft gedaan zijn meegenomen, zoals door de verdachte is verklaard, laat onverlet dat niet is gebleken dat de verdachte voor het verblijf in de vakantiewoning heeft betaald en in ieder geval een aantal keren de reiskosten van de verdachte naar St. Tropez (voor zowel het vliegtuig als de helikopter) door [medeverdachte 1] zijn betaald.
Wat er zij van de exacte omvang van de uitgaven door [medeverdachte 1] ten behoeve van de verdachte, naar het oordeel van het hof is voldoende komen vast te staan dat [medeverdachte 1] aanzienlijk meer heeft betaald dan de verdachte.
Aldus is sprake van een overdracht door [medeverdachte 1] aan de verdachte van iets dat waarde heeft en dus van een gift.
Door de raadsvrouw is voorts aangevoerd dat de giften aan de verdachte in de privésfeer zijn gedaan, nu de verdachte en [medeverdachte 1] goede vrienden zijn.
Het hof zal op dat laatste nog nader ingaan in overweging 11.4.3., maar wijst er hier reeds op dat ook giften, die privé aan een ambtenaar worden gedaan, giften zijn die in de beoordeling van de vraag of het tenlastegelegde kan worden bewezen, kunnen worden betrokken. Immers, het enkele feit dat het om een gift in de privésfeer gaat, sluit niet uit dat de omkoper met zijn gift het oogmerk kan hebben om de ambtenaar om te kopen en dat de ambtenaar zich laat omkopen.
Donaties aan [Rechtspersoon A]
Het hof stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting alsmede de gebezigde bewijsmiddelen vast dat [Rechtspersoon A] een op initiatief van de verdachte door zijn twee kinderen in 1999 opgerichte besloten vennootschap is, waarvan deze twee kinderen formeel bestuurder zijn. [medeverdachte 1] heeft op verzoek van de verdachte diverse keren geldbedragen betaald aan [Rechtspersoon A] ten behoeve van VVD verkiezingscampagnes. In totaal ging het in de bewezenverklaarde periode om een bedrag van € 16.600,--.
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat deze betalingen niet als gift aan de verdachte kunnen worden aangemerkt.
Het hof overweegt hiertoe het navolgende.
De verdachte deed verzoeken aan [medeverdachte 1] en anderen om, ten behoeve van VVD campagnes, aan [Rechtspersoon A] geld te betalen. Door [Rechtspersoon A] werd daartoe telkens een factuur aan [medeverdachte 1] gezonden. Op de bankrekening van [Rechtspersoon A] werden ook vergoedingen die de verdachte ontving voor zijn nevenwerkzaamheden gestort. De verdachte kon beschikken over de bankrekening van [Rechtspersoon A]. Vanuit [Rechtspersoon A] werden onder meer verkiezingscampagnes ten behoeve van de verdachte en andere VVD-kandidaten gefinancierd. Het was de verdachte die ten behoeve van de VVD activiteiten organiseerde en - naar eigen zeggen met instemming van zijn zoon - deze door betalingen vanuit [Rechtspersoon A] financierde.
Gelet op deze feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat een betaling aan [Rechtspersoon A] ten behoeve van VVD activiteiten van waarde was voor de verdachte. Dat de verdachte vanuit [Rechtspersoon A] vervolgens ook betalingen deed die ten goede kwamen aan de VVD doet aan de waarde voor de verdachte niet af. Dat de verdachte voor die betalingen instemming had van zijn zoon, maakt dat evenmin anders.
Het verweer wordt verworpen.
Reclamezuil met afbeelding van [persoon 2]
Het hof stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting alsmede de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte in 2012 het idee heeft geopperd om een afbeelding van [persoon 2] op een reclamezuil te plaatsen. De verdachte heeft aan [medeverdachte 1] hiervoor een bijdrage gevraagd. [medeverdachte 1] heeft ten behoeve van deze reclamezuil in november 2012 een bedrag van € 1.785,--, betaald aan [Rechtspersoon H]
Door de raadsvrouw is in dit verband naar voren gebracht dat ook hier geen sprake is van een gift aan de verdachte met het kennelijke doel of de kennelijke strekking om een vorm van begunstiging te bewerkstelligen. Immers slechts het idee voor de reclamezuil was van de verdachte afkomstig.
Het hof verwerpt ook dit verweer en overweegt hiertoe het navolgende.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt niet alleen dat het idee voor de reclamezuil van de verdachte afkomstig was, maar ook dat de verdachte zich daadwerkelijk heeft ingespannen om de reclamezuil te realiseren. Daartoe heeft hij - onder andere – aan [medeverdachte 1] (financiële) bijdragen gevraagd om zo de financiering rond te krijgen. Voorts heeft de verdachte aangegeven dat hij het belangrijk vond en dat hij mensen van de VVD wilde zien en [persoon 2] de eerste Limburgse kandidaat was.
Dit volgt ook uit de reactie van de verdachte toen de afbeelding van [persoon 2] op de reclamezuil was geplaatst: “Jongens het is gelukt!!”.
Het hof leidt daaruit af dat het bij het realiseren van de verkiezingsposter op de reclamezuil om iets ging dat voor de verdachte van waarde was (het was immers zijn idee dat hij uitgevoerd wilde zien), zodat sprake is van een gift. Het maakt daarbij niet uit dat de gift is betaald aan een vennootschap waar de verdachte verder geen betrokkenheid bij had.
Conclusie giften
Het vorengaande leidt het hof tot de conclusie dat alle onder 4 ten laste gelegde giften kunnen worden aangemerkt als giften in de zin van artikel 363, lid 1 Sr (oud). Het hof acht derhalve bewezen dat de verdachte giften heeft ontvangen in de vorm van bezoeken aan de vakantiewoning van [medeverdachte 1] in St. Tropez, vastgoedbeurzen in München en in Cannes, WK- en EK- voetbalwedstrijden, en stedentrips aan Berlijn, Londen, München en Lourdes. Het hof acht ook bewezen dat [medeverdachte 1] op verzoek van de verdachte een geldbedrag heeft geschonken à € 16.660,--, aan [Rechtspersoon A] en een geldbedrag à € 1.785,--, heeft gegeven ten behoeve van de reclamezuil voor de verkiezingscampagne van [persoon 2].
De verweren die hieromtrent zijn gevoerd worden verworpen.
11.4.2.
Opzet
De verdachte ontkent door de giften te zijn bewogen tot een handelen of nalaten ten gunste van [medeverdachte 1] in zijn functie van wethouder.
Op basis van de gebezigde wettige bewijsmiddelen zal het hof beoordelen of de conclusie gerechtvaardigd is dat gelet op de feiten en omstandigheden van en rondom de giften volgt dat de verdachte (bij het vragen om en het aannemen van de giften en diensten) kort gezegd wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat het doel van de giften dan wel diensten was om hem te bewegen tot een doen of nalaten en/of dat de giften zijn gedaan ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen [verdachte] heeft gedaan en/of nagelaten. Daarbij is de omvang en de aard van de giften, het moment waarop de giften zijn gedaan, alsmede de voor de verdachte kenbare bedoeling van [medeverdachte 1] naar het oordeel van het hof van belang.
Naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting en de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
[medeverdachte 1] heeft betalingen ten behoeve van de verdachte gedaan, in de periode dat hij wethouder was en dit gedurende een aantal jaren. Zo heeft hij onder meer meerdere reizen, soms per privévliegtuig of helikopter, verblijf in hotels, etentjes en kaarten voor voetbalwedstrijden en beurzen bekostigd. Ook heeft hij financiële bijdragen geleverd aan [Rechtspersoon A] en ten behoeve van de reclamezuil.
Het hierdoor door de verdachte genoten voordeel had meer dan een beperkte omvang. Zo ging het bij de bezoeken aan WK- en EK-voetbalwedstrijden en de vastgoedbeurzen in Cannes en München om enkele duizenden euro’s per bezoek. Het betrof bovendien een aantal jaarlijks terugkerende giften, gedurende een geruime periode van circa acht jaar.
Het hof stelt voorts vast dat op het moment dat de betreffende giften gedaan werden [medeverdachte 1] betrokken was bij een aantal grote projecten binnen de gemeente Roermond, waarmee voor [medeverdachte 1] grote financiële belangen waren gemoeid. De verdachte en [medeverdachte 1] hadden door deze projecten in die periode dan ook intensief zakelijk contact en een nauwe samenwerking. Dit blijkt onder meer uit de verslagen van de diverse overleggen die in de bewezenverklaarde periode werden gevoerd.
In dit kader is van belang dat [medeverdachte 1], gelet op het verkrijgen en de voortgang van voornoemde projecten, gebaat was bij een goede relatie met de gemeente Roermond en met de verdachte in het bijzonder. De verdachte besliste weliswaar niet alleen, de gemeentelijke besluitvorming was in handen van het college van B&W, maar de verdachte was wel betrokken bij de besluitvorming als wethouder en met zijn portefeuille - onder meer - verantwoordelijk voor ruimtelijke ordening en economische ontwikkelingen. De verdachte zette zich bovendien met grote gedrevenheid in voor projecten in de stad Roermond.
Het hof stelt in dit licht vast dat de verdachte veel invloed op de besluitvorming en het verloop van de projecten had.
[medeverdachte 1] had naar het oordeel van het hof een groot belang bij het op goede voet blijven met de verdachte en het tot stand brengen, in stand houden en het verbeteren van een goede relatie. Gelet op het intensieve zakelijke contact tussen de verdachte en [medeverdachte 1] waren deze belangen van [medeverdachte 1] ook voor de verdachte kenbaar. Bovendien maakt de positie van de verdachte als wethouder en als spil in de stadsontwikkeling, alsmede zijn staat van dienst, dat hij alert diende te zijn op giften die hem worden gedaan.
Dat de verdachte zich dit ook bewust was blijkt wel uit het feit dat hij, toen hij als wethouder aantrad, het kennelijk nodig vond om afspraken te maken en ook daadwerkelijk afspraken heeft gemaakt die zagen op zijn vriendschap met [medeverdachte 1].
Daarnaast blijkt dit uit het feit dat hij daarna bij de gemeente meldingen van zijn reizen met [medeverdachte 1] heeft gedaan.
Het hof leidt dit ook af uit het feit dat de verdachte een gedeelte van de door [medeverdachte 1] gedane betalingen achteraf aan [medeverdachte 1] heeft terugbetaald, terwijl [medeverdachte 1] dit kennelijk uitdrukkelijk niet wilde. Desondanks ging de verdachte telkens opnieuw met [medeverdachte 1] op reis, terwijl [medeverdachte 1] deze reizen voor hem betaalde.
Illustratief voor de relatie en de samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] is naar het oordeel van het hof een aantal voorbeelden uit het dossier waarin naar voren komt hoe de verdachte en [medeverdachte 1] samenwerkten en hoe de verdachte voor [medeverdachte 1] van nut was c.q. kon zijn. Zo is er een aantal schriftelijke stukken van [persoon 49] (een naaste medewerker van [medeverdachte 1]) waaruit blijkt dat er tijdens het verblijf in St. Tropez tussen de verdachte en [medeverdachte 1], zonder dat daar ambtenaren bij waren, over lopende projecten werd gesproken. Daarbij werden kennelijk door de verdachte en [medeverdachte 1] informatie en standpunten uitgewisseld. In dit verband heeft [persoon 50] als getuige verklaard – zakelijk weergegeven –:
“dat iedere keer als de verdachte terugkwam van een vakantie met [medeverdachte 1] in St. Tropez, er weer iets geregeld moest worden”.
Lopende projecten werden ook besproken tijdens periodieke overleggen waarbij, blijkens de daarvan gemaakte verslagen, aanwezig waren de verdachte, wethouder [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met voornoemde [persoon 49]. [persoon 51], destijds werkzaam bij de gemeente, heeft als getuige verklaard:
“Er wordt natuurlijk heel veel gesproken met de medewerkers van [Rechtspersoon F] ([persoon 49] en [medeverdachte 1]). Dat niet alles via de formele besluitvorming verloopt en dat ze buiten het formele overleg al dingen bespreken en al afgekaart hebben, dat is wel duidelijk.”
Een ander voorbeeld betreft de gunning van infrastructurele werken rondom het Retailpark. In een brief van [persoon 49] d.d. 30 juni 2006 is opgenomen dat door toedoen van [medeverdachte 1] ook het bouwbedrijf [Rechtspersoon I] bij de gemeente aan tafel is gekomen. En voorts “Het feit dat de gemeente niet voor [Rechtspersoon I] heeft gekozen, wordt [medeverdachte 1] door [persoon 52] ernstig verweten, waarna wethouder [verdachte] met [persoon 52] heeft gebeld om aan te tonen dat [medeverdachte 1] zijn uiterste best heeft gedaan om de werken bij [Rechtspersoon I] onder te brengen.”
Een ander voorbeeld blijkt uit interne notulen van [Rechtspersoon C] van een overleg op 23 januari 2009 over het onderwerp Kazernevoorterrein en de vestiging van Zara:
“(het hof begrijpt: [medeverdachte 1]) wil ook [verdachte] op de hoogte stellen, zodat er misschien ook vanuit het gemeentebestuur een brief naar Zara kan worden verzonden.”
Uit deze voorbeelden blijkt naar het oordeel van het hof in de eerste plaats dat de verdachte actief betrokken was bij de projecten van [medeverdachte 1]. Bovendien blijkt hieruit het belang en de (mogelijke) invloed die de verdachte had of kon hebben bij de gunning en de voortgang van de projecten van [medeverdachte 1] en het daar aan voorafgaande besluitvormingsproces.
Het hof beschouwt het besluitvormingsproces in dit kader in ruime zin. Dit omvat dan niet slechts het besluit en het direct daaraan voorafgaande beraadslaging in het college van B&W, respectievelijk de gemeenteraad, maar ook het daaraan voorafgaande traject.
Voorts stelt het hof op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] tijdens de bezoeken aan de vastgoedbeurs in München lunches organiseerde waarvoor [medeverdachte 1] bestaande en potentiële investeerders en andere zakelijke contacten werden uitgenodigd. Ook de verdachte werd voor deze lunches uitgenodigd en hij heeft deze ook bijgewoond.
Dat de aanwezigheid van de verdachte voor [medeverdachte 1] bij deze lunches van belang was volgt naar het oordeel van het hof uit een opmerking in een memo van [persoon 49] waarin wordt aangegeven dat het grote voordeel in München is dat “de belangrijkste beslisser van de stad Roermond” ook aanwezig zal zijn.
Naar het oordeel van het hof is, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] aan de verdachte giften heeft verstrekt om de verdachte in zijn hoedanigheid van ambtenaar en wethouder – kort gezegd - te belonen voor en te bewegen tot een doen, dan wel een nalaten in strijd met zijn ambtelijke plicht om het laten ontstaan, in stand houden, onderhouden en verbeteren van een zodanige relatie met de verdachte, zodat de verdachte tegenover [medeverdachte 1] niet meer zo onafhankelijk kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot de verdachte.
Uit de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte en uit de omstandigheden zoals hiervoor overwogen, waaronder de omvang, de aard en de frequentie van de giften, leidt het hof af dat de verdachte wist, dan wel minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [medeverdachte 1] met voornoemd doel heeft gehandeld.
Het hof is, anders dan het Openbaar Ministerie, van oordeel dat (voor het overige) niet is gebleken van een concrete gunst of tegenprestatie die de verdachte zou hebben gegeven in ruil voor de giften.
Weliswaar komt uit het dossier het beeld naar voren dat [medeverdachte 1] voordeel heeft gehad bij de besluitvorming door de gemeente, maar noch uit het onderzoek ter terechtzitting, noch uit het dossier kan in bewijsrechtelijke zin voldoende overtuigend worden afgeleid dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk door de verdachte is bevoordeeld.
Aan een zodanige conclusie staat niet alleen de collegiale besluitvorming binnen de gemeente in de weg, maar ook de inhoud van de (bij de rechter-commissaris afgelegde) verklaringen van ambtenaren en leden van het college van
B & W. Velen daarvan hebben aangegeven dat zij niet gemerkt hebben dat de verdachte [medeverdachte 1] of andere ondernemers daadwerkelijk heeft voorgetrokken of op een andere manier heeft begunstigd.
11.4.3.
Verweer: vriendschap
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de verdachte en [medeverdachte 1] sinds lange tijd goede vrienden zijn. Dit blijkt onder meer uit het feit dat zij al vele jaren met hun gezinnen gezamenlijk vakanties hielden en dat zij verjaardagen en andere feestelijkheden met elkaar vierden. Er is derhalve geen sprake van giften en gunsten gelegen buiten het kader van vriendschap en deze giften zijn niet gegeven omwille van redenen gelegen buiten die hechte vriendschap. De giften dienen dan ook alleen in dat licht te worden bezien en van omkoping is dan ook geen sprake.
Het hof onderkent dat de verdachte en [medeverdachte 1] sinds lange tijd bevriend zijn en een hechte vriendschap hebben. De vraag die beantwoord dient te worden is of deze vriendschap in dit geval de hierboven voorshands getrokken conclusie ontzenuwt.
Het hof overweegt hieromtrent, in aanvulling van hetgeen hiervoor reeds is overwogen omtrent de giften en de (voor de verdachte kenbare) redenen waarom deze zijn gedaan, het volgende.
Tussen de verdachte en [medeverdachte 1] bestond in de bewezenverklaarde periode een intensieve zakelijke en een hechte vriendschappelijke relatie.
Deze twee hoedanigheden zijn naar het oordeel van het hof evenwel niet goed te scheiden en lopen in elkaar over. Zoals de verdachte zelf ook heeft verklaard was hij 24 uur per dag wethouder.
Daar komt bij dat de verdachte en [medeverdachte 1] zelf ook geen (strikte) scheiding in hun relatie hebben aangebracht. Dit volgt bijvoorbeeld uit de eerder genoemde notities van [persoon 49] betreffende de te bespreken zaken in de vakantiewoning in St. Tropez, uit het bezoek aan de eindejaar bijeenkomst van [persoon 53] tijdens een stedentrip naar Londen in december 2007 en de meldingen van de bezoeken aan de vastgoedbeurzen. Daarvoor kan ook niet bepalend zijn dat de verdachte en [medeverdachte 1] achteraf bepaalde bezoeken als louter vriendschappelijk hebben aangemerkt.
Hieraan doet niet af dat de vriendschap tussen de verdachte en [medeverdachte 1] algemeen bekend was, dat de verdachte de bezoeken, zoals afgesproken, altijd heeft gemeld aan het College van B&W en dat er nooit bezwaar gemaakt is.
Het hof zal dan ook geen scheiding tussen vriendschappelijke en zakelijke bezoeken aanbrengen. De omstandigheid dat de verdachte en [medeverdachte 1] vrienden zijn, kan geen rechtvaardiging vormen voor het feit dat de verdachte de hierboven omschreven giften heeft aangenomen. Juist van de verdachte mocht, als wethouder, worden verwacht dat hij alert zou zijn en dat hij bij twijfel omtrent de aard en de omvang van de giften, deze had geweigerd.
Het voorgaande maakt dat de vriendschap tussen de verdachte en [medeverdachte 1] geen ander licht werpt op de giften en de (voor de verdachte kenbare) redenen waarom deze giften werden gedaan.
Het verweer hieromtrent wordt verworpen.
11.4.4.
Onbetrouwbaarheid getuige [persoon 50]
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaringen afgelegd door [persoon 50] niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd, nu zij onbetrouwbaar zijn. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de door de getuige [persoon 50] afgelegde verklaringen voldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te worden gebezigd. Haar verklaringen zijn consistent en vinden op belangrijke onderdelen ook steun in andere bewijsmiddelen.
Het verweer van de raadsvrouw ter zake wordt verworpen.
11.5.
Feit 5: Ambtelijke omkoping door [persoon 44]/[persoon 45]
Onder feit 5 wordt de verdachte verweten dat hij in de periode van 2006 tot en met 2012, als wethouder, geldbedragen heeft gevraagd en aangenomen van [persoon 44] en [persoon 45], dan wel van de aan hen gelieerde vennootschappen [Rechtspersoon J], [Rechtspersoon K] en [Rechtspersoon L] De giften zouden bestaan uit geldbedragen groot € 8.330,--, aan [Rechtspersoon A] en een financiële bijdrage aan de verkiezingscampagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 in de vorm van een reclamezuil met billboard met afbeelding van [persoon 2].
Het hof overweegt hiertoe naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting en de gebezigde bewijs middelen als volgt.
[persoon 44] was in de bewezenverklaarde periode bestuurder van [Rechtspersoon J] (hierna: [persoon 44] Groep) en indirect van [Rechtspersoon L] (hierna: [persoon 44] Projectontwikkeling). [persoon 45] was in die tijd als senior projectontwikkelaar werkzaam bij [Rechtspersoon L]. [Rechtspersoon L] hield zich bezig met de verkrijging, vervreemding, exploitatie van onroerende zaken, ontwikkeling van bouwprojecten, coördinatie tussen de daarbij betrokken grondeigenaren, aannemer, architect en overheidsinstanties.
11.5.1.
Giften
Zoals het hof reeds onder 11.4.1. heeft overwogen is een gift elk overdragen aan een ander van iets dat voor deze materiële of immateriële waarde heeft. Van een persoonlijke bevoordeling hoeft geen sprake te zijn.
De raadsvrouw heeft - kort en zakelijk weergegeven - ter zake van de donaties aan [Rechtspersoon A] alsmede ter zake van de reclamezuil aangevoerd dat deze betalingen niet als gift aan de verdachte kunnen worden aangemerkt en dat hij niet wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de betalingen werden gedaan met het doel om er iets voor terug te krijgen. Ter zake van de reclamezuil heeft de raadsvrouw nog naar voren gebracht dat geen sprake is van een gift aan de verdachte met het kennelijke doel of de uiterlijke strekking om een vorm van begunstiging te bewerkstelligen. Immers, slechts het idee voor de reclamezuil was van de verdachte afkomstig.
Het hof stelt naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting en de gebezigde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Donaties aan [Rechtspersoon A]
De verdachte heeft verklaard dat hij bedrijven heeft benaderd met de vraag of zij de VVD wilden sponsoren en dat de bedrijven die dat wilden een factuur van [Rechtspersoon A] kregen. [persoon 44] en [persoon 45] zijn door de verdachte benaderd met het verzoek om (hem) te sponsoren. Zij hebben hier aan voldaan en [Rechtspersoon L] en/of [Rechtspersoon J] hebben de door [Rechtspersoon A] verzonden facturen voldaan. Het ging om bijdragen in de jaren 2006, 2007, 2010 en 2011 en in totaal om een bedrag van € 8.330,-.
Zoals onder 11.4.1. reeds is overwogen is [Rechtspersoon A] een op initiatief van de verdachte opgerichte vennootschap waarvan de twee kinderen van de verdachte formeel bestuurder waren en waarover de verdachte zeggenschap had. Voorts is overwogen dat de daargenoemde betalingen aan [Rechtspersoon A] als gift aan de verdachte kunnen worden aangemerkt. Dat geldt ook voor de hier bewezenverklaarde betalingen. Voorts blijkt ook uit de door [persoon 45] afgelegde verklaring dat hij [Rechtspersoon A] beschouwde als zijnde een B.V. van de verdachte.
Aldus is naar het oordeel van het hof dan ook sprake van giften door [persoon 44] en [persoon 45] aan de verdachte.
Het verweer van de raadsvrouw wordt in zoverre verworpen.
Reclamezuil met afbeelding van [persoon 2]
De verdachte heeft in 2012 het idee geopperd om een afbeelding van [persoon 2] op een reclamezuil te plaatsen. Ten behoeve van deze reclamezuil heeft de verdachte aan [persoon 44] een financiële bijdrage gevraagd. [persoon 44] heeft daartoe in september 2012 een bedrag van € 1.170,--, betaald aan [Rechtspersoon H].
Het hof verwerpt ook dit verweer. Het hof verwijst in dit licht naar hetgeen hiervoor onder 11.4.1. is overwogen.
11.5.2.
Opzet
Voor beantwoording van de vraag of sprake is van omkoping geldt het zelfde beoordelingskader als hierboven onder 11.4.2. overwogen.
De verdachte ontkent door de giften te zijn bewogen tot een handelen of nalaten in zijn functie van wethouder.
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat in de periode waarin de verdachte aan [persoon 44]/[persoon 45] de betreffende verzoeken deed en de bijdragen aan [Rechtspersoon A], in totaal een bedrag van € 8.330,-, en de bijdrage van € 1.190,-, ten behoeve van de reclamezuil werden voldaan, in Roermond -onder andere- de projecten [project 1], [project 2] en [project 3] liepen, waarbij zowel [persoon 44] als bestuurder van de [Rechtspersoon J] als de verdachte als wethouder betrokken waren.
Voorts stelt het hof vast dat [persoon 44] omtrent de redenen voor het doen van de donaties heeft verklaard – zakelijk weergegeven - dat hem dit werd gevraagd door de verdachte, dat hij altijd prettig heeft samengewerkt met de gemeente Roermond c.q. de verdachte, dat daar een bijdrage uit volgt aan de VVD, en dat je in de gemeente Roermond ‘niets voor niets’ krijgt. Ook [persoon 45] heeft verklaard – zakelijk weergegeven - dat de bijdragen zijn gedaan omdat de verdachte dit vroeg. Hij heeft bovendien verklaard dat zij projecten hadden lopen in de gemeente Roermond en de verdachte er voor zorgde dat die goed verliepen. Of zoals [persoon 45] het verder verwoordt: “voor wat hoort wat”.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van het hof tevens dat [persoon 44]/[persoon 45] en/of de aan hen gelieerde bedrijven gebaat waren bij een goede relatie met de gemeente Roermond en met de verdachte in het bijzonder. Reeds hierboven is overwogen dat uit de bewijsmiddelen volgt, dat de verdachte veel invloed op de besluitvorming en het verloop van bouwprojecten had.
Daarnaast maakt de positie van de verdachte als wethouder en als spil in de stadsontwikkeling, alsmede zijn staat van dienst, ook in dit geval dat hij alert diende te zijn op giften die hij vroeg en die hem werden gedaan en dat hij, gelet op zijn betrokkenheid bij de lopende projecten van (de bedrijven van) [persoon 44], zich ook daadwerkelijk van deze belangen bewust was.
Naar het oordeel van het hof is, op grond van het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat [persoon 44] en [persoon 45] aan de verdachte giften hebben verstrekt om de verdachte in zijn hoedanigheid van ambtenaar en wethouder – kort gezegd - te belonen voor en te bewegen tot een doen dan wel een nalaten in strijd met zijn ambtelijke plicht om het laten ontstaan, in stand houden, onderhouden en verbeteren van een zodanige relatie met de verdachte, zodat de verdachte tegenover [persoon 44] en [persoon 45] niet meer zo onafhankelijk kon zijn bij het nemen van beslissingen.
Uit de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte en uit de omstandigheden zoals hiervoor overwogen, leidt het hof af dat de verdachte wist, dan wel minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [persoon 44]/[persoon 45] met voornoemd doel hebben gehandeld. Ook op grond van algemene ervaringsregels was het voor de verdachte duidelijk dat [persoon 45] en [persoon 44] een tegenprestatie zouden verwachten, toen zij op zijn verzoeken ingingen.
Het hof is overigens van oordeel dat niet is gebleken van een concrete gunst of tegenprestatie die de verdachte zou hebben gegeven in ruil voor de giften.
De verweren die hieromtrent gevoerd zijn worden verworpen.
11.6.
Feit 6: Ambtelijke omkoping door [persoon 46]/[Rechtspersoon M]
Onder feit 6 wordt de verdachte verweten dat hij in de periode van 2006 tot en met 2011, als wethouder, een gift en een tweetal diensten heeft gevraagd en/of heeft aangenomen van [persoon 46] dan wel van de aan hem gelieerde vennootschap [Rechtspersoon M] (hierna: [Rechtspersoon M]). De gift zou bestaan uit een geldbedrag groot € 595,--, aan [Rechtspersoon A] en de diensten zouden bestaan uit het aanleveren van privéadressen van medewerkers van [Rechtspersoon M], woonachtig in Roermond, die benaderd konden worden in het kader van de persoonlijke campagnevoering door de verdachte, met als doel om met voorkeursstemmen te worden gekozen, en daarnaast het laten reageren door vijf tot tien mensen uit de omgeving van [persoon 46]/[Rechtspersoon M] op een door Dagblad [dagblad] te publiceren negatief/suggestief krantenbericht over de bestuurscultuur in Roermond in het algemeen en over de verdachte persoonlijk in het bijzonder.
De raadsvrouw van de verdachte heeft naar voren gebracht dat – kort en zakelijk weergegeven – de onder feit 6 genoemde gevallen niet als gift en/of diensten kan/kunnen worden aangemerkt en dat de verdachte niet wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de gift/diensten hem werden gedaan met het doel om er iets voor terug te krijgen.
Het hof overweegt hieromtrent naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting en de gebezigde bewijs middelen als volgt.
[persoon 46] was in de ten laste gelegde periode indirect bestuurder van [Rechtspersoon M], welk bedrijf zich bezig hield met beveiligingswerkzaamheden.
11.6.1.
Giften
Donaties aan [Rechtspersoon A]
De verdachte heeft verklaard zakelijk weergegeven dat hij bedrijven heeft benaderd met de vraag of zij de VVD wilden sponsoren en dat de bedrijven die dat wilden een factuur van [Rechtspersoon A] kregen. Ook [persoon 46] is door de verdachte benaderd met het verzoek om te sponsoren. [persoon 46] heeft hier aan voldaan en middels zijn bedrijf [Rechtspersoon M] op 1 maart 2010 het bedrag van € 595,--, aan [Rechtspersoon A] voldaan.
Zoals hiervoor onder 11.4.1. is overwogen is [Rechtspersoon A] een op initiatief van de verdachte opgerichte vennootschap waarvan de twee kinderen van de verdachte formeel bestuurder waren en waarover de verdachte zeggenschap had. Voorts is overwogen dat de daargenoemde betalingen aan [Rechtspersoon A] als gift aan de verdachte kunnen worden aangemerkt. Dat geldt ook voor de hier ten laste gelegde betaling. Het hof verwijst naar hetgeen hiervoor onder 11.4.1. is overwogen. Voorts blijkt ook uit de door [persoon 46] afgelegde verklaring dat hij er van uit ging dat [Rechtspersoon A] gelieerd is aan de verdachte.
Aldus is naar het oordeel van het hof dan ook sprake van een gift door [persoon 46]/[Rechtspersoon M] aan de verdachte.
11.6.2.
Diensten
Aanleveren van privéadressen en reactie op krantenbericht
Voorts stelt het hof vast dat de verdachte bij e-mailbericht van 13 november 2006 aan [persoon 46]/[Rechtspersoon M] heeft verzocht om privéadressen van medewerkers van het bedrijf van [persoon 46] ten behoeve van zijn campagne, welke gegevens [persoon 46] vervolgens aan de verdachte heeft gegeven. Daarnaast heeft de verdachte bij e-mailbericht van 1 oktober 2011 aan [persoon 46]/[Rechtspersoon M] gevraagd of hij er zorg voor kon dragen dat er vanuit zijn omgeving reacties naar Dagblad [dagblad] gingen naar aanleiding van een suggestief krantenartikel naar de bestuurscultuur in Roermond en de persoon van de verdachte in het bijzonder.
11.6.3.
Opzet
Voor beantwoording van de vraag of sprake is van omkoping geldt het zelfde beoordelingskader als hierboven onder 11.4.2. overwogen.
De verdachte ontkent door de gift/diensten te zijn bewogen tot een handelen of nalaten in zijn functie van wethouder.
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat op of omstreeks de periode waarin de verdachte aan [persoon 46]/[Rechtspersoon M] de betreffende verzoeken deed en de bijdrage aan [Rechtspersoon A] werd voldaan en de privéadressen van de medewerkers van [Rechtspersoon M] werden verstrekt, in de gemeente Roermond projecten van [persoon 46]/[Rechtspersoon M] liepen, te weten het (pilot)project [project 4], alarmopvolging voor gemeentelijke panden/objecten, particuliere beveiliging in bepaalde wijken en bij diverse grootschalige evenementen, waar de verdachte als wethouder -in enige mate- bij betrokken was. Immers, [persoon 46] heeft verklaard dat de e-mailberichten die hij in het kader van zijn projecten met de ambtenaar van de gemeente uitwisselde ook naar de verdachte werden gezonden.
Voorts stelt het hof vast dat [persoon 46] heeft verklaard dat de verdachte hem vroeg om te sponsoren en dat hij dacht dat de verdachte zijn ingang was om bij de gemeente binnen te komen. Hij heeft de verdachte ook bedankt voor opdrachten en hij had het gevoel had dat de verdachte voor hem en voor [Rechtspersoon M] de deur binnen de gemeente Roermond had geopend. De verdachte was volgens [persoon 46] bepalend binnen de gemeente Roermond.
[persoon 46] was zich, blijkens zijn verklaring, bewust van het feit dat hij gebaat was bij een goede relatie met de verdachte en – daarmee - met de gemeente Roermond, teneinde werk te krijgen.
De verdachte besliste weliswaar niet alleen, de gemeentelijke besluitvorming was in handen van het college van B&W, maar de verdachte was wel betrokken bij de besluitvorming als wethouder en zette zich met grote gedrevenheid in voor projecten in de stad Roermond. Het hof stelt in dit licht vast dat de verdachte veel invloed had op de besluitvorming en zich bemoeide met het verloop van de projecten waar [Rechtspersoon M] bij betrokken was. Daarnaast maakt de positie van de verdachte als wethouder alsmede zijn staat van dienst, dat hij alert diende te zijn op giften die hem worden gedaan en dat hij, gelet op zijn betrokkenheid bij de lopende projecten van [persoon 46] en/of [Rechtspersoon M], zich ook daadwerkelijk van deze belangen bewust was.
Naar het oordeel van het hof is, op grond van het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat [persoon 46] aan de verdachte een gift heeft verstrekt en één van de twee gevraagde diensten heeft verleend om de verdachte in zijn hoedanigheid van ambtenaar en wethouder – kort gezegd - te belonen voor en te bewegen tot een doen dan wel een nalaten in strijd met zijn ambtelijke plicht om het laten ontstaan, in stand houden, onderhouden en verbeteren van een zodanige relatie met de verdachte, zodat de verdachte tegenover [persoon 46] niet meer zo onafhankelijk kon zijn bij het nemen van beslissingen.
Uit de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte en uit de omstandigheden zoals hiervoor overwogen, leidt het hof af dat de verdachte wist, dan wel minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [persoon 46] met voornoemd doel heeft gehandeld. Ook op grond van algemene ervaringsregels was het voor de verdachte duidelijk dat [persoon 46] een tegenprestatie zou verwachten, toen hij op zijn verzoeken inging.
Het hof is overigens van oordeel dat ook in dit geval niet is gebleken van een concrete gunst of tegenprestatie die de verdachte zou hebben gegeven in ruil voor de gift en de verleende dienst.
De verweren die hieromtrent gevoerd zijn worden verworpen.
11.7
Feit 7: Witwassen
Onder feit 7 wordt de verdachte – zakelijk weergegeven – verweten dat hij, alleen of samen met anderen, in de periode van 1 april 2002 tot en met 31 december 2012 een bedrag van ongeveer € 175.000,-, heeft witgewassen. Impliciet subsidiair is het (medeplegen van) schuldwitwassen aan de verdachte ten laste gelegd.
Uit het dossier blijkt naar het oordeel van het hof dat het hier gaat om gelden die [Rechtspersoon A] in de periode van 2002 tot en met 2012 op haar bankrekening heeft ontvangen. Tevens valt uit het dossier af te leiden dat de bankrekening van [Rechtspersoon A] werd gevoed door een tweetal geldstromen: enerzijds de financiële vergoeding die de verdachte in de periode van 1 april 2002 tot en met 31 december 2012 voor advieswerkzaamheden van [Rechtspersoon N] ontving en anderzijds de sponsorgelden die [Rechtspersoon A] ontving van diverse ondernemers die daarmee de verkiezingscampagnes van de verdachte of van de VVD Roermond wensten te ondersteunen.
11.7.1.
De betalingen van [Rechtspersoon N] aan [Rechtspersoon A]
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de bankrekening van [Rechtspersoon A] door de verdachte is misbruikt om fiscaal voordeel te behalen en om te verhullen wie welke rechten had op het banksaldo van [Rechtspersoon A].
Ten aanzien van de gelden die door [Rechtspersoon N] aan [Rechtspersoon A] zijn overgemaakt stelt het Openbaar Ministerie dat deze afkomstig zijn van twee misdrijven, te weten: de overtreding van artikel 69 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR), gepleegd door de verdachte en valsheid in geschrift, gepleegd door [Rechtspersoon A] en de verdachte.
Het verwijt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 69 AWR en aan valsheid in geschrift is terug te voeren op de stelling van het Openbaar Ministerie dat de verdachte zijn met [Rechtspersoon N] overeengekomen vergoeding voor advieswerkzaamheden in zijn jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekering (IB) in box 1 had moeten opgeven als ‘resultaat uit overige werkzaamheden’. Door dit na te laten heeft de verdachte volgens het Openbaar Ministerie een onjuiste aangifte gedaan en heeft hij belasting ontdoken. Door het ten onrechte te laten voorkomen alsof er tussen [Rechtspersoon A] en de verdachte een rechtsverhouding bestond op grond waarvan [Rechtspersoon A] aan [Rechtspersoon N] facturen mocht uitsturen moeten die facturen als vals worden aangemerkt. Door die valse facturen in de administratie van [Rechtspersoon A] op te nemen is die administratie valselijk opgemaakt. Met deze handelwijze hebben de verdachte en [Rechtspersoon A] volgens het Openbaar Ministerie verhuld dat het om privé inkomen van de verdachte ging en dat de verdachte, en niet [Rechtspersoon A], de rechthebbende op deze gelden was.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in dit verband aangegeven dat de verdachte in deze het advies heeft gevolgd van zijn accountant en heeft verder gewezen op onder andere de opinies van verdachtes eigen accountant, de heer [accountant], van de fiscalisten [fiscalist 1] en van de heer [fiscalist 2]. De fiscale constructie die de verdachte heeft gebruikt is gebaseerd op het standpunt dat de adviseursvergoedingen van [Rechtspersoon N] op grond van een overeenkomst tussen haar en [Rechtspersoon A] aan [Rechtspersoon A] zijn toegekomen. De verdachte heeft om niet gewerkt voor [Rechtspersoon A]. Dit was mogelijk omdat de verdachte geen aanmerkelijk belang in [Rechtspersoon A] had. [Rechtspersoon A] kon en mocht daarom ter zake van de adviseursvergoedingen factureren aan [Rechtspersoon N], aldus de verdachte. De raadsvrouw van de verdachte heeft daarbij gewezen op het vonnis van de rechtbank Zeeland – West Brabant d.d. 13 mei 2016 waarin de rechtbank overweegt dat er een sterke aanwijzing bestaat dat [Rechtspersoon A], en niet de verdachte, de wederpartij van [Rechtspersoon N] met betrekking tot de activiteiten door de verdachte is, en dat de inspecteur van de Belastingdienst het omgekeerde niet aannemelijk heeft gemaakt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte in 2002 en 2003 overleg heeft gehad met zijn accountant over de vraag hoe de adviseursvergoeding van [Rechtspersoon N] fiscaal het voordeligst kon worden aangewend voor het opleiden van jonge VVD-politici en het financieren van verkiezingscampagnes.
De verdachte heeft daarbij voorgesteld om de adviseursvergoeding van [Rechtspersoon N] op de bankrekening van [Rechtspersoon A] te laten storten, zoals ook was gebeurd met de gelden die hij vanaf 1999 ontving voor zijn werkzaamheden als voorzitter van het [Rechtspersoon O] en als ambassadeur van [Rechtspersoon P]. Deze werkwijze was de verdachte in 1999 aangeraden door zijn toenmalige accountant en is hem nadien niet door zijn accountant afgeraden, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft geen reden om hieraan te twijfelen. In het strafdossier bevinden zich aanwijzingen dat [Rechtspersoon A] inderdaad als contractspartij van [Rechtspersoon N] heeft te gelden, zoals de raadsvrouw heeft betoogd. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden de verdachte redelijkerwijs kon en mocht menen dat de door hem gedane aangiften IB juist en volledig waren, in die zin dat het standpunt dat aan die aangiften ten grondslag ligt gebaseerd is op een pleitbare uitleg van het (fiscale) recht. Dit betekent dat dan ook niet kan worden gezegd dat de verdachte opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften heeft gedaan die ertoe strekten dat er te weinig belasting werd geheven. Daartoe is immers vereist dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, dus minst genomen met voorwaardelijk opzet, hetgeen betekent dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij ten onrechte geen onderscheidenlijk een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan.
Dat laatste doet zich hier niet voor nu de door de verdachte aanvaarde kans dat de aangiften onjuist of onvolledig zouden blijken te zijn niet aanmerkelijk was (zie ook: HR 21 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:638). Dit geldt niet alleen voor de aangiften die onderwerp van geschil waren in de hiervoor genoemde procedure (2009 tot en met 2012), maar ook voor de aangiften van 2002 tot en met 2008.
Aan die aangiften ligt immers hetzelfde standpunt van de verdachte ten grondslag.
Het zelfde kan worden gezegd van de facturen met betrekking tot de adviseurswerkzaamheden die door [Rechtspersoon A] aan [Rechtspersoon N] zijn verzonden. Niet kan worden vastgesteld dat het (voorwaardelijk) opzet van [Rechtspersoon A] of van de verdachte gericht is geweest op het ‘vals maken’ van de facturen.
11.7.2.
Aangiften omzetbelasting [Rechtspersoon A]
Het Openbaar Ministerie heeft zijn standpunt, dat [Rechtspersoon A] zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 69 AWR gebaseerd op de stelling dat [Rechtspersoon A] onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan door privé uitgaven van de verdachte als zakelijke uitgaven van [Rechtspersoon A] te administreren. [Rechtspersoon A] heeft ten onrechte omzetbelasting verrekend, waardoor het vermogen van [Rechtspersoon A] is besmet.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat uit het dossier volgt, dat de uitgaven van [Rechtspersoon A] voor een deel zagen op de kosten van de campagnes voor de VVD. Niet is gebleken dat die kosten niet zakelijk waren. Het overige deel van de uitgaven zag volgens de verdachte op onkosten die door hem in het kader van de advieswerkzaamheden voor [Rechtspersoon N] werden gemaakt.
Hoewel bij een aantal van die kosten kan worden betwijfeld of dit daadwerkelijk [Rechtspersoon N]-gerelateerde onkosten waren, gaat het thans te ver om te concluderen dat sprake is van een fiscaal gronddelict, te weten het opzettelijk doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting.
Het dossier geeft hiervoor ook onvoldoende wettige bewijsmiddelen, terwijl voorts het hof niet gebleken is dat de inspecteur van de Belastingdienst in dit verband navorderingsaanslagen aan [Rechtspersoon A] heeft opgelegd.
11.7.3.
De betalingen aan [Rechtspersoon A]
Voor het eerst in hoger beroep heeft het Openbaar Ministerie aangevoerd dat de betalingen van [medeverdachte 1], [persoon 44] en [persoon 46] aan [Rechtspersoon A] van misdrijf, te weten omkoping, afkomstig zijn en dat de verdachte deze gelden vervolgens heeft omgezet. Aldus kan volgens het Openbaar Ministerie het aan de verdachte ten laste gelegde witwassen bewezen verklaard worden.
Reeds hierboven heeft het hof overwogen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ambtelijke omkoping door onder andere giften aan de “verkiezingskas” van [Rechtspersoon A] van [medeverdachte 1], [persoon 44] en [persoon 46], dan wel van bedrijven die aan hen gelieerd zijn, te vragen en deze vervolgens te accepteren. De verdachte kon voor een belangrijk deel zelf bepalen welke bestemming de door [Rechtspersoon A] ontvangen gelden hadden.
Het hof concludeert dan ook dat de verdachte deze gelden heeft ‘omgezet’ in die zin, dat hij deze gelden door [Rechtspersoon A] heeft (doen) uit(ge)geven, terwijl hij wist (in die zin dat hij minst genomen bewust de aanmerkelijke kans daartoe heeft aanvaard) dat de betreffende gelden van misdrijf afkomstig waren. Hieruit volgt dat het aan de verdachte verweten witwassen bewezen kan worden verklaard. Het dossier bevat onvoldoende wettig bewijs waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte dit feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd. Evenmin acht het hof voldoende wettig bewijs aanwezig voor het in de tenlastelegging opgenomen verwijt dat de verdachte de werkelijke aard en herkomst van de gelden heeft verborgen of verhuld, zodat hij van deze onderdelen zal worden vrijgesproken.
12. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van stembiljetten en volmachtbewijzen voorhanden hebben met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
Het onder 4 en 5 bewezen verklaarde levert op:
Als wethouder een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, meermalen gepleegd
en
Als wethouder een gift aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt ten gevolge van hetgeen door hem in zijn huidige en/of vroegere bediening, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan of nagelaten, meermalen gepleegd
en
Als wethouder een gift vragen, teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, meermalen gepleegd
en
Als wethouder een gift vragen ten gevolge van hetgeen door in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten, meermalen gepleegd
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
Als wethouder een gift en een dienst aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en
Als wethouder een gift en een dienst aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt ten gevolge van hetgeen door hem in zijn huidige en/of vroegere bediening, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan of nagelaten
en
Als wethouder een gift en diensten vragen, teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en
Als wethouder een gift en diensten vragen ten gevolge van hetgeen door in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten, meermalen gepleegd.
Het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
Witwassen, meermalen gepleegd.
13. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
14. Vordering van het Openbaar Ministerie
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden alsmede tot een ontzetting uit het recht om een bestuurlijk ambt te bekleden in rijks-, provinciaal of gemeentelijk verband dan wel in enige andere organisatie met overheidsstatus voor de duur van 3 jaar. Voorts is gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder feit 3 ten laste gelegd zal worden veroordeeld zonder oplegging van straf of maatregel.
15. Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een zeer lange periode als wethouder giften van zijn medeverdachte en project ontwikkelaar [medeverdachte 1] gevraagd en aangenomen. Ook heeft de verdachte giften van een drietal andere lokale ondernemers gevraagd en aangenomen. Door het vragen en aannemen van die giften heeft de verdachte zich laten omkopen in die zin, dat hij niet meer zo onafhankelijk kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot die ondernemers als in het geval dat hij die giften niet had gevraagd en aangenomen. Daarnaast heeft de verdachte vertrouwelijke informatie doorgegeven die betrekking had op de sollicitatieprocedure voor het ambt van burgemeester in de gemeente Roermond. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het rommelen met stempassen en volmachtbewijzen. Ten slotte heeft de verdachte de gelden die de genoemde ondernemers hebben betaald aan zijn verkiezingskas, [Rechtspersoon A], witgewassen.
Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Voor het goed functioneren van het openbaar bestuur is van essentieel belang dat dit zuiver handelt. Een noodzakelijke voorwaarde daarvoor is dat ambtenaren, als uitvoerders van diverse overheidstaken, objectief en onafhankelijk zijn. Indien dit niet het geval is, bijvoorbeeld wanneer persoonlijke en zakelijke belangen te veel door elkaar lopen, ondermijnt dat het vertrouwen in het openbaar bestuur en daarmee ook het functioneren van dat openbaar bestuur. Dit is ook waarom de grenzen, die aan (hoge) ambtenaren worden gesteld met betrekking tot integriteit, bewaakt moeten worden en in geval van overschrijding van die grenzen, een procedure als de onderhavige behoort te volgen.
Het hof rekent de verdachte de omkopingen en de schendingen van de geheimhoudingsplicht het zwaarste aan. Met het plegen van deze feiten heeft de verdachte de integriteit van de sollicitatieprocedure ernstige schade berokkend en het goede functioneren en de integriteit van het openbaar bestuur ondermijnd. Dat laatste geldt ook voor het gerommel met stempassen en volmachtbewijzen. Het vertrouwen van de burger in dat openbaar bestuur is aldus ernstig schade berokkend.
Met het vragen en aannemen van de giften van zijn vriend [medeverdachte 1] is de verdachte veel te ver gegaan. De verdachte heeft daarmee minst genomen op de koop toe genomen dat deze giften onder andere waren bedoeld om hem gunstig te stemmen waar het ging om de belangen van [medeverdachte 1]. Als de vriendschap tussen [medeverdachte 1] en de verdachte voor hem zo belangrijk was, dan had van de verdachte mogen worden verlangd dat hij, telkens op het moment dat hij als wethouder tot het college van B & W toetrad, en ook tussentijds, zich had afgevraagd of het zijn van wethouder met die portefeuille wel verenigbaar was met die vriendschap. Niet is gebleken dat de verdachte zich hiervan op enig moment gedurende de tenlastegelegde periode voldoende rekenschap heeft gegeven.
Het vragen en aannemen van giften van drie andere ondernemers past in die handelwijze van de verdachte; ook van hen heeft de verdachte onvoldoende afstand gehouden, terwijl dat wel van hem mocht worden verwacht.
Met het doorspelen van vertrouwelijke informatie aan [medeverdachte 3]en [persoon 5] heeft de verdachte die kandidaten een onaanvaardbaar voordeel gegeven ten opzichte van de andere kandidaten, waardoor de eerlijkheid van de procedure tot benoeming van de burgemeester in Roermond is aangetast. Ook heeft hij namen van kandidaten aan anderen genoemd.
Het witwassen wordt door het hof gezien als het onvermijdelijk gevolg van de door de verdachte gekozen financiële constructie dat voor de bepaling van de strafsoort en strafmaat in dit geval minder gewicht in de schaal legt.
Gelet op hetgeen in andere, in omvang en ernst vergelijkbare zaken aan straf pleegt te worden opgelegd, acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur passend. Gelet op de volgende feiten en omstandigheden zal het hof daar echter niet toe overgaan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 oktober 2017 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijke en andersoortige strafbare feiten.
Het hof houdt rekening met de gevorderde leeftijd van de verdachte. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat de verdachte persoonlijk een groot voordeel van zijn handelen heeft gehad. Evenmin is het hof gebleken dat de verdachte concrete tegenprestaties aan de betrokken ondernemers of hun ondernemingen heeft geleverd.
Het hof erkent dat de verdachte grote verdiensten heeft gehad voor de economische ontwikkeling van de stad Roermond. Dat neemt de ernst van de bewezenverklaarde feiten weliswaar niet weg, maar plaatst deze wel in een ander perspectief.
Voorts houdt het hof rekening met de grote impact die deze zaak onmiskenbaar op de verdachte heeft gehad. De verdachte heeft zich gedwongen gezien om terug te treden als wethouder en als Eerste Kamerlid. De publiciteit die deze zaak met zich heeft gebracht is enorm geweest. Dat de verdachte die zo nu en dan zelf heeft opgezocht, maakt dit niet anders.
Gelet op het bovenstaande zal het hof de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twaalf maanden, met een proeftijd van twee jaren. Daarmee geeft het hof enerzijds uitdrukking aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de daarmee gepaard gaande schending van de integriteit van het openbaar bestuur en houdt het anderzijds sterk rekening met de hierboven aangegeven feiten en omstandigheden.
Uit het vorengaande volgt reeds dat het hof, gelet op de ernst van het onder 1 bewezenverklaarde feit, de door de raadsvrouw voorgestane toepassing van artikel 9a Sr (schuldig verklaring zonder oplegging van straf) niet passend acht.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep niet de indruk gewekt dat hij het verkeerde van zijn handelen inziet. Integendeel, hij heeft steeds volgehouden dat hem geen verwijt in strafrechtelijke zin kan worden gemaakt. Daarom zal het hof ter bescherming van de integriteit van het openbaar bestuur aan de verdachte naast de hierboven genoemde voorwaardelijke straf de bijkomende straf van ontzetting van het recht om een bestuurlijk ambt op gemeentelijk, provinciaal en rijksniveau te bekleden opleggen voor een periode van twee jaren. Dit houdt in dat de verdachte lid van de gemeenteraad en van Provinciale Staten kan blijven.
16. Toepasselijke wettelijke voorschriften
BSLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het Openbaar Ministerie ter zake van het onder 3 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging voor zover dit feit betrekking heeft op strafbare feiten in de periode van 1 februari 2010 tot 16 oktober 2010.
Verklaart het Openbaar Ministerie voor het overige ontvankelijk in zijn strafvervolging;
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 primair, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte:
Ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 primair, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde
tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ter zake van het onder 4, 5 en 6 bewezen verklaarde
Ontzet de verdachte van het recht tot het bekleden van een bestuurlijk ambt op gemeentelijk, provinciaal of rijksniveau voor de duur van 2 (twee) jaren.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. W.J. van Boven en mr. E.C. van Veen, in bijzijn van de griffiers mr. M.Th.A. de Ridder en mr. J. van der Vegte.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 december 2017.